Hallo!
Wat moeite met bepalen van lijdend voorwerp in deze twee zinnen:
1. Geeft die docent altijd zo veel huiswerk op tijdens de les?
PV = Geeft
werkwoordelijk gezegde = geeft op
Onderwerp = de docent
Lijdend voorwerp: wie of wat geeft de docent op?
Is het nu: 'zo veel huiswerk' of is het alleen 'huiswerk'?
2. De supporters van Ajax zijn afgelopen zaterdag uit de binnenstad gedreven door politieagenten
Pv = zijn
wwg = zijn gedreven
onderwerp = de supporters van Ajax.
Maar dan......kun je geen vragende zin maken als 'wie of wat zijn de supporters van ajax gedreven'? Het wordt makkelijker als je 'door wie of wat' kunt zeggen (dan is het antwoord 'de agenten'), maar dat schrijven de regels niet voor toch? Dus is mijn conclusie dat er in deze zin geen lijdend voorwerp is? Klopt dat?