Spaans:
(Stuur voor uitspraak ev. maar een berichtje)
Persoonlijke voornaamwoorden zijn in het Spaans optioneel en daarom ook niet overal vermeld.
¡Hola! - Hallo!
¡Adiós! - Dag!
¿Qué tal? - Alles goed? (informeel)
¿Cómo estás (tú)? - Hoe gaat-ie met jou?
¿Cómo está (usted)? - Hoe gaat het met u?
¿Cómo estáis (vosotros)? - Hoe gaat-ie met jullie?
¿Cómo están (ustedes)? - Hoe gaat het met u? (meervoud)
-------
(Yo) me llama ... - Ik heet ...
(Yo) soy de Holanda. - Ik kom uit Nederland.
(Yo) soy holandés/holandesa. - Ik ben Nederlander/Nederlandse.
-------
¿Habla(s) holandés? - Spreekt u (je) Nederlands?
No hablo español. - Ik spreek geen Spaans.
Sólo hablo un poquito español - Ik spreek maar een klein beetje Spaans.
¡Más despacio, por favor! - Iets langzamer, alstublieft!
Sólo hablo holandés y ...*. - Ik spreek alleen Nederlands en ....
- *alemán - Duits
*inglés - Engels
*francés - Frans
*frisón - Fries
-------
Lo siento (mucho). - Het spijt me (zeer).
¡Perdón!/¡Perdona! - Sorry!
¡Qué lástima! - Wat jammer/vervelend!
-------
¿Dónde está el/la ...* ? - Waar is de/het ...?
¿Me podría decir dónde está el/la ...*? Zou u mij kunnen vertellen waar de/het ... is?
¿Hay un/una ...* (por aquí)? - Is hier een ... (in de buurt)?
- *el/un banco - de/een bank
*el baño/lavabo/aseo/servicio - het toilet
*el/un cajero automático - de/een pinautomaat
*la/una farmacia - de/een apotheek
*la/una iglesia - de/een kerk
*la/una oficina de correos - het/een postkantoor
*la oficina de turismo - 'de VVV'
*el/un supermercado - de/een supermarkt
*la/una salida - de/een uitgang
------
¡Por favor! - Alsjeblieft!
Por favor. - Alstublieft. (vragend)
Aquí tiene. - Alstublieft. (gevend)
(un/una)/dos/tres/cuatro/cinco ...*, por favor. - een/twee/drie/vier/vijf ..., alstublieft.
- *una cerveza(s) - een biertje(s)
*una hamburguesa(s) - een hamburger(s)
*un pan - een brood/broden
-------
Me duele ...* (ev) - ... doet zeer.
Me duelen ...* (mv) - ... doen zeer.
(In het Spaans gebruikt men in deze constructies bepaalde lidwoorden ipv bezittelijke voornaamwoorden)
- *la cabeza - m'n hoofd
*el dedo (de pie) - m'n vinger (teen)
*los ojos - m'n ogen
*las orejas - m'n oren
Zoiets? Hopelijk is dit wat je in gedachten had en kan je er een beetje wijs uit komen.