Gebruikersavatar
TheLaw
Artikelen: 0
Berichten: 375
Lid geworden op: wo 03 okt 2007, 12:59

Strafprocesrecht

Hier:
Bijlagen
strafprocesrecht
(443.5 KiB) 5187 keer gedownload
Gebruikersavatar
TheLaw
Artikelen: 0
Berichten: 375
Lid geworden op: wo 03 okt 2007, 12:59

Re: Strafprocesrecht

Geen zin om te downloaden? Geen probleem:

STRAFPROCESRECHT

Week 1

HC

Strafprocesrecht hoorcollege 1

Algemene inleiding en bronnen strafprocesrecht

Sv zijn procedure regels.

Opsporing begint bij verdenking ex art. 27 Sv. Nu kan het al voor de verdenkingsfase mogelijk nl art. 126o SV bij beraming en art. 129g SV bij activiteiten voor verdenking.

Taak van de zittingsrechter is om belastende en ontlastende materiaal te verzamelen.

HR Schiedamse parkmoord: verkeerde veroordeling bleek pas na jaren.

Ontwikkeling strafprocesrecht

- Strafvordering legitimeert inbreuken op burgerlijke rechten: het schept en beperkt macht. Sv schept machtsmiddelen. Eigendom en fysieke vrijheid. Beperkte machtsmiddelen: dwangmiddelen koppelen aan vwn.

- Inhoud van strafprocesrecht is afhankelijk van politieke overwegingen

- Strafprocesrecht is dynamisch (voortdurend in beweging)

Voorbeelden:

- Commissie Moons 1989 – 1993 bestaande afwijkingen opnieuw afwegen.

- In 1993 200 artikelen van WvSv veranderd

- Project Strafvordering 2001 onderzoeksgroep 98/03. 4 boeken geschreven om strafvordering te wijzigen. Na 2003 heeft HvJ beslist die boeken op te nemen.

- Hoe deze ontwikkeling te waarderen?

Gezichtspunten/maatstaven:

- Waarheidsvinding vb dmv effectieve middelen, narcoanalyse: Zweedse

verhoor methode. Soort van derde graads verhoor. Fotos van slachtoffers

aan de muur geprikt en op het geweten van de dader ingespeeld.->dit

wordt niet altijd goedgekeurd.

- Toelaatbare middelen

C.C.M.

D.P.M.

-Trefwoord: lopende band -

Trefwoord: hindernisbaan

-Perspectief: misdaadbestrijding - Perspectief: controle op machtsuitoefening

-Waarde : efficiency -

Waarde: ‘fair’ geding

-Vermoeden van veroordeling - Onschuldpraesumptie

-Accent op vooronderzoek -

Eindonderzoek

-Geen rechtsbijstand in voor- - Tegenspraak als onderzoek ordenend

principe

-Materiële waarheid -

Juridische waarheid

Bovenstaande twee modellen van strafprocesrecht staan tegen over elkaar. Aan de hand van deze modellen kunnen we de belangrijkste waarden van het strafprocesrecht zien. Bij CCM gaat het om efficiency. Strafproces moet gezien worden als een machine. Het is de bedoeling om zin min mogelijk mensen van de lopende band af te laten vallen. Het is feitelijk want vermoeden van veroordeling. In het voorbereidend onderzoek gaat het erom om zoveel mogelijk mensen op te pakken zodat ze er later niet meer op terug kunnen vallen. Bij de materiële waarheid gaat het om wat er echt gebeurt is.

Bij DMP model gebeurt de waarheidsvinding door middel van juridische middelen. De macht van de overheid wordt ingeperkt door middel van juridische voorwaarden en wordt zo onder controle gehouden.

Twee dingen van belang om te onthouden:

1) de modellen bestaan niet, het zijn slechts ideaaltypisch. Elk procedure van elk land heeft een aantal kenmerken die afkomstig zijn van deze 2 modellen.

2) Voordeel van het onderscheid van de modellen: evolutie? Dynamiek van Sv.

Art. 27 Sv: niet dwingen, verbod van pressie lid 2. verhorende ambt moet wijzen op zwijgrechtcautieplicht lid 1. (cautieplicht is ook van toepassing op de rechter ter terechtzitting)

Lid 2 is in overeenstemming met DPM maar ism CCM.

Bronnen van strafprocesrecht

1. Wetboek van Strafvordering dit is de belangrijkste bron. In praktische opzicht: geeft groot aantal antwoorden op de vragen. Bovendien is het erg systematisch. Is ook van principieel belang: in Sv wordt inbreuk gemaakt op rechten van personen die anders wel beschermd worden. Dit inbreuk is alleen toegestaan als het berust op democratisch wetgeving. HR Muilkorf: art. 1 Sv ‘alleen bij wet voorzien’ dit betekent WIFZ dus wetten door koning en SG gemaakt. Principieel belang van art. 1 Sv: binding tussen ene kant grondrechten en andere kant strafprocesrecht. Grondrechten, i.h.b.v. Sv moet soms opzij worden geschoven.

2. Andere wetten in formele zin bv Wet wapens en munitie, Opium wet, WED in beslagnemingsbevoegdheden zijn in deze wetten opgenomen. Sr is WIFZ, ook hier bv art. 14 sr zijn regels van Sv in opgenomen.

3. Produkten van lagere wetgevers

4. Internationaal recht

5. Ongeschrevenrecht (inclusief beleidsrecht)

6. Jurisprudentie

Grondrechten – art. 1 Sv Strafprocesrecht

- art. 7 Meningsuiting - art. 62 Sv + art. 62a Sv

- art. 15 Fysieke vrijheid - o.a. artt. 53, 54 Sv

(aanhouden), art. 57

(inverz.st.), art. 63 e.v.

(voorlopige hechtenis)

- art. 10 Privacy - Wet BOB

- art. 11 Fysieke integriteit - art. 56 onderzoek aan het lichaam ( & art. 195)

- art. 12 Huisrecht - artt. 55, 97 + Alg. wet op binnentreden (1994)

- art. 13 Telefoongeheim - artt. 126m / 126n afluisteren

telefoongesprekken / onderzoek van telecommunicatie

+ integriteit en betrouwbaarheid van dwangmiddelen te vergroten.

Art. 10 GW: Je privacy kan alleen geschonden worden als het in de wet BOB staat.

Art. 11 GW: dwangmiddel infiltratie om te voorkomen dat politieagenten het aantrekkelijker vinden om bij de criminelen aan te sluiten.

Art. 12 huisrecht: doel is van belang: het is een hulpdwangmiddel.

Lagere wetgevers

1. aanwijzen opsporingsbevoegdheden Producten van lagere wetgevers is de derde bron van Sv. Art. 1 Sv: Muilkorf arrest. Het is een gewone wet daarom is delegatie naar lagere wetgevers mogelijk. Bv art. 61a lid 3 Svmaatregelen i.h.b.v. onderzoek.

2. creëren bewijsvermoedens Bv art. 163 WVW. Lagere wetgever opgedragen om bloedprikanalyse en ademanalyse.

3. (vervolgings-)richtlijnen lagere regelgevers kunnen RL vaststellen.

4. materiële normstelling ook materiële gedragsvoorschriften.

vb. AFM

Art. X APV Gemeente Y

Onverminderd het bepaalde in art. 141 WvSv zijn met het opsporen van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten belast,ieder voorzover betreft de zaken, welke aan zijn bijzonder toezicht zijn toevertrouwd: de marktmeester, de commandant van de brandweer, de door B&W aan te wijzen personen, belast met het toezicht op begraafplaatsen, de rattenbestrijding, de radio-actieve besmetting van de woonwagens en woonschepen, alsmede de door B&W aan te wijzen ambtenaren van de dienst gemeentewerken en van de afdeling bevolking en gemeentesecretarie.

Aanwijzing opsporingsambtenaar.

Art. 134a APV Gemeente Wassenaar

Het is verboden, tussen een half uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang op de weg te vervoeren of bij zich te hebben inbrekersgereedschap, lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel dat kan dienen om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, een inbraak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

Dit verbod is niet van toepassing, voor zover aannemelijk kan worden gemaakt, dat het vervoeren of bij zich hebben van gereedschappen, voorwerp of middel niet geschiedt met het in het vorig lid vermelde doel.

Strafrechtelijke bewijsrecht doorkruist. Lid 1: iedereen is strafbaar. Lid 2: als burger aantonen dat je die spullen niet bij je hebt om lid 1 te vergemakkelijken.  omkering van de bewijslijst.

Internationaal recht (1)

- Minimum normen voor Sv in: EVRM

IVBPR

Wat hebben artt. 5 en 6 EVRM voor NL te betekenen? Ze werken door in de Nederlandse rechtsorde.

- Ook voor Nederland van belang:

voorbeelden: - Deweer toepassing transactieregels. Iedereen heeft toegang tot een onafhankelijke rechter. Rechtsvraag: wel transactieregels toepassen om transactievoorstellen te laten aanvaarden. Deweer was schuldig aan economische delicten. Hij moest voorstel aanvaarden maar wilde dit niet. Nu werd gezegd dat als hij het niet zou aanvaarde, dan zou zijn bedrijf voor een half jaar gesloten worden. dus het werd deweer onmogelijk gemaakt om voor te komen. HR: onterecht! Toegang tot onafhankelijke rechter geschonden want wel in NL ervan leren:> de druk mag niet zodanig groot zijn dat we geen rieele keuze kunnen maken.

- Brogan IVS 4 dagen en 6 uur. Europese Hof: Schending art. 5 EVRM. Te lange vrijheidsbeneming zonder rechterlijke toetsing. Op dat moment 2 x3 dagen en 16 uur. Maar uiterlijk na 3 dagen en 15 uur waarbij RC kan toetsen.

