"Het punt š“(2, 6) wordt gespiegeld om
a. de rechte š ā š¦ = 1/2x
b. de rechte š ā š¦ = 3š„,
c. de rechte š ā š¦ = 3š„ + 1.
Bepaal voor elke opgave de spiegelingsmatrix en het beeldpunt š“ā van š“(2, 6)."
Ik heb geen flauw idee hoe ik hier aan moet beginnen? In de oplossingssleutel werken ze met basispunten e1 en e2?