iBart schreef:Dit zijn de scherven in het water,
De scheuren in het schuim,
De kloven in het hout.
Dit lijken me pijnlijke herinneringen te zijn die de mens (hier de non) niet kan vergeten, lijkt me duidelijk.
Ik denk dat dit metaforen zijn voor de "scheuren" in haar geloof.
De jonge non gedenkt in haar gebeden
De geur der paarden,
De gouden aarde, de velden van katoen, het land van koren,
Dit lijken me herinneringen te zijn waar ze graag aan terugdenkt.
Geur der paarden => hoe goed ze het vroeger had
De gouden aarde => hoe goed de wereld wel niet was/is?
Velden van katoen + land van koren => de vrijheid die ze had?
Alles drukt m.i. een bepaalde soort weemoed naar de eenvoud van het "kind-zijn" uit, of in ieder geval de tijd waar haar geloof nog duidelijk was voor haar. Alles was duidelijk. De geuren, kleuren, de schoonheid ervan duidelijk waarneembaar, zonder gecompliceerde overwegingen. Toen was voor haar nog alles, in zijn schoonheid, duidelijk door God geschapen. Het was toen niet moeilijk te geloven.
En toen vóór Kristus, in de Gouden Eeuw,
Deze week nog,
De tijd uit zijn kooien brak.
Hier kom ik niet goed aan uit. Misschien een beetje spottend? Humor?
Ze wordt ouder, en elke week weer, en ouder worden kenmerkt zich door groeiende kennis. Kennis die in de Gouden Eeuw hoog in het vaandel begon te staan, waar wetenschap belangrijk werd. Kristus is hier m.i. een metafoor voor haar geloof. En omdat haar groeiende leeftijd en daarmee kennis bepaalde twijfels aan haar geloof met zich meebrengt, kun je dit denk ik zien als: ik twijfel, dan kom ik weer even terug bij mijn geloof, dan twijfel ik weer. "Vóór Kristus" is een metafoor voor de momenten dat twijfel omtrent het geloof ontstaat.
Tijd als kind op een rode veloped,
Tijd die de stuipen krijgt,
Tijd, een vrouwenbuik verhakkeld en gemerkt,
Tijd in de poriën van zand als water
Tijd met de geur van zout en vrouwen
Tijd in de poriën van zand als water => de tijd is snel, het leven gaat vlug voorbij.
De andere verzen zou ik niet echt iets over kunnen zeggen.
Tijd als kind op een rode veloped: raast voort
Tijd die de stuipen krijgt: oncontroleerbaar
Tijd, een vrouwenbuik verhakkeld en gemerkt: laat haar sporen achter
Tijd in de porien van zand als water: vloeit haast ongemerkt weg
Tijd met de geur van zout en vrouwen: gaat niet verloren, we kunnen ons aan eerdere tijden herinneren, maar het blijft ongrijpbaar, we kunnen het niet eeuwig vasthouden, net zoals de (vluchtige) geur van zout en vrouwen.
Dit is een gebed zo schraal zo mager
Dat het de ertsen raakt die in u
Onvermoeid te gronde gaan.
Dit lijkt me zeer negatief. Tegen het Christendom gericht?
Haar gebed is schraal en mager omdat ze twijfelt aan haar geloof. Ze voelt zich niet oprecht naar God toe. Ze heeft het gevoel niet te voldoen aan het "onvoorwaardelijke" geloof. Haar geloof is dus schraal en mager. Haar twijfels raken de basis van haar geloof, dat wat vroeger zo vast als een rots stond (de ertsen raakt). Ze denkt dat als zij twijfelt, anderen dat ook zullen doen, zie de referentie naar de Gouden Eeuw. Ze denkt dat tijd, de ontwikkeling etc. ervoor zorgt dat het geloof steeds minder vaste voet in de grond heeft en dus "de ertsen in u onvermoeid te gronde gaan". Onvermoeid: het is een doorlopend, langzaam, maar niet te stoppen proces. Vanwege de tijd. Het geloof in God zal uiteindelijk geen plek meer hebben in deze wereld.
Dit gedicht verhaalt m.i. over de twijfels van de non m.b.t. haar geloof en haar angst dat het geloof, waarvan zij denkt dat het iets moois is, een bepaalde schoonheid van de wereld om ons heen bevestigt, uiteindelijk, na verloop van tijd, helemaal verloren zal gaan. Ze zou willen dat ze de tijd stil zou kunnen zetten, maar weet ook dat dat niet mogelijk is. De tijd is machtig.