Het is in principe iets ingewikkelder (maar je hebt gelijk). De planeten ondervinden in de beschrijving van AR niet echt een versnelling: ze volgend juist het pad van de geodeten. De redenering die je toepast is perfect voor een stilstaande planeet. (of voor onze metingen: voor stilstaande klokken op aarde en hoger) In principe is het de kromming van de tijd die dominant is, dus je redenering zal zeker bij benadering juist zijn (en kromming t.g.v. ruimtelijke kromming en beweging zullen er een kleine perturbatie op brengen).
Wat ik bedoel is het volgende. We kunnen vertrekkende van de schwarzschildmetriek de infinitesimale verandering van een eigentijd berekenen na een infinitesimale verandering van de eigentijd van een stilstaande waarnemer op oneindig. Voor de roterende planeten volgt (letterlijk invullen in de schwarzschildformule, die je bijvoorbeeld op wikipedia vindt):
\(c^2d\tau^2=\left(1-\frac{r_s}{r}\right)^2c^2dt^2-r^2\omega^2dt^2\)
Passen we Keplers wet toe (benadering)
\(\omega^2\propto\frac{1}{r^3}\)
Dan zien we dat beide effecten in dezelfde richting werken (kleinere r= kleinere tijdsaanduiding op klok tussen 2 gebeurtenissen die volgens een waarnemer op oneindig even lang duurden).
Het (correcte) verhaal dat Lucas bracht is een verhaal zonder de (kleine) 2de term in de vergelijking. Al bij al misschien een opmerking die naar muggenziften nijgt (maar die hopelijk ook verduidelijkend werkt voor hoe je zoiets wiskundig inziet).