‘Dankzij aandacht ervaar je. Aandacht geef je, het is een handeling, al is dat niet altijd vrij: aandacht kan ook getrokken worden, maar ook dan is dat de voorwaarde om te ervaren. Kennelijk kan het ik een ervarend ik zijn, omdat het om een handelend ik gaat. Het is de bron van de ‘vrije wil.’
Oeps. Wat staat daar? Aandacht geven is de bron van de vrije wil. Tenminste volgens Arie Bos in zijn boek ‘Mijn brein denkt niet, ik wel.’ Ik heb dit boek van deze oud-huisarts en docent wetenschapsfilosofie en neurofilosofie aan het UMC Utrecht gekocht naar aanleiding van de vele reacties en discussies die volgden op mijn column over de vrije wil. Mijn voorlopige conclusie was toen dat vrije wil een aangename illusie is. Daarmee plaatste ik mij in het kamp van de door Bos zo verguisde hersenonderzoeker Dick Swaab, vooral bekend van zijn boek ‘Wij zijn ons brein’. Bos is het volstrekt oneens met de bewering van Swaab en veel andere neurowetenschappers dat ons gedrag geheel bepaald wordt door ons brein. Bos noemt dat neurodeterminisme.
Omdat ik mij graag laat overtuigen dat andere inzichten beter zijn, kocht ik Bos’ boek. Al snel las ik dat hij het over de boeg van bewustzijn gooide. Een mens kan immers alleen over een vrije wil beschikken als hij zich bewust is van zichzelf. Daarmee heb ik mij wel iets op de hals gehaald. Bewustzijn is een heel taai onderwerp. Om die reden heb ik ook maar de Nederlandse vertaling van het boek Consciousness Explained van de Amerikaanse filosoof Daniel C. Dennett erbij gepakt. Dit boek wordt regelmatig het standaardwerk op het terrein van bewustzijn genoemd. Dennett legt zich niet neer bij de veel gehoorde mening dat het bewustzijn nooit zal kunnen worden verklaard. Uit een boeiend mengsel van inzichten uit de filosofie, psychologie en neurologie brouwt hij een theorie over de werking van het bewustzijn. Centraal daarin staat het bewustzijn het resultaat is van hersenprocessen, dus dat het geen buiten de mens gelegen entiteit is. Dat riekt behoorlijk naar determinisme waar geen ruimte is voor de strikte scheiding tussen lichaam (inclusief hersenen) en geest (inclusief bewustzijn) zoals dat door Descartes werd betoogd. Toch gelooft Dennett in het bestaan van de vrije wil, omdat volgens hem de mens zich de toekomst kan voorstellen en in zijn handelen rekening kan houden met de eventuele gewenste en ongewenste gevolgen.
Dat past wel in het beeld dat wordt opgeroepen door het recente onderzoek dat is uitgevoerd door het Charité’s Bernstein Center for Computational Neuroscience in Berlijn. Het onderzoek ligt in het verlengde van de spraakmakende uitkomsten van het onderzoek dat in de tachtiger jaren van de vorige eeuw werden uitgevoerd door de Amerikaanse neurofysioloog Benjamin Libet. Het liet zien dat hersenen een besluit nemen waarvan een mens zich pas een halve seconde later bewust wordt. Dat is een forse aanval op de vrije wil. Maar zoals zovelen, wilde ook Libet niet van de vrije wil af. Hij stelde dat een mens tot 200 msec voordat hij in actie komt, nog kan ingrijpen. Hij kan een veto uitroepen, het free won’t, de vrije onwil. In het onderzoek van het Charité’s Bernstein Center blijkt dat inderdaad zo te zijn. Maar die 200 msec is wel het point of no return. Daarna kan de mens niet meer bewust de handeling stoppen.
Maar waar komt die vrije onwil vandaan? Hoe vrij is de vrije onwil of is die ook gewoon geprogrammeerd en gepredestineerd door nature & nurture? Voor Bos is het simpel. Hij introduceert het begrip zelf en noemt dat een belichaamd idee. Dat zelf ontstaat volgens Bos buiten de invloeden van nature & nurture, namelijk door de epigenetica. Dit vakgebied bestudeert de overerfbare en omkeerbare veranderingen in genfunctie zonder dat veranderingen in de DNA optreden. Bos schrijft: ‘En dan is er dus toch nog een kleine epigenetische factor, die niet door deze wereld gedetermineerd is, waarin het zelf zich, al in de baarmoeder, op een individuele en vrije manier uitdrukt’. Ik waag het te betwijfelen omdat epigenetica gaat over overerfbare veranderingen, dus nature.
Het idee dat er geen vrije wil is, vind ik nogal onbevredigend. Misschien is dat dezelfde onvrede die mensen hebben gevoeld toen Copernicus liet zien dat de mens niet het centrum van het universum is en toen Darwin aantoonde dat de mens niet een uniek geschapen wezen is. Ik moet bekennen dat Bennett en zeker Bos mij helaas niet hebben kunnen overtuigen van het bestaan van een vrije wil. Het probleem zit hem volgens mij toch vooral in het feit dat wij zo’n moeite hebben het bewustzijn te begrijpen. Neurowetenschapper Michael O’Shea vraagt zich in de onlangs verschenen speciale uitgave van New Scientist ‘Brein’ af of wij tegen de grenzen van ons cognitieve vermogen aanlopen als we proberen het bewustzijn te doorgronden. De bekende Britse wis- en natuurkundige Roger Penrose geeft in zijn in 1989 verschenen boek The Emporer’s New Mind daarvoor als verklaring dat het bewustzijn zich niet rekenkundig (non-algorithmic) gedraagt en daardoor niet kan worden gemodelleerd en begrepen. Dat komt volgens Penrose doordat kwantummechanica een belangrijke rol bij het bewustzijn speelt.
Nou, daar zijn we klaar mee. Het bewustzijn blijft voorlopig het terrein van de filosofen en psychologen. Dennett vertelt tijdens een TED-lezing als grap dat onderzoek naar het gedrag van een neuron het terrein van de neurowetenschap is en het onderzoek naar het gedrag van twee neuronen het terrein van de psychologie. Voor de natuurkunde valt er niet veel eer te behalen. O’Shea zegt dat wij moeten uitkijken naar nieuwe natuurkundewetten die licht zullen werpen op het diepste van alle mysteries: de natuurkundige mechanismen en principes van het bewustzijn.
Daar wachten we dan maar op.