![Verstrooid :?](./images/smilies/icon_e_confused.gif)
![Verstrooid :?](./images/smilies/icon_e_confused.gif)
![Verstrooid :?](./images/smilies/icon_e_confused.gif)
![Gechoqueerd :shock:](./images/smilies/icon_eek.gif)
![Gechoqueerd :shock:](./images/smilies/icon_eek.gif)
![Gechoqueerd :shock:](./images/smilies/icon_eek.gif)
Twee dunne cirkelschijven met massa m en 4m, met stralen van respectievelijk \(a\) en \(2a\), worden star gefixeerd door een massaloze, starre staaf met lengte \( l = \sqrt{24}a\) door hun middelpunten. Dit geheel wordt op een stevig en vlak oppervlak gelegd en zonder slippen op het oppervlak aan het rollen gebracht, zodat de hoeksnelheid om de as van de staaf \(\omega\) is. Het impulsmoment van het geheel om het punt "O" is \(L\).
(A) Het massacentrum van het geheel roteert rond de z-as met hoeksnelheid \(\omega / 5\)
(B) Het rotatiemoment van het massacentrum rond het punt O is \(81ma^2\omega\)
(C) De grootte van het rotatiemoment rond het massacentrum van het geheel is \(17ma^2 \omega /2\)
(D) De grootte van de z-component van \(\vec{L}\) is \( 55ma^2\omega\)