De Raad komt op grond van deze overwegingen tot de conclusie dat het gedrag van appellant niet kan worden aangemerkt als verwijtbaar jegens de werkgever.
Gelet hierop heeft het Uwv ten onrechte de door appellant gevraagde WW-uitkering geweigerd wegens verwijtbare werkloosheid als bedoeld in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW. Hieruit volgt dat het bestreden besluit berust op een onjuiste wettelijke grondslag en voor vernietiging in aanmerking komt, evenals de aangevallen uitspraak, waarbij dat besluit in stand is gelaten.
Hij heeft zich dus niet verwijtbaar tegen zijn werkgever gedragen, want het was in de privesfeer gebeurd, niet op het werk, en hij deed zijn werk verder gewoon goed, en de werkgever heeft hem na een bezoek van de politie niet daarover aangesproken.
5.3. Hetgeen in 5.2. is overwogen neemt niet weg dat appellant naar het oordeel van de Raad het risico heeft genomen dat, indien zijn gedrag bij de werkgever bekend zou worden, zijn collegas niet meer met hem zouden willen samenwerken en de werkgever het vertrouwen in hem zou verliezen, met een beëindiging van de dienstbetrekking tot uiteindelijk gevolg. Nu appellant daarnaast, toen hij in september 2005 in voorlopige hechtenis werd genomen, niet onmiddellijk opening van zaken heeft gegeven aan de werkgever, maar zich heeft laten ziekmelden is de Raad met het Uwv en de rechtbank van oordeel dat appellant kan worden aangerekend dat de dienstbetrekking door de werkgever is beëindigd.
Appellant kan dan ook worden verweten dat hij door eigen toedoen passende arbeid niet heeft behouden. Hiermee heeft hij het in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten derde, van de WW opgenomen voorschrift overtreden. Aangezien het Uwv de maatregel van een blijvend gehele weigering van de uitkering ook op grondslag van deze wettelijke bepaling had kunnen opleggen ziet de Raad aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit geheel in stand te laten.
Maar de weigering van uitkering van de Uwv kon in stand blijven omdat het gedrag in strijd was met artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten derde en de WW dus sowieso geweigerd had kunnen worden. M.a.w. omdat hij zich ziek heeft gemeld (terwijl hij gearresteerd was en daar geen ruchbaarheid aan heeft gegeven) en omdat hij had kunnen weten dat hij het risico liep dat zijn collega's niet meer met hem zouden willen werken als het bekend werd heeft hij zich schuldig gemaakt aan: "het door eigen toedoen niet behouden van passende arbeid."
Tja, dat eerste (niet eerlijk zijn, je ziek melden terwijl je gearresteerd bent) vind ik een goede reden om te stellen dat iemand door eigen toedoen "passende arbeid niet heeft behouden". Maar dat had ik ook een goede reden gevonden om te stellen dat hij zich "verwijtbaar" tegen zijn werkgever heeft gedragen. Hij liegt immers, meldt zich onterecht ziek, en ik neem dat in zijn contract staat dat hij zich niet onterecht ziek mag melden. Anderzijds KON hij niet naar zijn werk gaan, hij was dus niet aan het klaplopen. Dus snap ik wel dat men het onderscheid maakt tussen de twee wijzen van baan verliezen.
Dat tweede, dat hij had kunnen weten dat hij het risico liep dat zijn collega's niet met hem zouden willen werken, vind ik geen goed argument
op zich voor "het door eigen toedoen niet behouden van passende arbeid". Stel dat iemand in een homofobe omgeving werkt en zich bekend maakt als zijnde homosexueel. Er komt trammelant, de werkgever kiest ervoor hem te laten gaan (wat niet mag, maar hij verzint een andere reden). Hier kan de Uwv dan toch moeilijk een uitkering weigeren. Dan mag je het argument "hij had kunnen weten dat hij het risico liep dat zijn collega's niet met hem zouden willen werken" toch niet aanvoeren om te bepalen dat iemand "door eigen toedoen passende arbeid niet heeft behouden"?