- Kostovski bankovervaller. Er werd gevraagd of iemand bereid was te getuigen tegen de gevaarlijke kostovski. Niemand wilde dit en zodoende werden anonieme getuigen verhoord. Europese Hof: je mag niet iemand enkel ogv anoniem verklaringen opsluiten. Nu werd Kostovski vrijgelaten. Jurisprudentie heeft hierop gevolgd: het wordt nu Kostovki genoemd, hierin staat in welke gevallen anonieme verklaringen toegestaan zijn. art. 187d.

- Hauschildt in welke omstandigheden wordt rechter geacht voldoende onpartijdig te zijn? Rechter in Denemarken: 7x verlenging van voorarrest gevraagd. Dit kon alleen bij particulary conformed suspection. H voerde aan dat de rechter bevooroordeeld was en kreeg gelijk. Europese Hof: onpartijdigheid heeft 2 componenten:

*objectief

*subjectief: alleen al bij schijn van partijdigheid kan rechter bevooroordeeld worden.

- Borgers verdachte mag als laatste spreken behalve in cassatie. Conclusie wordt door AG genomen. Als deze conclusie in het nadeel viel van de dader, dan geldt dat Europese Hof: dit is ism rechten van de mens. Dader moet de kans krijgen om te reageren art. 134.

- Funke / Saunders

- Kamasinski bijstand door een tok heeft ook betrekking op het vertalen van enkele kerndocumenten in het voorbereidend onderzoek.

Internationaal recht (2)

- Ook van toepassing op quasi-strafvordering:

voorbeeld - Öztürk

- Bilaterale & multilaterale verdragen:

voorbeeld: Schengen (week 11)

- EU-strafrecht

kaderbesluiten

Art. 6 lid 1 EVRM

-1. Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigenheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.

Art. 6 lid 2 en 3 EVRM (1)

-2. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt

voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is

komen vast te staan.

-3. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:

a. onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te werden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;

b. te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;

Art. 6 lid 3 EVRM (2)

c. zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen;

d. de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge;

e. zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt.

Strafprocesrecht hoorcollege 2

11/02/08

Strafproces Burgerlijk proces

- Materieel recht

-…ook buiten de procedure

realiseert zich in

het proces

- Initiatief

- Initiatief benadeelde partij

overheidsorgaan

(eiser)

- Materiële waarheid

- Formele waarheid

- Partijen structureel

- Partijen in beginsel

ongelijkwaardig

gelijkwaardig

- Mondelinge

- Schriftelijke procedure

procedure

Strafprocesrecht to civielrecht

Strafproces kan alleen toegepast worden in een proces.

Burgerlijk proces kan ook toegepast worden tussen burgers onderling.

Strafproces kan alleen gebeuren door een overheidsorgaan. Een aangifte doen kan niet betekenen dat een proces gestart kan worden. bij civiele proces is dit echter wel mogelijk. Hier in civiele recht gaat de rechter af op de beweringen van de partijen. Het uitgangspunt van de formele waarheid (schuldig tenzij tegendeel bewezen is) is van toepassing. In strafproces geldt het materiële waarheid. In strafproces heeft overheid het geweldsmonopolie achter zich. En het zijn repeat players. De verdachte daarentegen is de situatie minder gewend. Bij mondelinge procedure is veel moeilijker omdat je onverwachte vragen kunt krijgen waarop je plots antwoord op moet geven, dit moet de advocaat in zijn eentje in een keer doen. Bij de schriftelijke procedure is het mogelijk om onderzoek te doen alvorens antwoord te geven. Tenslotte in civiel proces is de inzet anders. Een aanleiding in het geding waardoor schade veroorzaakt is. De vraag is dan wie het nadeel moet dragen(bestaande, bekende nadeel). In strafproces is ook een nadeel gegeven, nl wat het misdrijf veroorzaakt het, dit is echter wel onherstelbaar. De vraag is welk nieuw nadeel op de oude nadeel kan worden toegevoegd.

Positie van de verdachte

- Presumptio innocentiae

- Gematigd accusatoir proces:

* interne openbaarheid

* rechtsbijstand

Positie van de verdachte

Wordt beheerst door onschuldspresumptie. Hetis niet van cognitieve aard maar van normatieve aard. Het is dus niet ‘hij heeft het waarschijnlijk gedaan, het heeft niet te maken met kennis’. Het gaat om de gedachte hoe we de verdachte behoren te veroordelen.

1)Bij redelijke twijfel mag de rechter niet veroordelen.

2)Dwangmiddelen mogen toegepast worden alleen bij terechtzitting. De verdachte mag gedurende de procedure als schuldige worden behandeld.

3)verdachte hoeft zijn onschuld niet te bewijzen.

4)onschuldspresumptie werkt ook door nadat er een bindend oordeel is geweest. Als iemand vrij is gesproken van bepaalde feiten dan mag je in de volgende procedure dezelfde feiten niet opnieuw gebruiken.

In Nederland gematigd accusatoir proces. Dit is tussen inquisatoir proces en een zuiver accusatoir proces( rechter is een soort procesbewaker). Gematigd accusatoir proces geeft verdachte mogelijkheid om tegenspel/tegenspraak te bieden tegen OM. Dit kan alleen als je weet wat er gebeurt in de procedure. Dus wat er tegen je tegen wordt gebracht dit eronder stelt dus een interne openbaarheid. Dus als er Aktie geboden wordt, dan moet de verdachte hiervan op de hoogte zijn om tegenspraak te kunnen bieden. Dit geldt ook voor de rechtsbijstand

Artt.: 28 Sv: raadsman

38: kiezen

40 piketadvocaat

41 toevoeging

50 vrij overleggen

30 en 51

186a

208 rc

231

Beperkingen van de interne openbaarheid:

-Tereurverdachte krijg geen interne openbaarheid omdat hij geen inzage heeft

-Arrest startinformatiemogelijkheden van de verdachte beperkt om terug te vragen naar de oorsprong van de verdenking van de procedure.

Belang van de rechtsbijstand: er is geen recht voor verdachte om zich te laten bijstaand door raadsman bij een politiepikant. Dit is gevaarlijk omdat meeste verdachten bekennen bij het eerste politieverhoor. De eerste bekentenis is niet meer ongedaan te maken, althans erg moeilijk! De eerste fase, politieverhoor, is erg belangrijk maar je hebt het recht op raadsman hier niet. Argument: er zijn teveel politieverhoren en er is tekort aan raadsmannen. Het zou ook leiden tot omzeilingtactieken door verdachten.

Politieverhoor beter consulteren, op video opnemen of protocolleren.

Het nemo tenetur beginsel (1)

Arrest Funke (1993)

Bevel tot uitlevering van documenten in Douanezaak

Schending van art. 6 op twee voorwaarden:

- Er is sprake van een ‘criminal charge’ (bij administratie

controle alleen is er dus geen schending)

- Het is onzeker of de documenten waarom wordt gevraagd

daadwerkelijk bestaan

Arrest Saunders (1996)

- Verklaringen die in de controlefase onder dwang zijn afgelegd,

mogen niet in een latere strafprocedure worden gebruikt (link

met onschuld presumptie)

- Die bescherming geldt alleen bij het zwijgrecht: geldt niet voor

materiaal dat onder dwang wordt verkregen, maar dat

onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat (adem,

bloed, urine, DNA + documenten)

Het nemo tenetur beginsel:

Dit beginsel beheerst de rechtspositie van de verdachte in vergaande mate. Je hoeft nooit een verklaring af te leggen als je dat niet wilt. Nu mag de verdachte niet worden gedwongen om zichzelf te beschuldigen. Dit blijkt uit art. 96a lid 2. , art. 125m, 125k, 160 lid 2. al deze verplichtingen gelden niet voor verdachten. In NL geen algemene beginsel maar wel allerlei situaties waarin verdachte wel moet meewerken: ademanalyse, DNA onderzoek art. 151a tot 151c, meldingsplicht bij euthanasie, HIV test.

Europese hof van de rechten van de mens:

Arrest Funke, Saunders en JB.

-Had optreden van de overheid betrekking op de controlefase of opsporingsfase?

-gaat het om een verklaring of een zakelijk document.

-als het gaat om documenten, is de overheid dan ervan zeker dat de betrokken stuk ook bestaat?

Arrest funke:

Gaat om bevel tot uitlevering van documenten in een duane zaak. Dus geen verklaring maar documenten.

Arrest Saunders:

Gaat om verklaringen in de controlefase in dwang afgelegd, deze mogen niet in een latere procedure worden gebruikt. Zwijgrecht geldt niet voor materiaal. Zie sheet.

Arrest JB

Gaat om stukken . dus uitspraak zou in strijd zijn met bovenstaande arrsten: nee uitspraa van schalken: de infoplicht in de controlefase is niet in strijd met NM beginsel. Tweede: de overheid wist niet of die documenten wel bestonden en omdat dat zo is wordt de verdachte in feite gedwongen om documenten te maken. Dit is in strijd met zwijgrecht. Als je het zo leest dan is JB een bevestiging van Funke en bevestiging van de basisregel die in Funke is neergelegd en geen herroeping van saunders arrest.

Positie van de raadsman

- art. 50 Vrij verkeer met de verdachte

- art. 51 Afschrift van alle stukken die de verdachte ontvangt

- belang van goed optreden i.v.m. moderne rechtspraak omtrent vormverzuimen (vb. art. 29 lid 2)

- hoever mag de raadsman gaan?

