Pointer en anderen, graag weer even de focus op de kern van de zaak, zoals AdPruys ook al probeert. De rechtzaak waar deze topic om draait, draait niet om de schuld of onschuld van de man inzake het kinderpornobezit. Dat is een andere zaak, waarvoor de man is veroordeeld. Deze zaak draait daar niet om, maar gaat alleen het al dan niet recht hebben op een WW-uitkering en de bijbehorende rechtsgronden.
Ik had inderdaad geprobeerd de rechtsgronden te bespreken, maar daarvoor moet men wel de WW erbij pakken. Hieronder heb ik de relevante stukken tekst waarnaar gerefereerd wordt met kleur gecodeerd. Elke kleur levert, van boven naar beneden gelezen, een volledige grammaticale zin op. Op die manier wordt er dan ook in de uitspraak van de rechtbank naar verwezen (bijvoorbeeld:
artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a). De aanhef van lid 1 heb ik om die reden herhaald.
Artikel 24 (WW)
1. De werknemer voorkomt dat hij:
1. De werknemer voorkomt dat hij:
a. verwijtbaar werkloos wordt;
b. werkloos is of blijft, doordat hij:
1°. in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen;
2°. nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt;
3°. door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt;of
4°. in verband met door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
2. De werknemer is verwijtbaar werkloos geworden indien:
a. aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de werknemer terzake een verwijt kan worden gemaakt;
b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
Er werd gezegd in de uitspraak:
Gelet hierop heeft het Uwv ten onrechte de door appellant gevraagde WW-uitkering geweigerd wegens verwijtbare werkloosheid als bedoeld in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW
Vraag A.) Hier vroeg ik me dus af of het bewust liegen tegen je werkgever over de redenen voor je afwezigheid niet ook valt onder "verwijtbare werkeloosheid" (rode en paarse tekst). M.a.w. kan het "liegen" van een werknemer over
de redenen van zijn afwezigheid als "dringende noodzaak" (paarse tekst) beschouwd worden als hij sowieso verhinderd was om te komen? De rechtbank dacht van niet.
Appellant kan dan ook worden verweten dat hij door eigen toedoen passende arbeid niet heeft behouden. Hiermee heeft hij het in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten derde, van de WW opgenomen voorschrift overtreden
Vraag B.) Hier vroeg ik me dus af of het argument dat hij had kunnen weten dat hij het risico liep dat zijn collega's niet met hem zouden willen werken had mogen worden opgevoerd als argument voor het overtreden van het WW artikel dat ik hierboven in groene tekst heb neergezet. M.a.w. is dat een argument om in het algemeen, wettelijk technisch te mogen spreken van het overtreden van de groene tekst?
Is deze discussie dan niet al lang over? Als we ons moeten beperken tot deze zaak, niet mogen generaliseren, geen hypothetische variaties op het senario mogen overwegen, en ook geen andere zaken er bij mogen betrekken dan houd het snel op.
Waar het om gaat is dat het erop lijkt dat men niet lijkt te begrijpen waar de uitspraak van de rechtbank om draait. Wat de rechtbank precies heeft gezegd is nl. gewoon dat de Uwv de uitkering heeft geweigerd op grond van de rode en paarse tekst, en dat dat niet terecht was. Maar dat Uwv sowieso de uitkering had
kunnen weigeren op grond van de groene tekst, en dat daarom de uitspraak (weigering van de uitkering) in stand blijft. Dat de Uvw wel de rechtskosten moet dragen omdat het haar schuld was dat er (terecht) in beroep is gegaan, immers ze had volgens de rechtbank een fout gemaakt. Wat ik een beetje betwijfel (zie Vraag A.) hierboven.
Pointer schreef:O, sorry. Als die kinderpornoaffaire en wat zoiets teweeg brengt op de werkvloer, vooral als erover in de krant geschreven wordt, met deze ww-zaak niets uitstaande heeft, dan heb ik er van aanvang af helemaal niets van begrepen en de Centrale Raad van Beroep ook niet, vrees ik, want in het stuk van die Raad wordt er nogal wat aandacht aan besteed, wat me dan overbodig lijkt. Ik snap het dus nog steeds niet. Leg dit uit, asjeblieft.
Heeft Veertje dan gelijk, dat hetzelfde ook een homo in een homofobe omgeving had kunnen treffen?
In dat geval zitten we door deze uitspraak met een fors probleem, lijkt me.
Ik voerde het voorbeeld van de homofobe omgeving inderdaad aan omdat ik het argument wettelijk technisch gezien een beetje gevaarlijk vind om als precedent vast te leggen. Zie Vraag B.) boven.