Toch nog eens even naar dit probleem gekeken. Om te beginnen zet ik de linker balk rechtop. Daardoor
\(\phi=30^{\circ}\)
.
- balk2 1206 keer bekeken
Je kunt de kracht van de ketting op de balken ontbinden in een kracht loodrecht op de balk en een kracht evenwijdig aan de balk. De krachten loodrecht op de balk zorgen voor een doorbuiging
\(\delta_{L}\)
en de krachten evenwijdig aan de balk zorgt voor een doorbuiging
\(\delta_{N}\)
. De onderschriften 1 en 2 verwijzen naar respectievelijk balk 1 en balk 2. Doordat de balken gaan doorbuigen zullen de waarden van a en b veranderen. Ik neem dus aan dat de kettingverbinding een starre staaf is.
\(\Delta a = \delta_{L_{1}} - \delta_{L_{2}}sin \phi - \delta_{N_{2}}cos \phi\)
\(\Delta b = \delta_{N_{2}}sin \phi - \delta_{L_{2}}cos \phi - \delta_{N_{1}}\)
Voor en na de doorbuiging is de staaf even lang dus:
\(\sqrt{a_{0}^2+b_{0}^2}=\sqrt{a^2+b^2}\)
Gebruik hierbij dat
\(a=a_{0}+\Delta a\)
en
\(b=b_{0}+\Delta b\)
Alle doorbuigingen zijn in te vullen met behulp van de zogenaamde "vergeet-me-nietjes", zoals
\(\delta=\frac{PL^3}{3EI}\)
en dergelijke. De enige onbekende die dan nog overblijvf is de normaalspanning in de staaf. Als je deze kent, dan ken je alle uitwendige krachten op de staaf en kun je gaan bekijken waar de maximale spanning zit en kun je een combinatie van wanddikte en diameter kiezen. Laat even horen of het lukt.