* schending ‘beperkingen’

* zwembad in Brazilië

* contactverbod en art. 8 EVRM

* gestolen materiaal en bewijsverweer

- “fatsoenlijke polarisatie”

Positie van de raadsman:

Art. 51sv: raadsmoet van alle stukken die de verdachte krijgt, een afschrift ontvangen. Als dat niet zo is dan is het geding nietig. De advocaat van de verdachte wordt aangeduid als de raadsman.

-het belang van goed optreden….>als een rechter een fout maakt ter terechtzitting dan moet de rechter de verdachte cautie geven, wordt dit nagelaten dan wordt het een nietig proces. Als verdachte wordt bijgestaan door raadsman en grijpt niet in dat er geen cautie is gegeven dan wordt hiervoor de verdachte de dupe van.

-hoever mag de raadsman gaan?

Raadsman hoeft niet mee te werken aan een goed verloop van het proces. Hij mag eenzijdig opkomen voor de belangen van zijn cliënt. Bv Gerard Sponk. Wat mag een advocaat niet: hij mag bij de taak uitoefening het recht schenden. Bv schending van beperkingen. Tweede vb: vader heeft dochter langer tijd misbruik, dochter zwanger en kind op de wereld gebracht. De verdachte wordt veroordeeld. Dit heeft slachtoffer erg geraakt, nu was ook contact verbod opgelegd met de dochter en de kleindochter(dus dochter). In cassatie: contact verbod is in strijd met art. 8 EVRM want recht op familieleven. Als advocaat mag je zulk verweer voeren. Onthouden: advocaat in nl mag zich onsympathiek opstellen als dit in het belang van zijn client is maar mag geen rechtsregels overtreden.

Politie

- Opsporing: art. 132a

art. 148

- Hulpofficier van Justitie:

art. 154 +

Regl. HOvJ 2003

- Bewijstechnisch van groot belang

- Verzelfstandiging:

* professionalisme

* afdoeningsbevoegdheid

Politie in strafproces:

Politie belast met opsporing van strafbare feiten onder leiding van OvJ. Binnen politie bijzonder categorie. Een hulpofficier van justitie maakt geen deel uit van het openbaar ministerie maar zijn hogere politieambtenaren vanaf een rang. Hulpovj heeft meer taken dan een gewone ambtenaar. Het werk van de politie is in allerlei opzichten van belang maar vooral in bewijstechnisch. De politie is veel bekender met het recht dan bv een advocaat. De politie moet bij verhoor de verklaringen van zowel de slachtoffers als de daders zodanig opnemen dat ze later bij procesverbaal van belang zijn. De politie vraagt of hij gestolen heeft. antwoord het verdachte met ‘ja’. Dan zal de politieagent zeggen dat de dader wederrechtelijke…..enz. dus alles wordt met de woorden in de zin van delictsomschrijving vastgesteld. Dit kan tot bewezenverklaring dienen.

Verzelfstandiging: uitgangspunt: wordt geleid door OM maar de politie is zodanig belangrijk geworden dat het gezag effecueren moeilijk is. Volgens de wet is de politie verplicht om proces verbaal op te maken maar dit gebeurt in praktijk nietpolitiesepot. De politietransactie is wel in art. 74c verplicht zelfs bij misdrijven.

Taak OM

Taak OM volgens art. 124 RO

- Strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde & andere wettelijke taken

Taak OM volgens art. 4 RO (oud)

- Handhaving der wetten

- Vervolging van strafbare feiten

- Doen uitvoeren van alle strafvonnissen

Taak van OM:

Art. 124 ro is de rol van OM dit houdt het volgende in:

-handhaving wetten niet wetshandhaving maar rechtshandhaving dus niet alle wetten hoeven worden te handhaafd.

-vervolging strafbare feiten. De eerste vraag is wat het ‘vervolgen ‘inhoudt. Dit betekent het inschakelen van een rechter bij een strafzaak. Dit kan dmv voorlopige hechtenis, het vorderen van een GVO of een SVO, dagvaarden van de verdachte, ontnemingvordering art. 111 b sv. Dit zijn 4 manieren die OM gebruikt bij het inschakelen van een rechter.

-doen uitvoeren van alle strafvonnissen. OM heeft geen beleidsvrijheid. OM is verplicht om alle rechterlijke vonnissen ten uitvoer te laten leggen.

Slachtoffers (1)

- ernstige gevolgen

- probleem: - secundaire victimisatie

- ‘blaming the victim’

- wet Terwee (1995)

- voegen in vooronderzoek

- schrappen limieten, kwalitatief criterium

- splitsen van vordering

- maatregel 36 f Sr.

- wettelijke informatieplichten

Slachtoffers (2)

- problemen:

- schade o.g.v. stukken

- immateriële schade

- grondslagvragen

- Sv 2001:

- informatie krijgen en geven

- bijstand

- spreekrecht (1-1-2005)

Positie slachtoffers:

-ernstige gevolgen: 4 mln misdrijfslachtoffer in NL per jaar. 900 000 diefstallen. Per jaar ongeveer 60 000 mensen posttraumatische syndroom enz….

Door simpele misdrijven toch ernstige gevolgen.

-probleem

Secundaire victimisatie: slachtoffers worden door strafrechterlijk systeem opgejaagd, ze krijgen het gevoel dat ze nog een keer het slachtoffer worden omdat ze op verkeerde manier bejegend worden.

Blaming the victim: politie stelt vragen in de zin dat het de schuld is van het slachtoffer zelf. Het wordt zo gesteld dat het slachtoffer verweten wordt.

Blaming the victim is een mechanisme die ons zelf gerust stelt. Zodat we de gemoedsrust kunnen bewaren dat het ons niet zal overkomen.

Het is niet kwestie van goede bedoelingen alleen, je moet ook kennis hebben. bv bij oude mevrouw ingebroken. Na 2 weken gaat politieagent haar opzoeken. Vrouwtje heeft slaap problemen. Agent zegt: je moet niet meer ongerust slapen want als ze binnen komen dan zult u ze toch niet horen binnen komen. Deze goede bedoeling van de agent maakt het alleen maar slechter. Slachtoffer willen geen wraak maar willen erkend worden als iemand die iets is overkomen en de samenleving moet hen steunen.

-wet Terwee (1995)

Erkenning voor slachtoffer is erkenning belangrijkste maar ook geld speelt hier een rol. Voegen in vooronderzoek: voegen dus schadevergoeding eisen.

Geen absoluut limiet voor de hoogte van de schadevergoeding maar kwalitatief criterium.

Makkelijk deel aan strafrechter voorleggen en moeilijke deel aan civiele procedure.

Art. 36f maatregel schadevergoedingsmaatregel door rechter opgelegd betekent dat er een strafsanctie is opgelegd, dit moet door de overheid gebeuren. Vroeger moet de slachtoffer zelf executeren. Dit was echter niet effectief.

Wettelijke informatieplichten: slachtoffers moeten op de hoogte worden gesteld van de datum van de rechtbank.

-problemen:

Schade ogv stukken: slachtoffer heeft vaak overzienbare schade. Vaak is de schade helemaal niet groot. Bijvoorbeeld zaakschade van 700 euro. Spijkerbroek van 200 euro is na een half jaar 100 euro waard. Slachtoffers begrijpen dit niet want ze moeten gewoon een nieuwe spijkerbroek hebben.

Immateriële schade is moeilijk te begroten. Bv zedendelicten.

Grondslagvragen niet behandelen

-Sv 2001:

Slachtoffers meer info krijgen.

Bijstand

Spreekrecht (1-1-2005)

Jongste ontwikkelingen

- Kaderbesluit EU maart 2001

- Rapport Europese Commissie maart 2004

- Wetsontwerp 30143

- Titel IIIA Het slachtoffer

- art. 51a lid 2 : correcte bejegening

- art. 51b : processtukken

- art. 51c : bijstand

- art. 51e : spreekrecht

- art. 288a : correcte bejegening

- Dit jaar parlementaire besluitvorming

Laatste ontwikkelingen:

-Kaderbesluit: vereist dat alle landen hun wetgeving harmoniseren. Dus in -overeenstemming brengen met het kaderbesluit.

-wetsontwerp 30142historisch doorbraak, gewijd aan de rechten van het slachtoffer als iemand met eigen rechten en belangen waar in strafproces rekening moet worden gehouden.

Art. 51a lid 2: gedurende het voorbereiden onderzoek draag ovj voor correcte bejegening.

Enz…

Wetsontwerp ligt bij de eerste kamer en zal worden in de loopt van dit jaar worden goedgekeurd.

Hoorcollege 3 strafprocesrecht

18/02/08

Een dwangmiddel is

1. Een bevoegdheid

2. Om inbreuk te maken op een klassiek grondrecht

3. Van een verdachte of van een derde

4. Tegen de wil van de betrokkenen

5. Desnoods te effectueren d.m.v. dwang of geweld

6. In het belang van de strafvordering

Didactische definitie van een dwangmiddel

1.Een bevoegdheid.

_Dwangmiddel: je moet recht matig te werk gaan als opsporingsambtenaar. Art. 180 en 183 sr. verzet tegen bevoegd ambtenaar is strafbaar.

Tweede gevolgd: het resultaat dat ermee bereikt kan worden, kan als bewijsmateriaal gebruik worden.

_Een bevoegdheid wordt doorgaan aan ambtenaren toegekend maar niet altijd. Bijv ieder heeft bij eerste fase art. 53 en 126v ev. Bevoegdheid.

_een bevoegdheid is geen verplichting om volgens die bevoegdheid te handelen.

3.Strafrechtelijke dwangmiddelen worden niet alleen toegepast tegen boeven maar het wordt toegepast tegen mensen waarbij bij voorhand vastgesteld dat het geen strafbare feit heeft gepleegd. Bv telefoontap, huis binnen treden van een derde.

