temperatuur is niet de juiste omschrijving.
Moleculen bewegen bij temperaturen boven 0 kelvin. Ze trillen op hun plaats, of in een vloeistof trillen ze én bewegen ze door elkaar heen, daarbij oefenen ze dus steeds wisselende krachten op elkaar uit waarmee ze dus ook (bewegings)energie op elkaar kunnen overdragen. Een mooi geanimeerd plaatje van de mogelijke manieren voor een watermolecuul om inwendig te bewegen:
https://www.natuurkunde.nl/vraagbaak/22841
De moleculen in vaste stoffen en vloeistoffen hebben een gemiddelde snelheid (en hoe hoger de temperatuur, hoe hoger die gemiddelde snelheid). Maar "gemiddeld" betekent dat er snellere en tragere zijn. Moleculen in een vloeistof oefenen aantrekkende krachten op elkaar uit, en blijven daarom bij elkaar. Maar krijgt zo'n snellere nog een extra duwtje van een buurmolecuul in de goeie richting dan kan het zomaar zijn dat hij uit het vloeistofoppervlak losslaat en in de gasfase terechtkomt.
Andersom, in de gasfase vliegen die moleculen (met ook weer een gemiddelde snelheid) alle kanten op, botsen met elkaar, en in dat driedimensionale wildgeworden biljart vliegt er dus regelmatig een molecuul richting het vloeistofoppervlak. Als dat met lagere snelheid gebeurt, en de klap wordt opgevangen door meerdere moleculen, dan blijft dat molecuul in de vloeistoffase. Maar er is ook een kans dat dát molecuul wel in de vloeistof blijft, maar bij zijn botsing een ander molecuul de gasfase incaramboleert.
Tragere moleculen kunnen derhalve energie "verzamelen" op een vlak dat kouder is dan de temperatuur. Het gaat natuurlijk wel sneller als er meer warmte of temperatuur aanwezig is. Deels wordt dat opgevangen door het vergroten van het verdampingsoppervlak, het fijner vernevelen van het te verdampen water en door het vacuum.