Het is inderdaad niet perfect en als dat al is, dan is het onvolkomen. Na korte of langere tijd wanneer ik spreek over de werkelijkheid komt bij mij een gevoel van afkeer op tegen het systematische, struturalistische, constructivistische karakter van mijn denken dat door al die nuances de binding verliest met de werkelijkheid.
En ja, waarom leg ik dat primaat zozeer bij de werkelijkheid? Dat heeft ermee te maken dat ik volstrekt niet mee kan gaan met de solipsistische idee dat de werkelijkheid maar een creatie van mijzelf is.
Nee, maar dat gevoel bekruipt mij zo nu en dan wel. Ik denk dat de oorzaak van dit gevolg een logisch gevolg is.
dan kun je je wel voorstellen dat ik geneigd ben om juist werkelijkheid te zien als these, en wijzelf als subject als anti-these, en vervolgens onze subjectieve idee van werkelijkheid als synthese.
Ja, dat kan ik. Van een these is het goed mogelijk en het is zinnig vast te stellen dat zij werkelijk is. Toch denk ik dat het mogelijk is een these scherper te formuleren, dan haar meteen het predicaat werkelijkheid te geven. Eerder al schreef ik dat ik de mens zie als de these van de werkelijkheid. Ik zie deze relatie als een verhouding tussen zijn en hebben. Scherper geformuleerd ziet het er dan als volgt uit: Zijn is de these van werkelijkheid. Werkelijkheid zelf is op te vatten als iets dat bestaat, dus: zijn is de these van het bestaan en: het zijn bestaat.
Zo zie je dat ondanks de activiteiten van de werkelijkheid of het bestaan toch niet zonder zijn komt te zitten, laat staan dat je het zijn hoeft te creeeren. Het gaat erom dat je het zijn verwerkelijkt.
Over het bestaan valt veel te zeggen, terwijl over het zijn juist niets te zeggen is of beter, het is onmogelijk er iets over te zeggen. De vraag die reist is dan wat het voor nut heeft deze scheiding te maken tussen zijn en bestaan, tussen object en subject, tussen passiviteit en activiteit, tussen ruimte en verstand, tussen tijd en rede.
Fenomenalisten stellen dat het onderscheid geen nut heeft en verwerpen het zijn van het object en subject en geven er een fenomeen voor terug. De meer idealistisch georienteerde mens grijpt in plaats daarvan naar iets hogers, vanuit een plaats die alleen te begrijpen is vanuit de activiteit van het subject, dus vanuit het bestaan en de werkelijkheid.
Deze handeling is een punt waarop jij kritiek hebt geleverd. Je schreef:
Bij mijn weten is het zo dat wetenschappers de werkelijkheid onderzoeken en niet maken.
Mijn kritiek is denk ik dat wetenschap te constructief bezig, te veel denkt vanuit hypothesis. Wetenschap roept iets in het leven(vanuit het zijn??) en als het bestaat noemt ze het wetenschappelijk bewezen. Wetenschap zal dus nooit vragen naar iets dat er niet is, maar zal altijd in het verlengde liggen van maatschappelijke behoeften. Op die manier kan wetenschap nooit verder komen dan het bereiken van een of andere waarde. Wetenschap lijkt daardoor te vervallen tot een protserig geheel waar intelligente mensen elkaar de loef proberen af te steken. Wetenschap lijkt een soort status te verlenen. Ik vind dat wetenschap het recht heeft meer te zijn dan dat.
De vraag die zich opdringt is of wij een stapte terug moeten of juist een stapje verder. Zoals je weet draait het erbij de dialectiek om dat elke synthese opnieuw een these vormt. De vraag is hoe komen wij opnieuw op wetenschappelijke wijze uit bij een gerechtvaardigde these zonder dat opnieuw dat gevoel van een gecontrueerde werkelijkheid zich opdringt. Oftewel, hoe moet het zijn zich verhouden tot andere zijnden en het bestaan?