Overheid heeft ook geweldsmonopoly.

4 en 5.Hoe stel je vast wanneer iemand vrijwillig meewerkt? Als de achterdeur open staat, en politie treedt in, is dit dan vrijwillig?

6._waarheidsvindingstrafrechtelijk doel

_Veiligstellen van personen om te voorkomen dat ze vluchten. Veiligstellen van voorwerpen omdat ze de gevaarlijk zijn of voor de bewijsvoering. Belangrijke vraag: mogen we ook middelen toepassen die niet het belang van waarheidsvinding dienen maar ook dwangmiddelen ter bescherming van slachtoffers? Bv verplichte aidstest voor iemand die verdacht wordt van een zedendelict omdat dit in het belang van de slachtoffer is.

Voorarrest: voorlopige hechtenis. Het is niet alleen veiligstellen van personen maar ook voorschot nemen van het bestraffen van de dader. Voorlopige hechtenis bij zwaarwegende redenen want je kunt mensen niet zomaar van hun vrijheid beroven.

Titel IV van boek I (artt. 52-126f Sv) (1)

‘Enkele bijzondere dwangmiddelen’

- Staande houden (art. 52)

- Aanhouden (artt. 53 – 55)

- Inverzekeringstelling (art. 57 e.v.)

- Onderzoek aan lichaam en kleding (art. 56)

- Maatregelen ter identificatie (artt. 55, 61 en 61a)

- Voorlopige hechtenis:

* bewaring (art. 63 e.v.)

* gevangenhouding (art. 65 e.v.)

- Inbeslagneming (art. 94 e.v.)

( - Binnentreden van woningen)

- Doorzoeking ter inbeslagneming (artt. 96 en 97)

Welke dwangmiddelen zijn er?

Er zijn in de laatste 25 jaar steeds meer dwangmiddelen gekomen. Maatregelen ter identificatie, onderzoek aan lichaam en kleding zijn nieuw. Je kunt tijdelijk vastgehouden worden om je identificatie te bewerkstellen.

Titel IV van boek I (artt. 52-126f Sv) (2)

- Onderscheppen en openen van brieven (artt. 100-101)

- Onderzoek van gegevens in geautomatiseerde werken (artt. 125i – 125o)

- SFO (artt. 126 – 126f)

- DNA-onderzoek (artt. 195a – 195f)

- Verplichte AIDS-test?

Er is een nieuw dwangmiddel bij de wet computerdelicten.

-onderscheppen en openen van brieven is nieuw.

-dan onderzoek in strafzaken en worden steeds meer bevoegdheden aan de ambtenaren toegekend.

Nieuwe dwangmiddelen in de opsporingsfase (art. 132a) met verdenking

Titel IV a

- Observatie 126g

- Infiltratie 126h

- Pseudokoop 126i

- Stelselmatig inwinnen van informatie 126j

- Inkijkoperaties 126k

- Opnemen vertrouwelijke communicatie met technische hulpmiddelen 126l

- Opnemen telecommunicatie 126m

hoorn van de haak?

+ Verkennend onderzoek (art. 126gg)

2 nieuwe titels in wetboek zijn titel 5 en 4a. Hier gaat het om situaties waarin sprake is van verdenking. Basisformuleringen die terugkomen in andere dwangmiddelen.

Art. 126 h en 1 lid 2: ontleent aan jurisprudentie, talon criterium, ontleent aan het talon arrest. Dit houdt in dat HR in die situaties heeft beslist dat een infiltrant of pseudokoper mag een verdachte niet uitlokken tot het plegen van delicten die de verdachte niet van plan was te plegen.

Stelselmatig innemen van info, inkijkoperatie, opnemen van vertrouwelijke communicatie met technische hulpmiddelen en opnemen teleolmmunicatie.

De politie, justitie is bevoegd telefoongesprekken op te nemen en af te luisteren. Dus gesprekken van de ene persoon naar de andere persoon.

Een persoon had de hoorn niet goed op haak gelegd, hierdoor was een open verbinding. De justitie luisterde af wat in de huiskamer/slaapkamer werd gezegd. Hier werd niet gebeld met een ander abonnee. HR: in NL mag dat afhankelijk gesteld van de situatie wel. In Duitsland mag dat niet.

Nu mag niet meer gebruik worden gemaakt van dat soort constructies.

Nieuwe dwangmiddelen in opsporingsfase zonder verdenking art. 126o = model

Titel V

- Observatie 126o

- Infiltratie 126p

- Pseudokoop 126 q  persoonsgebonden betrokkenheid

- Stelselmatig inwinnen van informatie 126qa

- Inkijkoperaties 126r

- Opnemen van vertrouwelijke communicatie met technische hulpmiddelen _126s

- Opnemen telecommunicatie 126t

nieuwe dwangmiddelen in opsporingsfase zonder verdenking art. 126.=model.

In welke situaties kan dat dwangmiddel worden toegepast?

Nieuwe dwangmiddelen in de opsporingsfase van terroristische misdrijven

Titel VB

- Observatie 126zd lid 1 onder a

- Infiltratie 126ze

- Pseudokoop 126 zd lid 1 onder b

- Stelselmatig inwinnen van informatie 126zd lid 1 onder c

- Inkijkoperaties 126zd lid 1 onder d

- Opnemen van vertrouwelijke communicatie met technische hulpmiddelen 126zf

- Opnemen telecommunicatie 126zg

Terroristische misdrijven. Titel 5b.

Hoofdlijnen achter dwangmiddel regelingen. Er zijn 4 hoofdlijnen.

_toekenning van bevoegdheden vindt plaats volgens een vast stramien. Een stramien bestaat uit 3 onderdelen

-Wie gevoegd

-Welke gevallentype delicten waarbij die bevoegdheid bestaat.

-Op welke gronden mag die bevoegdheid worden uitgeoefendredenen, oogmerken, doeleinden waarmee die bevoegdheid kan worden toegepast.

In de wet staan deze 3 stramien meestal op volgorde in de artikel. Maar bij veel dwangmiddelen, mn in bijzondere straffen moet je de hele wet goed doorzoeken naar de stramien.

-vierde element van stramien: bijkomende voorwaarde. Art. 67. bijv dat verdachte altijd moet worden verhoord voordat hij/zij opgesloten kan worden.

_naarmate een dwangmiddel dieper ingrijpt in de vrijheid worden zwaardere voorwaarden gesteld. Tav bevoegde persoon bv: bij lichte dwangmiddelen zijn alle personen bevoegd, naarmate het een zwaardere dwangmiddel betreft vereist wordt een persoon uit een hoger rang. Bv Hulpovj bij zwaarder. Nog zwaarder: ovj. Nog zwaarder: RC. Als nog nog zwaarder dan: raadkamer.

Ook van de andere kant te benaderen: hoe zwaarder delict hoe meer dwangmiddelen. Of hoe meer aanwijzingen, hoe meer dwangmiddelen.

_bijna alle oude traditionele in het wetboek van Sr genoemde dwangmiddelen kan alleen toegepast worden als er sprake is van een verdachte ex art. 27.

2 kernpunten van art. 27- feiten en omstandigheden en een redelijk vermoeden.

Wanneer is hier sprake van? 2 arresten: HR de hollende kleurling, HR rennende negers.

HR de hollende kleurling:

In Amsterdam, een cafe dat bekend staat als een verzamelplaats van drugshandelaren en drugsgebruikers. Donker persoon komt uit cafe, wordt gefouilleerd en blijken zijn zakken vol met heroine. Hier was geen sprake van redelijk vermoeden van schuld, aldus HR  dit omdat de HR marginaal toetst, of gerechtshof tot oordeel had kunnen komen.

HR rennende negers:

Er staat een duitse auto, naast auto staan 2 donkere mannen, agenten zien dat en ogv eigen ervaring stappen de politie agenten uit. Mannen rennen weg maar toch niet hard genoeg. Ze blijken drugs bij zich te hebben

HR wel redelijk vermoeden van schuld. Want in die omstandigheden in die wijk, met de ervaring van de agenten, is het voldoende om in te grijpen.

Verdenking ex art. 27 Sv ? (1)

NEE: Hollende kleurling (NJ 1978, 601)

* Kleurling holt

* Komt uit de richting van een als verzamelplaats van een drugshandelaar en –gebruikers bekend café

JA: De rennende negers (NJ 1984, 442)

* Ervaring agenten t.z.v.:

* Contact negers met blanken in Duitse auto

* Omgeving Zeedijk – Damrak

* Bij nadering auto’s renden de negers weg

De feitenrechtbanken, rechtbank en gerechtshof hebben grote waardering aan de omstandigheden van het geval. HR gaat na of het gerechtshof tot die beslissing kon komen. Als gerechtshof in eerste zaak had gezegd dat er wel sprake is van redelijke verdenking dan had de HR zeker het gerechtshof gevolgd.

Verdenking ex art. 27 Sv ? (2)

Ernstige bezwaren ex art. 56 Sv

Meer dan redelijke verdenking ex art. 27 Sv

Arrest de ruimte (NJ 1975, 207)

Ernstige bezwaren tegen een bepaald individu mogen worden afgeleid uit gegeven omtrent de groep waartoe hij op dat moment behoort.

(i.c. Populatie Jongerencentrum ‘Ruimte’)

Ernstige bezwaren zijn meer dan redelijke vermoedens dat iemand het gedaan hebt, dit blijkt onder andere uit HR de ruimte. Het ging om een jongeren centrum en het heette de ruimte. Er werden verdovende middelen aanwezig waren en verkocht en gebruikt werd. Er was echter niet bekend bij wie de middelen er waren. Het antwoord: ernstige bezwaren bij individu mogen worden afgeleid uit gegeven omtrent de groep waartoe hij op dat moment behoort. Omdat de bezwaren gelden tegen ieder lied van de groep, mag de politie elk individu fouilleren. Bezwaren tegen individu baseren op bezwaren tegen groep waarvan deze individu deel uit maakt.

