Forumregels
(Middelbare) school-achtige vragen naar het forum "Huiswerk en Practica" a.u.b.
Zie eerst de Huiswerkbijsluiter
Gebruikersavatar
ZonnTroLL
Artikelen: 0
Berichten: 710
Lid geworden op: di 02 aug 2005, 23:37

Ginder

Ik zou niet weten of jullie in Nederland soms "ginder" i.p.v. "daar" gebruiken, maar in Vlaanderen gebeurt het toch regelmatig. Mijn vraag is of hier iemand weet waar dat woord vandaan komt.
De mens is een dier dat met zijn voorpoten Bach speelt.
Gebruikersavatar
TD
Artikelen: 0
Berichten: 24.578
Lid geworden op: ma 09 aug 2004, 17:31

Re: Ginder

Het is in ieder geval correct Nederlands (voor "daar", meestal voor verder weg bedoeld), maar ik kan niets vinden over de oorsprong.

Misschien vind je het in een etymologisch woordenboek? Er bestaat ook "(daar)ginds", die "ginds" lijkt me wel verbonden met "ginder"...
"Malgré moi, l'infini me tourmente." (Alfred de Musset)
Gebruikersavatar
ZonnTroLL
Artikelen: 0
Berichten: 710
Lid geworden op: di 02 aug 2005, 23:37

Re: Ginder

Alvast bedankt. Helaas heb ik geen etymologisch woordenboek. Iemand die wel zo'n woordenboek ter beschikking heeft én de afkomst van het woord ginds/ginder hier even wil vermelden?
De mens is een dier dat met zijn voorpoten Bach speelt.
Gebruikersavatar
TD
Artikelen: 0
Berichten: 24.578
Lid geworden op: ma 09 aug 2004, 17:31

Re: Ginder

Noodoplossing: zo'n boeken hebben ze doorgaan ook in de bibliotheek :)
"Malgré moi, l'infini me tourmente." (Alfred de Musset)
Gebruikersavatar
Morris G.
Artikelen: 0
Berichten: 122
Lid geworden op: di 08 aug 2006, 14:03

Re: Ginder

Bron: www.etymologie.nl/
ginder, ginds bw. ‘daar, op die plaats’  

categorie: geleed woord

Mnl. ginder in myn cleet ‘daarginds in mijn kleed’ [1220–40; CG II, Aiol], ginder, van ginder ‘daar, van daar’ [1240; Bern.], in hemelrike ginder bouen ‘in het hemelrijk, daarboven’ [1265–70; CG II, Lut.K]; vnnl. ginder [1573; Thes.], ghender [1599; Kil.]. Daarnaast bestaat ginds: mnl. ghins beneuen hare ‘op die plaats naast haar’ [1265–70; CG II, Lut.K], ook ghens ‘daarheen’ in de uitdrukking hare en ghens ‘her en der’ [1265–70; CG II, Lut.K] en gontswaer ‘naar de andere kant’ [1281; CG I, 606]; vnnl. gins [1573; Thes.], gints [1590–1600; WNT].

Zie bij gene.

De Nederlandse vormen gaan terug op pgm. *jen-; de e in de positie voor nasaal plus consonant is een i geworden, zoals ook gebeurd is in twintig naast twee. De vorm ginder, ghender is te analyseren als gen- + -der, waarbij -der het suffix voortzet dat we in Gotisch jain-dre ‘daarheen’ en/of jain-þro ‘daarvandaan’ vinden. De Middelnederlandse vorm ghins, ghens is een bijwoord dat gevormd is uit gen- met bijwoordelijke -s, zoals bijv. ook elders en ergens. De d in ginds is misschien ontstaan als overgangsklank t tussen n en s (reeds 1281 gonts-waer) en als d geschreven onder invloed van ginder, maar al in het Middelnederlands komen ook vormen met -t- maar zonder -s of -er voor, als zn. in onder de steene ghint ‘onder die steen daar’ [1285; CG II, Nat.Bl.D], als aanw. vnw. gint swert ‘dat zwaard’ [14e eeuw; MNW gint], waarin gint gezien wordt als de onzijdige vorm van gene (MNW); in dialecten komen vormen als gind, gunt nog voor.

Literatuur: Schönfeld 1970, par. 40 opm. 2 en par. 78
Al zijn alle deskundigen het met elkaar eens, ze hoeven nog geen gelijk te hebben. [Russel]

Terug naar “Taalkunde”