Berekenen minst gevormde voortplantingscellen

[RubyWooby]

Goedenavond,

Ik ben oude examens aan het maken en kwam onderstaande opgave tegen.
Zou iemand kunnen uitleggen hoe je deze opgave oplost? Ik snap niet hoe er tot een antwoord gekomen kan worden....

Een bepaald dier heeft het genotype QqRrTt. De allelen zijn gekoppeld zoals hieronder getekend



Q............R..............T
_____________________
_____________________
q.............r..............t

(De letters staan in de opgave recht onder elkaar)



In de bovenstaande tekening zijn tevens de relatieve afstanden tussen q, r en t schematisch aangegeven. Het dier kan wat deze genen betreft acht verschillende voortplantingscellen maken.

Welke twee type voortplantingscellen worden het minst gevormd?

a. QRT en qrt
b. QRt en qrT
c. Qrt en qRT
d. Qrt en qRT


Met vriendelijke groet,
Rubywooby

[RedCat]

Je alternatieven c. en d. zijn hetzelfde.
Waarschijnlijk bedoelen ze:

a. QRT en qrt
b. QRt en qrT
c. Qrt en qRT
d. QrT en qRt

Zie je dan het goede antwoord?

Hint: is de kans op crossing-over groot of klein?

[RubyWooby]

Dag Redcat, bedankt voor het reageren! (en de correctie)

Mijn manier van denken zal wel compleet verkeerd zijn, want ik begrijp letterlijk niet hoe deze opgave 'berekend' kan worden.

Mijn antwoord zou C zijn, omdat de hierbij de afstand het 'grootst' is. Verder dan dit kom ik niet. (Ook je hint vliegt mij compleet over het hoofd, sorry!)

Ik heb meerdere soort gelijke opgaven gemaakt maar bij deze loop ik vast. Ik snap niet hoe ik aan de hand van de afbeelding tot een antwoord kom. Ik weet wat crossing over is en het antwoord zal wellicht simpel op te lossen zijn, maar ik zie het niet.

Groet,

Rubywooby

[RedCat]

Hier de eenvoudigste manier hoe de voortplantingscellen in de alternatieven a. t/m d. gevormd kunnen worden:

Crossing-over komt niet heel vaak voor, de kans daarop is klein.
Daarom komen de voortplantingscellen van alternatief a. het meeste voor.
Alternatieven b. en c. hebben minimaal 1 crossing-over nodig, die zullen dus minder vaak voorkomen.
Alternatief d. heeft 2 crossing-overs nodig, en dat is nog veel zeldzamer.

Stel de kans op 1 crossing-over tussen 2 verschillende genen is 1% = 1 op 100 (alternatief b. en c.),
dan is de kans op 2 crossing-overs (1/100) * (1/100) = 1/10000 = 1 op 10000 (alternatief d.).


Voor soortgelijke opgaven:
Stel dat bovendien gegeven was dat de afstand tussen Q en R twee keer zo groot is als tussen R en T,
dan zal ook de kans op crossing-over tussen Q en R twee keer zo groot zijn als tussen R en T,
en in dit geval zou de kans op voortplantingscellen van alternatief c. ook 2 keer zo groot zijn als op alternatief b.
Rekenvoorbeeld:
Stel in dit geval de kans op crossing-over tussen R en T 1/100 (alternatief b.),
dan is de kans op crossing-over tussen Q en R dus 2/100 = 1/50 (alternatief c.),
en de kans op beide (1/100) * (2/100) = 2/10000 = 1/5000 (alternatief d., nog steeds veruit de kleinste).