ik heb enkele vragen over wetenschapsfilosofie.
1)Geef een voorbeeld van 2 theorieen waarvan de 1 meer falsificeerbaar is dan de andere
Alle exacte vakken vallen hieronder, want die zijn empirisch toetsbaar. Alles wat in een formule of een vergelijking gegoten kan worden, kan worden getoetst, dus ook gefalsificeer.
2)Geef een voorbeel van een ad-hoc-theorie
Als je hiermee bedoelt theorieen die niet falsificeerbaar zijn, dat zijn alle overige, dus waarvan de kwantoren niet voldoende exact vaststaan.
3)Wat leverde Poppers theorie op voor de wetenschapsfilosofie
Het begrip demarcatiecriterium en falsificeerbaarheid, die nadere uitwerking vormen van positief (stellend) en negatief (ontkennend). Om iets te weten moet je het relateren, positioneren, vandaar stellende bewering. Een openbaring stelt vanuit het niets en is om die reden geen wetenschap. Wetenschap bestaat uit verbanden, niet uit losse weetjes.
4) Wat houd in het begrip: corroboration
Je kunt iets alleen bevestigen als het ergens aan gerelateerd is op een expliciete manier.
5) Formuleer een niet falsificeerbare uitspraak binnen de wiskunde
Axioma's?
. Op basis van wat besluit je echter dat een theorie gefalsificeerd kan worden? Door de theorie te daadwerkelijk te falsificeren? In dat geval heeft de theorie echter afgedaan en is daarmee het falsificatieprincipe geen haalbare kaart om wetenschappelijk van non-wetenschappelijk te onderscheiden.
Door te toetsen aan empirie, dus waarnemingen.
Volgens mij haal je hier een theorie (=elke andere theorie dan het falsificatiecriterium, dat op zich geen theorie is in wetenschappelijke zin) en 'de theorie' door elkaar. Met het tweede 'de theorie' bedoel je de opvatting dat falsificatieprincipe een geldig wetenschappelijk principe is. Verwar niet het populaire gebruik van 'theorie' voor alles wat complexer is dan het alledaagse met wat wetenschappers verstaan onder theorie. In je tekst geef je zelf aan dat falsificatie een principe is, geen theorie.