Stel, u bent geboren in een gezin waarin de ouders afwezig zijn, waar veel ellende is en u een ongelukkige jeugd hebt. Maar na uw vijfde jaar is er een wonderbaarlijke ommekeer, de ouders zorgen met liefde voor het gezin, de gezinssituatie is beter dan ooit en u voelt u voor de rest van uw leven gelukkig. Zowel de eerste 5 jaar met ongeluk als de rest van uw leven met een veel groter geluk dan u zich voor kon stellen heeft u te danken aan die ouders. Ze verontschuldigen zich en leggen uit hoe het komt, u begrijpt het volkomen en u heeft zelfs wat van die eerste 5 jaar geleerd. Nu bent u volmaakt gelukkig en hoe erg de ellende ook is geweest, het gevoel van nu doet de oude wonden vergeten.
Zou u dat accepteren en zou u het uw ouders vergeven?
Grote kans van wel.
Als we dat nu op het geloof betrekken.
Stel u heeft een verschrikkelijk leven, zoals sommige joden tijdens de tweede wereldoorlog. Maar zodra u sterft, genezen al uw wonden, u wordt volmaakt gelukkig en alles blijkt relatief en begrijpelijk, voor eeuwig.
Zou u ook dan de verschrikkingen aan een god kunnen vergeven?
Zelfs de ergste?
Het gaat mij er niet om u te overtuigen van een geloof of om kwaad te
bagatelliseren. Het gaat mij erom dat het argument 'alle kwaad in de wereld wijst erop dat mensen die in god geloven hypocriet zijn', niet
zo steekhoudend hoeft te zijn als op het eerste gezicht mag lijken.
We moeten voorzichtig zijn te oordelen over 'goed' en 'kwaad'.
Mensen die daar over struikelen zijn niet alleen atheïsten.
Sommige fanatieke gelovigen en in feite veel 'gewoonte'gelovigen
hebben hier ook moeite mee.
Men maakt zich druk om aardse zaken: rechtvaardigheid, materieel bezit, erkenning, gezondheid, acceptatie, bescherming en heel veel van dat soort uit verlangen en angst geboren behoeften. 'Gewoonte'gelovigen leggen de nadruk op formaliteiten, kerkgang, sociale regels en andere verwachtingen waardoor ze zich vaak star opstellen in het leven, onbegrip tonen, of inwendig conflicten ervaren met het geloof. Zouden ze overstijgend en mystiek-gevoelsmatig geloven en de hang naar aardse zaken loslaten, zouden ze zich veel relativerender opstellen.
Meer fanatieke gelovigen zoeken vaak naar vervulling van politieke doelen, soms zelfs aangedreven door haat en de roep om vergelding. Onvreden uit hun persoonlijk tijdelijke aardse leven wordt een obsessie en ook zij zijn niet in staat los te laten en de god(en) zelf te laten oordelen en ware mystiek te ontdekken.