De metingen van vorige week in de intercity konden nog wat mooier. Een smartphone bevat een accelerometer en een GPS-sensor, de ruwe sensordata kunnen geexporteerd worden naar een laptop, in excel bewerkt worden, en in grafieken weergegeven worden. De middelpuntvliedende versnelling a
mpv is gelijk aan v
2/r, waarbij de kromtestraal per drie GPS-meetpunten berekend wordt als r = Δs / sin(Δφ). De smartphone ligt in de trein plat op tafel, dus in een spoorboog met verkanting is de schijnbare zijwaartse versnelling a
schijn die de smartphone meet niet gelijk aan a
mpv.
Grafiek van de zijwaartse versnelling, gemeten in een intercity die station Halfweg passeert met een constante snelheid van 35 m/s. De versnellingen ampv en aschijn zijn positief als ze naar het noorden wijzen. De rechtergrafiek heb ik horizontaal gespiegeld omdat hij dan ruimtelijk overeenkomt met de landkaart.
Meetresultaten: in de drie de bochten A, B en C is a
schijn ongeveer de helft van a
mpv, waarschijnlijk door verkanting van het spoor. De op basis van GPS berekende kromtestraal is 1.4 km in A, 2 km in B, en 0.8 km in C. Passagiers voelen in bocht C het sterkst dat ze naar buiten worden geslingerd. Er is geen groot verschil tussen de linker- en rechtergrafiek. De dikke oranje lijn is het voortschrijdend gemiddelde van de versnelling over 5 seconden. De dunne lichtgele lijn is de instantane versnelling, niet-gemiddeld. Die lichtgele lijn laat zien dat de trein flink zijwaarts schommelt met een frequentie van 1 Hz. De versnellingsamplitude van deze schommeling, ongeveer 0.2 m/s
2, correspondeert in theorie met een bewegingsamplitude van x = a/ω
2 = 0.5 cm, wat een plausibele waarde is.
Deze metingen maken evenwel niet duidelijk waarom alleen dat ene stukje spoor bij B voorzien is van een middenrail, de versnellingen en de schommelingen zijn op andere plaatsen van dit meettraject groter. Ook blijft onduidelijk waarom slechts een van beide sporen de middenrail heeft gekregen.