Ik kom in een 'oude' excel berekening tegen dat een stalen dakplaat ( A1 ) inclusief verstijvingsribben ( A2 ) als volgt wordt berekend op weerstandsmoment :
W (A1) = 1/6 bh^2 + W ( A2 ) = 1/6 bh^2 waarbij men er vanuit gaat dat b = 10xh ????
Dat laatste kan ik wel begrijpen wegens het plooien van de plaat, maar ik wil bewijs hebben.
Je haalt een stukje uit die plaat,je moet van rib tot rib rekenen,ofwel een rib met een horizontaal deel de afstand van h.o.h rib (zeg maar 20 of 30 cm,etc) en de totale hoogte van 1 rib plus plaatdikte.
Op te splitsen in dus het plaatdeel en opstaand deel,met eigen traagh.moment;gezamenlijk zwaartepunt bepalen en dan de Fa2factor bepalen van beide delen .Optellen dan,en delen door de afstand van onderzijde ,resp.bovenzijde tot de zwaartelijn.
Je krijgt dan twee waardes voor het weerstandsmoment van de plaat en dat heeft betekenis voor de trekspanningsberekening van de plaat,afh.hoe deze ligt;in het getekende geval met belasting naar onder gericht en
Men heeft wrs. een strook van 10 cm genomen van het vlakke deel onder en krijg je dan een andere berekening;doel is geweest om rekening te houden met het kipgevaar van het opstaande deel!
De berekening gaat ervan uit dat de aangenomen berekeningsbreedte 10 * de profieldikte is en het verdere plaatgebied niet meewerkt en houdt rekening met het kipgevaar van de staander,waarvan ik intussen nog geen maat-hoogte ontdekte.
Als ik mijn profielenboek bekijk,zie ik voor gelijkzijdige T-profielen een wanddikte die ca.10-12% van de hoogte en breedte is;dus h=b;
bij de ongelijkz.T-profielen is de breedte 2* de profielhoogte met een profieldikte van 8-9% van de breedte van het profiel.
De aanname van de breedte in jouw geval nadert die van een gelijkz.profiel ,maar telt alleen de eigen traagh.momenten bij elkaar op en niet de situatie,waarbij de flens en het lijf giet-/lasvast aan elkaar verbonden zijn en dus meer draagvermogen hebben.
Je aangeduide berekening moet wrs.zijn:
W (A1) = 1/6 bd2 + W ( A2 ) = 1/6 d(h-d)2 waarbij men er vanuit gaat dat b = 10*d en toegevoegd dus de lijf-/flensdikte = d
Ik heb zelf even in NEN normen gesnuffeld, en vond een en ander aangaande plaatvelden. Daarin staat o.a. dat voor een plaatveld driezijdig scharnierend, vrije langsrand en FE510 geldt dat : be = 10 t < b.
Zie bijlage 1 voor ge-interesseerden. De overige 2 bijlagen zet ik er straks wel bij.
Ik zie aan het begin een vermelding van een Lambda-plaatfactor >0.7 vermeld; dat is wrs.een knikfactor en hoe bepaal je die ?
Verder erg materiaal WS-regelgeving,waar ik even in ben gedoken doch verder geen aandacht aan ga schenken;er is een variatie aan platen in de handel met daarbij behorende berekeningen en dat is een apart gebied.
De start in je topic is een heel simpele opzet van een eenvoudige constructie met een m.i. te eenvoudige berekening.