Toepassing dwangmiddelen zonder het bestaan van verdenking ex art. 27. in kan in een aantal gevallen.

- art. 552 WvSv. Dwangmiddel kan worden toegepast zonder dat er een concrete verdenking is.

- Controlebevoegdheden. bv

vb art. 160 WVWstopbevel aan bestuurders en als zo een bevel gegeven is, dan kan de ambtenaar kijken naar de papieren en de technische staat van de auto.

* problemen aan de controle bevoegdheden gebonden

- voortgezette toepassing (geweerarrest). Het geweerarrest: binnentreden krachtens de drankwet. De cafehouder zegt dat als ze voor de drank komen, dan mogen ze binnen komen, maar voor verdere controle zijn ze niet welkom. Controle bevoegdheden tegen bepaalde functie, hoedanigheid. De agenten komen binnen en treffen een geweer aan. In cassatie zegt cafehouder dat het onrechtmatig verkrijgen van bewijs is. HR: !!!!!! als je op basis van een wet rechtmatig binnen bent, dan mag je ook bevoegdheden toepassen op basis van een andere wet. Op opsporingsambtenaar van de warenwet binnen komt en ziet dat een moord wordt gepleegd, dan mag de ambt bevoegdheden uit Sr toepassen. MAAR: je mag niet een verkeerscontrole houden terwijl het eigenlijke doel verschilt. Bv zwartwerkers opsporen. Je mag controlebevoegdheden niet gebruiken voor een ander doel dan waarvoor het gegeven is.

Verdachte heeft het recht op cautie. Hierover gaat cautie 2 arrest over.

- informatie voorfase (arrest cautie II). Als agent mag je vragen stellen maar van te voren moet je aangeven dat de verdachte mag zwijgen. Man met tas wordt vragen gesteld zonder cautie te geven. HR: als opsporingsambtenaren eenmaal een verdenking hebben opgevat, ookal is verdenking niet redelijk. Ze benaderen verdachte dan moeten ze cautie geven. DUS in gewone taal: als opsporingsambtenaren geen redelijke verdenking (art. 27; feiten en omstandigheden) hebben maar wel feitelijke verdenking dan moeten ze cautie gegeven. HR geen feitelijke verdenking in casu, heeft gerechtshof gevolgd.

- Veiligheidsfouillering/preventief fouilleren. Art. 8 lid 3,4,5 PW. Als onmiddellijk gevaar, ter afwending van gevaar, redelijk en gematigd doel. In praktijk gaat politie snel over tot veiligheidsfouillering. Preventief fouilleren art. 151 b Gemwet.

- Handhaven openbare orde de zeilense nachtbraker. Geen geval van zware ernstige criminaliteit. Er liep iemand dronken op de weg en verstoort de orde. Agent zegt tegen verdachte dat hij nu naar huis moet. Art. 180 en 184 sr. gerechtshof: ontslag van rechtsvervolging, agent had minder vergaan bevel moeten geven. HR dat is een fout standpunt van hof. Handhaven van rechtsorde is taak van politie. Hieronder valt ook handhaven van openbare orde. HR; redelijke inzicht werd vereist. Als minder vergaand bevel zou niks uit maken. Onthouden: art. 2 PW biedt voldoende grondslag voor beperkte inbreuken op persoonlijke levenssfeer.

Van niemand wordt verwacht dat instemt, dus hoef je niet mee te werken. arrest weigering je naam op te geven. Krachtens art. 52. er staat ‘vragen’ dus je bent niet verplicht antwoord te geven. Ook kijken naar 125m Sv.

De rechter – commissaris en het GVO

WvSv 1926: verhouding RC en OvJ in de gaten houden. Oorspronkelijke wetboek van vroeger. Rechtercommissaris bij gerechtelijk voor onderzoek dus gerechterlijk, door een rechter gevoerd en geleid. Dit was de RC. Hij was ten eerste een echte rechter, kon toestemming geven om dwangmiddelen toe te passen. Vervolgens was hij ook onderzoeker dus de opsporingsambtenaren aanwijzingen/opdrachten te geven.

R-C is - echte rechter

- onderzoeker (art. 177 Sv)

GVO is de spil van het voorbereidend onderzoek

- de zaak wordt ‘panklaar’ gemaakt voor de zitting

- rechtspolitiek argument (onpartijdigheid). De zaak overlaten aan een onrechtspartijdig instantie, dit was de RC. Binnen het GVO onder regie van RC waren zwaarste dwangmiddelen. Hierdoor zou het sneller gaan. (echter pragmatisch argument is komen te vervallen omdat het juist langer duurt.

- ‘pragmatisch’ argument (vlotheid)

Veranderingen in de praktijk

1. De auditu rechtspraak de auditu: verklaringen van horen zeggen kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel. Dit is zo belangrijk omdat we vroeger vooral verklaringen in vooronderzoek wilden hebben in het gvo onder ede. Door de auditu is accent van GVO naar voren geschoven naar de politie bij verhoor van verdachten. Verklaringen van agenten die verkregen waren bij het verhoor, kunnen door de auditu gebruikt worden in GVO. Dus door de auditu heeft GVO aan belang verloren.

2. Dwangmiddelen - in bijzondere wetten eerst konden dwangmiddelen alleen toegepast worden in de GVO maar nu staan in de bijzondere wetten ook regels vastgesteld in Sr zonder link naar GVO.

- in het WvSv.

3. GVO is uitzondering geworden

4. Leiding vooronderzoek ligt bij OvJ ipv bij de RC.

- art. 132a Sv

- art. 148 Sv

Moderne functie van R-C (1)

Wat doet RC nu?

1. Toetsen van dwangmiddelen (‘machtiging’)

2. Uitvoeren van bepaalde (beperkte) onderzoekshandelingen

- Belangrijk voorbeeld: art. 36a Sv (mini-instructie) verdediging kan ogv 36a aan RC vragen mini onderzoek te verrichten.

Nieuwe voorzieningen binnen oud GVO:

- beslag op vorderingen (1958 – 1993)

- telefoontap (1971)

- inzage in computergegevens (1993)

- DNA – onderzoek (1993)

- getuigenbescherming (1993)

N.B. R-C niet langer spelbepaler

Het komt erop neer: RC doet op verzoek een klein beetje onderzoek. Eerst had hij heel het onderzoek onder zijn handen.

Moderne functie van R-C (2)

Nieuwe voorzieningen buiten oud GVO:

- voordeelsontneming

- wet BOB

- wet herziening GVO

GVO wordt uitgekleed en hiermee ook de positie van de RC.

Hoorcollege 4 strafprocesrecht

25/02/08

Onderwerpen in dit college

• Inverzekeringstelling

• Voorlopige hechtenis

- gevallen

- gronden

- duur

• Het beslissingsproces in theorie en in de praktijk

• VH verenigbaar met praesumptio innocentiae?

• Schorsing

• VH in fase van hoger beroep

• Schadevergoeding na ondergane VH (met gratis toegift)

Inverzekeringstelling

• komt na aanhouding en ophouden voor verhoor

• verdenking vereist ex art. 27 Sv

• doel (grond): belang van het onderzoek

• duur: twee keer drie dagen

• bevoegde autoriteit: hulpofficier, OvJ

• verdachte moet worden gehoord

• gevallen: VH-zaken (art. 67 Sv)

• toetsing door R-C na uiterlijk drie dagen en 15 uur

na aanhouding

(art. 59a Sv) = habeas corpus

Enige mogelijkheid voor verdediging om bezwaar te maken, want kan niet meer via art. 359a Sv ttz

Inverzekeringstelling:

-2 keer 3 dagen door Hulpovj of ovj dus geen rechter. Ogv art. 5 EVRM geeft aan dat er rechterlijke toezicht vereist is. Nu was de wetgeving verandert in: toetsing door RC na uiterlijk drie dagen en 15 uur NA AANHOUDING: dit heet de habeas corpus ex art. 59a Sv. Als je vindt dat je inverzekeringstelling tekort schiet in de procedure dan mag je hier opmerkingen maken. Ter terechtzitting kan je niet meer klagen, alleen bij de RC bij voorbereidend onderzoek.

Voorlopige hechtenis I Gevallen (1)

Gevallen

• art. 67 Sv

• hoofdregel: strafmaximum vier jaar +

• Bijzondere delicten uit WvSr

• Delicten uit enkele bijzondere strafwetten

• (opsomming heeft af en toe het systeem ‘vervuild’ door oneigenlijke motieven)

• bovendien: verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland / anonymus

• (= wetssystematische bijzonderheid)

Voorlopige hechtenis I Gevallen (2)

• vereiste: ernstige bezwaren (art. 67 lid 3 Sv), behalve in zaken van terroristische misdrijven (dan volstaat redelijk vermoeden, art. 67 lid 4 Sv)

• verschuivende grondslag van VH mogelijk sinds 1994: art. 67b Sv

- noodzakelijke flexibiliteit

- geen ‘fishing expeditions’

Gevallen van voorlopige hechtenis (dus van bewaring, gevangenhouding en gevangenneming)

-moet gaan om delicten die niet te licht zijn. dus delicten waarop 4 jaar of meer gevangenis op staan.

-delicten waar minder dan vier jaar op staan

-bijzondere delicten bv discriminatie, verduistering, oplichting, 1 overtreding nm schuldheling (hier is ook voorlopige hechtenis voor nodig) ernstige verkeersdelicten bij onder invloed rijden.

