Ik heb een eindwerk en ik gebruik hierin een kettingoverbrenging.
Mijn leerkracht zij dat ik rekening moest houden met het lui en trkkend part.
D.w.z. dat het onderste gedeelte van mijn kettingoverbrenging gespannen staat en het bovenste gedeelde hangt een beetje door. Dit zou volgens mijn leerkracht een invloed hebben op het koppel dat ik nodig heb om de kettingoverbrenging te laten draaien.
Weet u toevallig hoe ik de tegenwerkende krachten kan berekenen bij het lui en trekkend part?
Echter is mijn kettingoverbrengingsverhouding 1, dus de deling van de hartafstand van kettingwiel en ketting zal ook 1 zijn. Ik denk dat mijn leerkracht hiermee bedoeld dat de ketting onderaan spant omdat hij aangetrokken wordt door het aangedreven kettingwiel. Aan de bovenzijde van de 2 kettingwielen hangt de ketting een beetje door. Hierdoor zou het onderste of het bovenste gedeelte iets harder trekken waardoor er een tegenwerkende kracht ontstaat. Enkel weet ik niet hoe ik deze kracht kan berekenen