De vraag is betrekkelijk eenvoudig voor te hoge omgevingstemperaturen: De condensor van een koel-of vriesapparaat is qua capaciteit berekend om de warmte af te voeren die door de isolatie de kast kan binnenkomen, plus de warmte die door de compressormotor wordt geproduceerd. Hoe hoger de temperatuur, hoe meer warmte afgevoerd moet worden, maar ook hoe langer de compressor moet draaien, dus hoe warmer die weer wordt. Op een goed moment wordt een grens bereikt, en zal de temperatuur in de vriezer gaan stijgen.
Verder zou door dit alles de temperatuur van het koelgas na de compressor steeds dichter bij de kritieke temperatuur kunnen komen, d.w.z. de temperatuur waarbij het koelmiddel niet meer vloeibaar is te maken. Dan houdt de koelende werking gewoon op, want als het niet meer vloeibaar kan worden, kan het ook niet meer verdampen.
Het omgekeerde geval, een te koude omgeving, is koeltechnisch gezien geen probleem, tenzij de omgevingstemperatuur daalt onder de gewenste temperatuur in het apparaat. Er kunnen wel twee andere problemen ontstaan. Ten eerste het geval van koel-vriescombinaties, of koelkasten met een vriesvak: Deze gebruiken, om te koelen, de "overschot-koude" van het vriesvak om het warmere gedeelte van de combi te koelen. Als de compressor minder vaak draait, zal warmte uit het koelgedeelte naar het vriesgedeelte trekken. Deze warmte wordt niet door het systeem naar buiten gevoerd (de compressor draait niet of te weinig), maar door de spullen in het vriesgedeelte opgenomen. Het regelsysteem is er gewoon niet op berekend, en je kunt geen -18 in je vriesvak handhaven. Ten tweede zou er in te koude omstandigheden condens en andere ellende op de elektronica van je koelapparaat kunnen ontstaan. Hierdoor kan het apparaat kapot gaan.