-opsomming heeft af en toe het systeem vervuild door oneigenlijke motieven: het is zo dat als voorlopige hechtenis mogelijk is dan is in allerlei situaties ook andere dwangmiddelen toe te passen. Naast de drie typen delicten kan voorlopige hechtenis kan ook worden toegepast als de woonplaats van de verdachte niet kan worden vastgesteld of als de verdachte anoniem is.

Aanvullende voorwaarden, dit betreft de ernstige bezwaren.

-67 lid 3bij ernstige bezwaren is VH mogelijk. Uitzondering zijn terroristische -misdrijven.

-in welke gevallen VH mogelijk is, dit grondslag verschuift voortdurend. Tot 1994 moest iemand vrijgelaten worden omdat de grondslag van de ene delict niet te verplaatsen was naar een ander delict. Soms lijken mensen andere dingen gedaan te hebben dan wat veronderstelt was. Dit bedoelt men met grote flexibiliteit.

Geen fishing expeditions  ism art. 67b

Voorlopige hechtenis II Gronden

• Art. 67a Sv (m.n. veranderingen in 1974)

a. ernstig vluchtgevaar (concrete omstandigheden en aanwijzingen)

b. gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid

- geschokte rechtsorde + strafmaximum 12 jaar +

- verwachte recidive delict 6 jaar +

- voorveroordeling in afgelopen 5 jaar (beperkte groep delicten)

- collusiegevaar

• Uitzondering: anticipatiegebod van art. 67a lid 3 Sv

VH gevallen 2 gronden

-art.67a sv: belangrijkste veranderingen in 1974: geprobeerd om de normen van VH zodanig te beperken om zo ook het gebruik te beperken. daarom zijn de doeleinden geformuleerd: vluchtgevaar: moet blijken uit concrete aanwijzingen en omstandigheden. Dus bijzondere redenen. Als iemand langdurige straf wordt opgelegd, is dit geen reden om aan te nemen dat er sprake is van vluchtgevaar.

4 in de wet opgenoemde gevallen

-rechtsorde geschokt

-als verdachte nogmaals een delict zal plegen waarop 6 of meer op staan

-als eerder veroordeeld is in de afgelopen 5 jaar. Mensen die vaak kleinere vergrijpen plegen, dit zijn mensen waar we veel last van hebben

-collusiegevaar: om te voorkomen dat verdachte met medeplichtigen een verhaal opzet waardoor justitie niet meer achter kan komen wat er werkelijk is gebeurt.

-uitzondering: anticipatieplicht.

Voorlopige hechtenis III Duur

• bewaring: 14 dagen (R-C)

• Gevangenhouding: max 90 dagen

Raadkamer Rb: potentieel Hauschildtprobleem bij verweer t.a.v. ernstige bezwaren of t.a.v. art. 67a lid 3

• ottz na max 104 dagen (voortzetting na schorsing voor bepaalde of voor onbepaalde tijd)

Hoe lang mag VH duren?

-bewaring: RC kan max 14 dagen opleggen

-gevangenhouding: 3x 30 dagen. Nu mag de raadkamer van Rb MAG in een keer 90 dagen op te leggen. Dit is echter niet altijd nodig en zal het korter zijn. de vraag is of Raadkamer zelfde rechters mag bevatten die later zal oordelen bij de zitting. Dit mag naar geldig recht maar er mag geen sprake zijn van schijn van onpartijdigheid van de rechters. Dus het probleem is dat rechters een partij trekken. Dan wordt Hauschiltregel geschonden.

-na 104 dagen onderzoek ter terechtzitting. 14 plus 90. als dan nog te weinig materiaal is om voort te zetten dan bij ingewikkelde zaken waarbij nader onderzoek nodig is, dan komt na 104 dagen een proforma zitting. De zaak wordt dan voorgedragen en wordt de zaak geschorst. De regels van de vooronderzoek gelden dan niet meer. Bepalingen die betrekking hebben op schorsing voor bepaalde of onbepaalde tijd. Art. …..

Uitzondering bij terroristische misdrijven 66 lid 3: VH van 2 jaar. In periode van 90 dagen.

Het beslissingsproces

• Ziet er op papier gecompliceerd uit

• Rechter toetst:

a geval van art. 67

b ernstige bezwaren

c grond van art. 67a

d uitzondering van art. 67a lid 3

e ongeschreven beginselen (subsidiariteit/proportionaliteit)

• In rechtspraktijk behoorlijk gestroomlijnd proces

- functie/betekenis van dossier

- praktijk van het horen van de verdediging

Het beslissingproces:

-d:anticipatieverbod. Of hier sprake van is.

Lijkt op minischema van art. 348/350

Onze VH verenigbaar met praesumptio innocentiae?

• Er is per definitie een zekere spanning, omdat er onmiskenbaar punitieve aspecten aan het dwangmiddel verbonden zijn

• Noodzaak om te differentiëren naar de gronden voor VH:

a. bij vluchtgevaar en bij collusiegevaar zijn er strafprocessuele belangen die de spanning kunnen rechtvaardigen

b. in geval van herhalingsgevaar (recidive) & geschokte rechtsorde zijn er meer materieelrechtelijke doeleinden in het geding (speciale en generale preventie). Dan moet de spanning worden gerechtvaardigd o.g.v. meer algemene functies van het strafproces (zo ook in het buitenland en in supranationale regelgeving)

Onze VH verenigbaar met praesomptio innocentiae?

Vluchtgvaar en collusiegevaar(bewijsvoering vereist dat VH toegepast wordt)

Herhalingsgevaar en geschokte rechtsorde is het anders, gaat niet eerder om strafprocessuele belangen maar om materiële belangen.

Algemene functies: herstel aantonen aan de rechtsorde dat er gewerkt wordt aan verbetering.

Hoe denkt ‘Straatsburg’ over deze vraag?

• EHRM 5 juli 2007, NJ 2007, 632 Kanzi vs Nederland (drugshandel)

• EHRM 5 juli 2007, NJ 2007, 633 Hendriks vs Nederland (verkrachting)

• grond voor VH “geschokte rechtsorde” valt vrijwel samen met criterium van “public disorder” uit art. 5 EVRM

• mate van publiciteit is niet bepalend of er sprake is van “public disorder”

• in het algemeen zal de factor ‘tijd’ invloed hebben op de vraag of VH nog gerechtvaardigd is

• gegeven de relatief beperkte duur van de VH (3 mnd + 7 dgn resp. 5 mnd + 30 dgn) zijn de gronden toereikend voor bevel gevangenhouding

Hoe denkt straaatsburg over deze vraag? Met name met onschuldvermoeden en geschokte rechtorde

EHRM 5 juli 2007 art. 67a en art 5 EVRM. Betoog verdachte: geschokte rechtsorde is een abstractie. Art. 5 eu stelt ander eis: vh alleen mogelijk zou mogen zijn als vrijlating van verdachte zou leiden tot verstoring van publiek orde.

Geschokte rechtorde valt samen met verstoring publieke orde. Dus beroep van kanzi en hendriks ging niet op.

De Nederlandse regeling is veilig.

Geschokte rechtsorde is een automatisme gaat voortaan nooit meer op.

Schorsing (art. 80 e.v.)

• Subsidiariteitsbeginsel, dus analogie van de noodtoestand

• Voorbeelden: persoonlijke omstandigheden

• Ander type: alternatieven voor VH i.g.v. recidive-gevaar of vluchtgevaar

• Wenselijk: een uitvoeriger wettelijke regeling van toegestane voorwaarden

Schorsing art. 80 ev Sv:

Subsidiariteitsbeginsel: alleen als het niet anders kan. Toch maakt art. 80 ev het mogelijk om VH niet op te heffen maar te schorsen. De verdachte kan altijd vragen om opheffing van VH. Dit als niet langer is voldaan aan de voorwaarde voor VH. Als wel voldaan is aan de voorwaarden dan vraag je om schorsing. Dit kan naar analogie van noodtoestand. Een vorm van overmacht uit conflict van plichten. Dus als er grote belangen zijn om de verdachte vrij te laten. Redenen om schorsing aan te nemen zijn persoonlijke omstandigheden. Vroeger geboorte en begrafenis. Maar nu niet meer want is geregeld elders. Art. 80 lid 6 kan directeur.

-vooral van belang als er een nuttig alternatief bestaat voor VH. Bv recidive gevaar of vluchtgevaar zijn zwaarwegende belangen om iemand vast te laten zitten. Verslaafden zijn geneigd om vaker hetzelfde delict te plegen. Hier kun je schorsen om de verdachte de kans te geven om zijn leven te veranderen. Vluchtgevaar: joop van nieuwhuisen: Hij werd opgepakt en maandenlang vastgezet. Nu is hij geschorst omdat hij 10 mln boete moest betalen en paspoort inleveren. Nu waren er voldoende redenen om de VH op te schorsen.

VH in fase van hoger beroep (1)

• art. 66 lid 2: bevel blijft van kracht tot 60 dagen na de einduitspraak (i.g.v. veroordeling)

• art. 75 lid 3: bevel kan door raadkamer Hof worden verlengd met max 120 dagen + nog twee verlengingen. Totaal niet meer dan 180 dagen na uitspraak eerste aanleg

• toetsing (gevallen en) gronden van art. 67a

+ aanvullende grond (art. 75 lid 1): de vrijheidsbenemende straf of maatregel in eerste aanleg

• naast art. 67a lid 3 aanvullende waarborg in:

- art. 75 lid 4

- art. 75 lid 6

VH in fase van hoger beroep (2)

• 2 structurele problemen:

a. raadkamer Hof kan rechter a quo overrulen

b. raadkamer kan zittingsrechter Hof voor de voeten lopen

* raadkamer Hof dient daarom uiterst marginaal te toetsen

VH in fase van HB:

Wat gebeurt er als rechtbank een veroordeling opgeeft. Dan blijft bevel tot 60 dagen van kracht. Daarna wordt de toetsing overgenomen door raadkamer ex art. 75 lid 3.

