Neem één van de kleine driehoekjes, bv. AMC. Merk op dat dat de hoek bij M het dubbele is van hoek B (middelpuntshoek=2xomtrekshoek). Pas nu de cosinusregel toe:
\( b^2=2r^2-2r²\cos2\beta=2r^2(1-\cos2\beta)=2r^2\cdot2\sin^2\beta\)
(waarbij in de laatste stap een halveringsformule gebruikt werd)
Hieruit volgt onmiddellijk b=2r sin(B). Analoog te werk gaan voor de andere 2 kleine driehoeken.