Antwoord 18EvilBro schreef:Raadsel 18
Wat is het volgende getal in de rij:
100, 121, 144, 202, 244, ?
400, de voorstellingen van het getal 100 in basis 10-n met n = 0 voor het eerste element uit de rij. Vandaar 400 => 4*5² = 100.
Antwoord 18EvilBro schreef:Raadsel 18
Wat is het volgende getal in de rij:
100, 121, 144, 202, 244, ?
en omdat \(a,b\) opeenvolgend geldt dus \((a+b)/2 = m \cdot n (1 < m,n < a+b). \)
De grap is dat het gemiddelde van twee getallen (hier (a+b)/2) altijd tussen die twee getallen ligt (hier a en b). En aangezien a en b twee opeenvolgende priemgetallen zijn, zijn alle getallen tussen a en b géén priemgetallen en dus te schrijven als een niet-triviaal product m.n voor zekere m>1 en n>1.dr. E. Noether schreef:en omdat \(a,b\) opeenvolgend geldt dus \((a+b)/2 = m \cdot n (1 < m,n < a+b). \)
Is dit een stelling die ik (nog) niet ken? Ik vind het namelijk niet vanzelfsprekend.
A.Square schreef:Oplossing 19:
Er zit geen Z in dat boek.
Volgens mij klopt je antwoord wel, maar het verhaal klopt op minstens een punt niet helemaal. De roodmuts kan zijn bier ook krijgen van een buurman die niet als laatste overblijft (die al veel eerder de bier in handen heeft gehad). Degene die de bier als laatste ontvangt, voor de roodmuts, geeft het biertje niet automatisch door aan de roodmuts.PeterPan schreef:Het symmetrieargument is dubieus.phi hung schreef:Raadsel 3
Is dit raadsel nu opgelost?
Hier een (hopelijk) duidelijker bewijs:
Het is triviaal voor een kring met 3 personen.
Nu volledige inductie toepassen.
Stel er zijn n+1 (n 3) personen (0,1,2, ..., n) en veronderstel dat de stelling juist is voor n personen.
Persoon 0 laten we ter plekke doodvallen .
De kans dat de beker nu van n naar 1 gaat is nu niet meer 1/2, maar dat zal ons verder een bout hachelen.
We zetten een van de n+1 kabouters een rood mutsje op.
We tonen aan dat het niets uitmaakt welke persoon het rode mutsje op heeft als het gaat om de kans dat hij als laatste overblijft.
Als we weten dat roodmuts als laatste overblijft, spelen we eigenlijk met 1 persoon minder. Roodmuts krijgt zijn biertje als laatste als hij het krijgt van zijn linker of rechter buurman, die als laatste overblijft als roodmutsje er niet zou zijn. De kans dat zijn linker buurman als laatste-1 overblijft = de kans dat zijn rechter buurman als laatste-1 overblijft = onafhankelijk van de positie van kabouter plop in de kring (volgens onze inductieveronderstelling). En dat completeert de stelling.
Je hebt gelijk, echter, als het gaat om de kans dat roodmuts als laatste overblijft hoef je het bier-doorschuif gedrag maar te volgen tot op het moment dat voor het eerst iedereen (uitgezonderd roodmuts) het biertje voor zich heeft gehad.phi hung schreef:Volgens mij klopt je antwoord wel, maar het verhaal klopt op minstens een punt niet helemaal. De roodmuts kan zijn bier ook krijgen van een buurman die niet als laatste overblijft (die al veel eerder de bier in handen heeft gehad). Degene die de bier als laatste ontvangt, voor de roodmuts, geeft het biertje niet automatisch door aan de roodmuts.
Het symmetrieargument op de site http://www.hhofstede.nl/raadsels/oplgeefhe...hetbierdoor.htm vind ik ook dubieus. De gelijkheden kloppen wel, maar dat volgt niet automatisch uit symmetrie. Want de situatie is veranderd (sommige personen kunnen niet meer als laatste zijn, want bij hun is de bier al gepasseerd). En het geldt al sowieso niet voor de personen die al van het bier hebben gedronken.
In essentie de volgende agrumentatie (met een scheel oog kijkend naar mijn bewijs van raadsel 3):phi hung schreef:Nu de vervolgvraag op raadsel 3:
Welke persoon aan tafel heeft de grootste kans de 1-na-laatste te zijn die het bier krijgt te proeven? (neem aan dat het glas nooit leeg raakt).