Een aanvullende grond in HB: veroordelende uitspraak mag je beschouwen als een zelfstandige grond voor voortzetting van de VH.

Aavullende waarborgen om te voorkomen dat het langer zal duren dan het vonnis in eerste aanleg bij de Rechtbank zou duren.

2 structurele problemen bij de toetsing

-raadkamer van het hof: 3 raadsheren die geen terechtzitting over de zaak hebben meegemaakt, moeten een uitspraak doen. De toetsing raadkamer van het hof kan beslissing eerste rechter overrulen

-kan de zittingrechter van zijn beslissingvrijheid beroven.

Gaat marginaal te werk: aanvullende grond van 75 lid 1 tot uitgangspunt nemen. De straf die opgelegd is door rechtbank en nog niet uitgezeten is, dit voor laten duren, dan zijn de nadelen klein.

Schadevergoeding na ondergane VH

• A in het strafprocesrecht

• B bij de burgerlijke rechter

• C in het concept-wetsvoorstel

Schadevergoeding na ondergaan VH

-voor een deel geregeld in het Strafprocesrecht

-voor een deel bij de burgerlijke rechter

-een wetsvoorstel heeft betrekking op ieder optreden na strafrechtelijke veroordeling.

A Strafprocesrecht

• Art. 89 lid 1: “kan toekennen” in twee typen gevallen

• Art. 89 lid 4: dezelfde rechters oordelen hierover. Corstens: dat kan niet

• Art. 90 lid 1: maatstaf is ‘billijkheid’, alle omstandigheden in aanmerking nemende

• Art. 90 lid 2: rekening houden met levensomstandigheden van gewezen verdachte

• Richtlijn NVvR:

- 70 euro per dag

- 90 euro per dag indien:

> politiebureau

> alle beperkingen

Strafprocesrecht

Art. 89: schadevergoeding KAN worden toegekend in 2 typen van gevallen

-als geen vrijheidbenemende maatregel is opgenomen

-

Door wie?zelfde rechter

Wanneer schadevergoeding toekennen?

-art 90 lid 1 als het billijk is gelet op alle omstandigheden van het geval

Bv processuele opstelling van de verdachte zelf. Als verdachte elk keer een ander verhaal geeft, dit kan reden zijn om hem langer van zijn vrijheid beroven. Het lang blijven zwijgen is ook reden om lang VH toe te passen waardoor schadevergoeding niet meer op zijn plaats is.

-art 95 lid 2: wat je inkomen ook is, hier wordt geen rekening mee gehouden. Dit ook ogv richtlijn NVvR.

90 euro indien alle beperkingen: als je helemaal geen contact mocht houden met de buitenwereld.

B Schadevergoeding bij burgerlijke rechter (1)

• Voor derden gelden andere maatstaven dan voor ex-verdachten

• T.a.v. derden

Arrest Varkensstal HR 30 maart 2001, NJ 2003, 615

- rechtmatige huiszoeking

- toebrengen schade kan toch onrechtmatig zijn

- reden: onevenredige schade (nadelige gevolgen) behoren niet ten laste van die beperkte groep te komen, maar dienen gelijkelijk over de gemeenschap te worden verdeeld

B Schadevergoeding bij burgerlijke rechter (2)

• T.a.v. ex-verdachten

- i.g.v. onrechtmatig optreden: overheid aansprakelijk

- i.g.v. rechtmatig optreden: overheid slechts aansprakelijk in twee situaties:

a. van de aanvang af heeft een rechtvaardiging voor dat optreden ontbroken (bv geen verdenking ex art. 27 Sv)

b. gebleken onschuld criterium: uit vonnis of uit dossier blijkt dat ex-verdachte het niet heeft gedaan

• (HR 12 juni 1998, NJ 1999, 99)

• HR 13 oktober 2006, NJ 2007, 432 (Begaclaim):

- egalite-beginsel niet van toepassing

- “gebleken onschuld” restrictief uitleggen: nietstrafbaarheid van het feit valt erbuiten

- Beslissing HR te verklaren door naderend wetsontwerp

Bij burgerlijke rechter.

Mensen vinden de schadevergoeding bij strafproces te weinig. Nu gaan ze dan bij de burgerlijke rechter. Voor derden gelden andere maatstaven dan bij ex-verdachten.

Arrest Varkesnstal: 2 regels geformuleerd

-situatie waarin rechtmatig is opgetreden maar veel schade is aangericht. Rechtmatige huiszoeking maar disproportioneel veel schade aangebracht. HR zoekt constructie om tot aansprakelijkheid van de overheid te gaan. Er moet sprake zijn van onrechtmatigheid. Het toebrengen van disproportionele schade is het element van onrechtmatigheid. Als dat zo is dan behoort de schade door de hele gemeenschap te worden gedragen en niet door de willekeurige individu die door nadeel getroffen is. dit heet egalite.

Bij onrechtmatig optreden dan volledig schade vergoeding

Bij rechtmatig optreden: in 2 situaties is overheid aansprakelijk:

-als je toch eigenlijk moet vaststellen dat van aanvang af ieder ….

-als uit het vonnis of strafzaak is gebleken van de onschuld van de verdachte. Onschuldcriterium.

Hr 12 juni 1998, nj 1999, 99 is verplicht.

Een vrijspraak wordt gemotiveerd met de overweging dat uit bewijsmateriaal volgt niet wettige overtuiging dat de verdachte het gedaan heeft.

Dit is anders dan uit onderzoek is gebleken dat verdachte het niet gedaan heeft.

Als er sprake is van …

Dan is egalitebeginsel niet van toepassing

Gebleken onschuldcriterium moet heel beperkt worden uitgelegd. Dus niet van toepassing als iemand ontslagen is van alle rechtsvervolging.

C Concept wetsvoorstel (1)

“Schadecompensatie strafvorderlijk overheidsoptreden”

Hoofdlijnen van de regeling:

- Vergoeding van schade vindt i.h.a. plaats langs strafrechtelijke weg (Boek V WvSv)

- Eén procedure t.z.v. alle schade die is ontstaan n.a.v. opsporing en vervolging en tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen

- Zowel bij rechtmatig als bij onrechtmatig optreden

- Het is procedureel en materieel een effectieve en met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, die daarom in de plaats treedt van bestaande civielrechtelijke voorzieningen

C Concept wetsvoorstel (2)

- Regeling is ten behoeve van gewezen verdachten, derden, en erfgenamen dan wel naasten

- Gewezen verdachten zijn alleen ontvankelijk indien zij niet zijn veroordeeld, behalve bv wanneer voorarrest langer heeft geduurd dan de opgelegde straf

- Vergoeding van materiële en immateriële schade (inclusief reputatieschade)

- Eerst een verzoekschriftprocedure bij College van PG’s met beroep op raadkamer gerechtshof

- Ingewikkelde schadeclaims kunnen direct aan de rechter worden voorgelegd

Concept wetsvoorstel 17 okt 2007

Wet gaat heten schadecompensatie strafvorderlijk overheidsoptreden.

Effectieve en met voldoende waarborgen omkleedde rechtsgang± als zo een rechtsgang bestaat, dan wordt je niet ontvankelijk verklaard want de burgerlijke rechter is een restrechter.

Regeling geldt voor een breder groep± derden, naasten, erfgenamen, verdachten.

Reputatieschade± witteborden criminelen kan hoog zijn.

Eerst een verzoeksprocedure volgen dan pas….

Systeem schadevergoeding verenigbaar met onschuldpresumptie van het EVRM?

• Na vrijspraak mogen autoriteiten geen nieuwe verdenkingen t.z.v. oorspronkelijke beschuldiging uiten

- EHRM zaak-Del Latte 9 november 2004

- EHRM zaak-Assan Rushiti 21 maart 2000

• Na vrijspraak mag wel civielrechtelijke aansprakelijkheid voor dezelfde feiten worden aangenomen, zelfs als dat door de strafrechter gebeurt

- EHRM zaak-Ringvold 11 februari 2003

• Nederlands systeem waarin ‘billijkheid’ wordt ingevuld door allerlei belangen en omstandigheden voldoet zeer waarschijnlijk aan Straatsburgse normen

Is het verenigbaar=

Is ons systeem van 89 tot 93 overeenstemmen met de EVRM, ja want in het licht van onschuldvermoeden.

Zelfs als vrijwel vaststaat dat iemand het gedaan heeft, als DNA toets enig bewijs middel is maar onrechtmatig is verkregen, wordt verdachte vrijgesproken. Nu mag de rechter niet naderhand vaststellen dat hij schuldig was.

Hoorcollege 6

11/03/08

De dagvaarding

Onderwerpen in dit college

• De vervolgingsbeslissing door het OM

• Functies van de dagvaarding voor de verdachte en voor de rechter

• De samengestelde tenlastelegging

Vervolgingsbeslissing door het OM

• Vervolgingsmonopolie (art. 124 RO) OM kan straf zaak voor de strafrechter brengen. Het kan op twee manieren worden toegepast.

