Op 15 juni 2007 heeft de rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in de zaak tegen de Libier, welke verdacht werd van de schipholbrand. Hoe tegen de uitspraak aan te kijken?
De uitspraak:
De rechtbank concludeert uit de technische onderzoeken en uit de verklaringen van de verdachte dat hij met het wegschieten van een sigarettenpeuk de brand op het bed in zijn cel heeft veroorzaakt. De man heeft hiermee niet de vooropgezette bedoeling gehad om brand te stichten, maar door zijn handelen heeft hij welbewust het risico aanvaard dat hierdoor brand zou ontstaan. De verdachte heeft immers:
- de sigaret niet uitgemaakt,
- zich er niet van vergewist dat de sigaret uit was,
- de peuk weggeschoten in de richting van het voeteneinde van het bed terwijl hij wist dat daar een weggetrapt laken en een deels afgerolde rol wc-papier lag,
- niet gekeken of die sigaret op brandbaar materiaal was terechtgekomen.
Deze handelwijze betekent dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op brandstichting.
De rechtbank wijst er in het vonnis op dat de opzet van de verdachte weliswaar niet gericht is geweest op de gevolgen van de brand, te weten de dood van 11 celbewoners, maar houdt de verdachte hiervoor wel verantwoordelijk. Het is immers redelijkerwijs te voorzien dat bij een brand in een cellencomplex, waarin degenen die daar zijn opgesloten zich niet zelf kunnen bevrijden, dodelijke slachtoffers kunnen vallen. De eventuele tekortkomingen in het gebouw of in de hulpverlening doen niet af aan de verantwoordelijkheid van verdachte, als veroorzaker van de brand.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de door de Libiër opzettelijk gestichte brand de dood van 11 personen tot gevolg heeft gehad en de K-unit van het cellencomplex heeft verwoest.
Tot zover even de uitspraak.
HR Porsche arrest
In dit arrest speelde de hierna volgende casus.
De verdachte werd door het gerechtshof in Den Bosch in eerste instantie veroordeeld voor doodslag. Het hof meende dat het meermaals door rood rijden, de te hoge snelheid, het dronken zijn en het gevaarlijk inhalen blijk gaf dat hij willens en weten de aanmerkelijke kans had aanvaard dat andere verkeersdeelnemers door zijn gedrag om het leven zouden komen. De kansopzet werd dus, net als in de schipholbrand zaak, aangenomen en verdachte werd veroordeeld voor doodslag.
De Hoge Raad was het echter niet eens met deze redenering en beriep zich op een algemene ervaringsregel, namelijk dat de verdachte zichzelf niet van het eigen leven wilde beroven; de verdachte brak namelijk meermaals zijn inhaalpogingen af. Dit zou erop duiden dat hij niet de aanmerkelijke kans op de koop toenam dat er een frontale botsing met een tegenligger zou plaatsvinden waarbij hij zelf tevens het leven zou laten.
Weer terug naar de schipholbrand
Welliswaar ontbreekt er een aanwijzing zoals het afbreken van inhaalpogingen, maar er kan in mijn ogen allerminst worden gesproken in casu dat verdachte zich van het leven wilde beroven. Het ontbreken hiervan heeft in het HR Porsche arrest er toe geleid dat verdachte niet schuldig aan doodslag kon worden bevonden. Een soort gelijke casus speelde ook in HR Zeeuwse motorrijder (ook al draait het in dit arrest voornamelijk om art. 12 Sv)
Mijn vraag is: hoe kijken jullie hier tegen aan. Had verdachte veroordeelt (even vanuit gaande dat er geen andere gronden zijn om niet tot een veroordeling te komen) moeten worden voor opzettelijke brandstichting met de dood tot gevolg? Of voor brand door schuld met de dood tot gevolg?
Bovenstaande post stond op het forum van www.tiego.nl maar daar is nog niet op gereageerd, vandaar dat ik het hier probeer.