Koudvervormd staal is harder, de buigbaarheid neemt af en de weerstand tegen buiging neemt toe. Dat komt doordat bij het koudvervormen het kristalrooster permanent (voorbij de vloeigrens) wordt vervormd, de kristallen komen hierdoor onder spanning te staan. De taaiheid en vervormbaarheid nemen af, en het staal breekt bij vervorming makkelijk.
Bij warmvervormd staal hebben de kristallen onder de hoge temperatuur de kans zich weer te herschikken (de walstemperatuur ligt boven de rekristallisatietemperatuur), en het staal behoudt daardoor zijn taaiheid en vervormbaarheid.
Als je warmvervormd staal tot over de vloeigrens belast zal het niet direct breken, maar insnoeren/vervormen, en als je naar de eigenschappen van het ingesnoerde/vervormde deel kijkt, blijkt dat deze hetzelfde zijn geworden als die van koudvervormd staal. Koudvervormd staal zal zonder voorafgaande tekenen (merkbaar vloeien) bij overbelasing knappen.
Het is wel een beetje te vergelijken met een staafballon die heel slap of juist heel hard opgeblazen wordt. De laatste is minder en moeilijker vervormbaar, harder en zal (als hij niet knapt) weer terugschieten in zijn oorspronkelijke vorm.
Wil je een wat meer theoretische beschrijving kijk dan eens
hier en
hier.