Geachte filosofen hier op het forum,
ik ben bezig met mijn eindopdracht voor het vak filosofie
(studeer bedrijfswetenschappen aan de uni van nijmegen)
en ik kom niet uit een aantal vragen van de desbetreffende opdracht.
Mijn hoop is nu dat jullie mij een eind op weg kunnen helpen...
Hier het artikel met de opdrachten waar ik niet uit kom..
Lees het volgende stuk uit een vraaggesprek van Daan van Lent en Maarten Schinkel met de president van De Nederlandsche Bank over de kredietcrisis, Nout Wellink (NRC Handelsblad, 26 maart 2009):
Heeft u als toezichthouder lering getrokken uit wat er is gebeurd?
De belangrijkste les die ik getrokken heb is dat de mogelijkheden van nationale toezichthouders in deze sterk geglobaliseerde wereld heel veel beperkter zijn geworden in een betrekkelijk korte periode.
Er staan geen hekken meer om landen heen.
Banken opereren met producten die elders zijn ontwikkeld waar je eigenlijk weinig grip op hebt, ze zijn elders gewaardeerd waar je er geen grip op hebt, en in toezichtsomgevingen waar je geen grip op hebt.
De mogelijkheden van nationale centrale banken en toezichthouders om alleen de zaken onder controle te houden zijn zo drastisch verminderd dat je hier sprongen voorwaarts moet maken. In Europa moet je een veel betere samenwerking tussen toezichthouders afdwingen.
De tweede les is dat innovatie iets fantastisch is.
Innovatie heeft ons de vooruitgang gebracht en je moet de prikkels voor innovatie in stand houden.
Maar er zijn perioden in de geschiedenis dat dit proces zo snel gaat dat je het niet meer kunt bijhouden.
Dat is de essentie van wat in de afgelopen periode in de financiële sector is gebeurd. De liberalisering, de deregulering, de technische mogelijkheden om met je computer al die dingen te verzinnen, uit te rekenen.
Dat is vooruitgelopen op het risicomanagement van banken, op wat regelgevers aan regelgeving tot stand hebben gebracht, en op wat toezichthouders vermochten om de boel onder controle te houden.
Die innovatie heeft geleid tot een explosieve ontwikkeling van het schaduwbankwezen.
1. Geef aan waar de auteur een normatief standpunt inneemt.
4. Wat is in de eerste alinea conclusie en wat zijn de gegevens? Geef uitdrukkelijk aan wat de rechtvaardiging is.
5. Lees de volgende zin: Maar er zijn perioden in de geschiedenis dat dit proces zo snel gaat dat je het niet meer kunt bijhouden. Dat is de essentie van wat in de afgelopen periode in de financiële sector is gebeurd.
a. Geef in eigen woorden en met verwijzing naar de casus het logische schema van de verklaring weer. Naar welk explicandum verwijst Wellink? Wat is het explicans (initiële voorwaarden, algemene wet)?
b. Geef de verklaring weer in een Toulminmodel? Voeg een modale term of voorbehoud toe.
Ik weet dat het nogal veel is, maar ik ben teneinde raad. Wanneer ik hier niet minimaal een 5 voor haal dan zal ik niet voor het vak slagen...
vandaar mijn noodkreet HELP
Mvg en alvast bedankt,
Nicky