Ik zit trouwens deze tekst nog eens goed door te nemen van Sten Odenwald,
https://einstein.stanford.edu/content/r ... 11332.html
maar ik vind het nogal dubieus. Hij stelt bijvoorbeeld "Experiments continue to show that there is no 'space' that stands apart from space-time itself." Welke experimenten? Hoe zou je dat überhaupt experimenteel toetsen? Dat volgt domweg uit de relativiteitstheorie. En dan zijn claim
General relativity tells us that what we call space is just another feature of the gravitational field of the universe, so space and space-time can and do not exist apart from the matter and energy that creates the gravitational field. This is not speculation, but sound observation.
Dit lijkt me wel degelijk speculatie en interpretatie, en zeker geen "sound observation" (nogmaals: welke experimenten?). Ik heb het vermoeden dat Odenwald hier indirect hint naar het "loch argument",
https://plato.stanford.edu/entries/spacetime-holearg/
Dat zegt dat we pas punten op de ruimtetijd variïeteit als gebeurtenissen kunnen interpreteren wanneer we een metriek hebben. Maar dat staat weer los van de vraag of er ruimte(tijd) kan bestaan zonder materie.
Het antwoord van de algemene relativiteitstheorie is glashelder: ja, dat kan. Ruimtetijd en energie/materie zijn dan wel gekoppeld via Einsteins veldvergelijkingen, maar gezien het bestaan van vacuümoplossingen (Minkowski, de Sitter en Anti de Sitter) dicht de algemene relativiteitstheorie een bestaan toe aan ruimtetijd los van materie/energie. Dit is overigens ook een reden waarom de algemene relativiteitstheorie niet Machiaans is: volgens Mach wordt de traagheid van een voorwerp immers veroorzaakt door alle andere massa in het heelal. Je kunt echter als oplossing een leeg heelal beschouwen met slechts één (test)deeltje erin, en de geodetenvergelijking transformeren suggereert dan dat er inertiaal ('schijn') krachten optreden. Als je de resterende massa van het heelal als M noteert en de massa van je testdeeltje als m, dan suggereert Machs principe echter dat als M --> 0, dat dan ook m --> 0 waarmee alle traagheidseffecten zouden moeten verdwijnen; zo zou er in een roterend stelsel geen centrifugaalkracht moeten optreden, omdat volgens Mach de oorzaak van deze centrifugaalkracht het draaien van m ten opzichte van M is. Een simpele berekening leert echter dat de connectiecoëfficiënten in de geodetenvergelijking voor je testdeeltje een centrifugaalkracht opleveren.
Dat zat Einstein geloof ik oorspronkelijk ook dwars, maar omdat Mach's principe tegenwoordig vanwege z'n vaagheid sowieso niet breed wordt gedragen door fysici wordt dat tegenwoordig niet als een probleem gezien.
Kortom: ik vind de claims van Odenwald nogal dubieus, en bij gebrek aan referenties zou ik er niet al teveel aandacht aan schenken.