Bij spectografische meting van de radiale snelheid (zoals bij
Harps): Door de uit de verplaatsingssnelheid van de ster afgeleide massa van het object. Planeten zijn (veel) minder zwaar dan sterren.
Bij waarnemingen door bedekking (zoals bij
Kepler): Dan zal er vervolgonderzoek nodig zijn, en dat gebeurt ook altijd. Kepler wijst alleen kandidaten aan. D.m.v. een instrument als Harps wordt daarna de radiale snelheid vastgesteld.
Ideaal heeft men na deze twee methoden de diameter (afgeleid van het bedekkingspercentage van de ster) en de massa (afgeleid van de bewegingen van de moederster), en dus de dichtheid. Uit de omloopduur volgt de afstand tot de ster en dus een indicatie van de temperatuur bij de kandidaat. Soms leidt meer informatie a.g.v. spectroscopie en precisieobservatie tot een ruwe indicatie van de samenstelling van de atmosfeer van een exoplaneet.
En natuurlijk blijven er dan nog twijfelgevallen over; Bijvoorbeeld bij de objecten die tussen planeten en sterren inzitten zoals bruine dwergen (objecten met meer dan ongeveer 15 Jupitermassa's en minder dan een rode dwergster). Aan de onderkant van de massaschaal van bruine dwergen zit een wat grijs gebied waarbij er discussie kan zijn of het hier al dan niet om een planeet gaat.