• Legaliteit vs. Opportuniteit leg.beginsel: strafvordelijke: OvJ legt alle haalbare strafzaken aan rechter voor waarvoor een veroordeling haalbaar is. In NL hebben we opp.beginsel: art. 167 Sv: OM heeft discritionaire bvgdhd, OM kan van vervolging afzien op gronden van algemeen belang. Twee interpretaties van opp.beginsel

• Negatieve vs. positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel negatief: letterlijk: het moet in beginsel aan de rechter worden voorgelegd als het haalbaar is. Vervolging is de regel, het seponeren van de zaak is de uitzondering. Positief: hierin worden regel en uitzondering omgedraaid. Er hoeft niet te worden vervolgd, wel vervolgen bij zwaarwegende redenen. Positieve interpretatie is geldend recht. SG heeft hiervoor gekozen.

• 3 eisen voor dagvaarden:

> Strafrechtelijke haalbaarheid

> Maatschappelijke wenselijkheid vervolging als het maatschappelijke belang vervolging wenselijk acht. Dus vervolgen als er bijzondere redenen zijn.

> Prioriteit binnen beleid Later is een derde eis toegevoegd wil je iemand voor de rechter halen: vervolging moet prioriteit hebben binnen beleid.

• Complicatie _ miniaturisering van het strafrecht als je een simpel feit pleegt dan word je gepakt en aan de strafrechter voorgelegd. In de sector financiele criminaliteit echter wordt niet hard opgetreden vanwege de druk op de systeem. Het is moeilijk te bewijzen. Strafprocesrecht wordt in de miniaturisering gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het bedoeld is.

betekenis van irrationele factoren

Functies van de dagvaarding

• Oproepingsfunctie de verdachte oproepen om op een bepaalde dag, uur, rechter te verschijn.

• Beschuldigingsfunctie in de dagvaarding staat een tll en hierin staat waarvoor de verdachte van schuldig wordt verklaard

• Informatiefunctie

Oproepingsfunctie

• Betekeningsvoorschriften het is van belang dat verdachte de dagvaarding in handen krijgt. Betekening van gerechtelijke voorschriften is erg moeilijk. Veel van de dagvaardingen worden nietig verklaard omdat ze niet goed waren getekend, verdachten verhuizen vaak. Verdachten verhuizen vaak en zijn dus moeilijk te vinden. het is moeilijk om de dagvaarding aan de verdachte te geven en hem te laten tekenen. De voorschriften worden vaak veranderd en bv hiervan is art. 585a Sv. Het recht om domicilie te kiezen àadres opgeven waar je op bereikt kunt worden. art. 590à

- artt. 585 e.v.

• Termijnen je kunt verdachte adequate oproepen als je dit op tijd doet.

- o.a. artt. 265, 370, 375(snel), 398(kantonrechter), 413(beroepfase 10 dagen)

• Datum, uur en rechterlijke instantie de oproepfunctie moet het mogelijk maken om de verdachte duidelijk te maken waar en hoe laat en op welke dag hij moet verschijnen.

- HR, NJ 1984, 516

- NJ 1984, 518

Beschuldigingsfunctie

• Artikel 261 Sv beschuldigingfunctie komt tot uitdrukking in de tll. ‘de tirannie van de tll’ à er wordt geprocedeerd op de grondslag van de tll. Alle vragen van artt 348/350 vindt plaats op de grondslag van de tll. Aan alle eisen van 261 moet worden voldaan, anders is de tll nietig.

a. t.l.l. is duidelijk c.q. begrijpelijk (geen obscuur libel) als onduidelijk/onbegrijpelijk dan obscuur libel. alle vragen moeten met juridische maatstaven worden beantwoord. Een gewone burgerlijk hoeft het niet te begrijpen/het hoeft niet voor een gewone burger duidelijk te zijn als het juridisch maar klopt.

b. t.l.l. is feitelijk tijd en plaats moet worden vermeld, dit is een gedeeltelijke invulling. Formulering van de tll moet duidelijk maken wat vermoeden wordt te zijn overtreden. Bv diefstal art. 310 sr: alle elementen moeten feitelijk worden ingevuld. Dus wederrechtelijk en dan komma waarna komt te staan wat de verdachte gestolen heeft wat hem niet toebehoort. Dus eerst een gedeelte ontleend uit de wet en vervolgens het feit waartegen de verdachte zich moet verweren. Sommige woorden in de wet moeten in de tll met feitelijke andere worden worden omschreven. Bv het woord ‘schuld’ komt in vele culpose delicten voor. Hoe omschrijf je ‘schuld’ in feitelijke woorden, want zelf is ‘schuld’ onvoldoende feitelijk. Het woord ‘opzet’ is echter wel voldoende feitelijk. De OvJ hoeft het woord ‘opzet’ niet in feitelijke woorden te herhalen bv ‘met de bedoeling…’. ‘ ontucht’ is ook onvoldoende duidelijk, en moeten de handelingen worden omschreven die de OvJ de verdachte tll legt. Mishandeling is wel voldoende feitelijk omschreven.

c. t.l.l. is niet innerlijk tegenstrijdig dus niet feitelijk/juridisch tegenstrijdig. Als in tll de verdachte verweten wordt geld te hebben weggenomen(diefstal), verderop staat dat je iemand gedwongen hebt om het geld te geven(afpersing). Dit zijn twee verschillende delicten binnen een enkelvoudig tll. Een ander is het verschillende vormen van medeplichtigheid ‘bij’ een delict en ‘tot’ een delict. ‘Tot’ gaat vooraf. ‘bij’ is iets anders (corstens)

d. t.l.l. vermeldt tijd en plaats de nauwkeurigheid ervan hangt af van het type delict. Bij sommige delicten vloeit uit de aard van het delict voort dat je nauwkeurig te werk moet gaan, dit bij bv zedendelicten. Diefstal in de nacht. Plaats aanduiding bij verkeersdelicten moet blijken dat het om een openbaar plaats ging. Bij drugshandel kan het zijn dat iemand vervolgd wordt voor het handelen van harddrugs van april 2007 althans 2008 in tilburg althans Rotterdamàruimer zodat je veel kanten op kan en het tll niet snel nietig kan worden verklaard. Echter ook hier worden grenzen gesteld.

Informatiefunctie

• RECHTEN i.v.m. getuigen en deskundigen

artt. 260, 263 Sv

• Bezwaarschrift, art. 262 Sv

• Toevoeging Raadsman, art. 44 lid 2 Sv

• Transactie in Wed-zaken in economische zaken is altijd een transactie nodig.

artt. 36 jo 47 Wed

als verdachte de taal niet verstaat dan volgt schorsing van de vervolging door de rechter. In 2006 is bepaald: als verdachte geen nederlands kent dan moet de rechter eerst afvragen 1) of de verdachte in zijn verdediging is geschaad en 2)schorsen als tussen fase.

3)zo de tll schorsen om alsnog het anders te doen.

Samengestelde tenlastelegging in drie hoofdvormen te vinden:

• Cumulatieve t.l.l. -- expliciet

-- impliciet

• Primair / subsidiar t.l.l. -- expliciet

-- impliciet

• Alternatieve t.l.l.

Cumulatieve: heeft betrekking op meerdere strafbare feiten die onderling niks met elkaar te maken hoeven te hebben. In januari drugshandel, in feb mishandeling en in maart diefstal. Deze cumulatieve tll is in 2 vormen terug te vinden

1)expliciet: OvJ nummers/somt op waarvan de verdachte wordt beschuldigd. Iedereen kan het zien

2)impliciet cumulatief: ogenschijnlijk is het eenvoudig maar op grond van de woorden van de tll blijkt het een meervoud te zijn, cumulatie van feiten. Bv dood door schuld in het verkeer omdat aan schuld te wijten omdat aanmerkelijk onvoorzichtig gereden en meneer en mevrouw jansen om het leven is gekomen. Als bewezen dan ben je voor twee feiten verweten want dood door schuld meneer jansen en dood door schuld mevrouw jansen. Het lijkt enkelvoudig maar is meervoudig tll.

Primair/ subsidiar tll : gaat om verschillende beschrijvingen van een gebeurtenis. Eerst wordt de meest vergaande beschrijving gegeven en dan het minderen. Meerdere juridische typeringen van een gebeurtenis. Je kunt een handeling beschrijven als doodslag, zware mishandeling of als mishandeling. Dit zijn mogelijkheden die elkaar insluiten. Bij primair subsidiar wordt eerst meest vergaande verwijt omschreven als dit niet lukt dan de mindere om verdachte alsnog te veroordelen.

1)expliciet: er staat dan : de verdachte wordt ‘primair’ verdachte van. Volgende regel, subsidiar wordt verdachte verdacht van. Ook kan een meer subsidiair tll gelegd worden.

2)impliciet: niet makkelijk te herkennen. Er zijn allerlei delicten bv in de bijzonder wetgeving als Wed, opium wet waarbij een bepaalde gedraging strafbaar gesteld wordt. Dus in de d.o. staat gedraging en opzet. Als opzet aanwezig is dan is het een misdrijf. Is er geen opzet dan is het een overtreding. bv aanwezig hebben van drugs/wapens is een gedraging. Als je dit opzettelijk doet dan is het een misdrijf. Doe je dit niet opzettelijk dan is het een overtreding.

In de tll staat alleen opzettelijk en lijkt hierdoor een enkelvoudig tll wat betrekking heeft op die misdrijf.

Verschil tussen doodslag en moord is de ‘voorbedachte rade’. Als je het doet met voorbedachten rade dan is het moord. als je zegt: met voorbedachten rade iemand doden: dit lijkt enkelvoudig. Dit is een impliciet primair subsidiar tll. Want als voorbedachte rade niet slaagt dan automatisch subsidiar doodslag aannemen. Als primair beroep slaagt, dan kom je niet toe aan de subsidiar feit.

Alternatieve tll : hier gaat het ook om een gedraging die op verschillende manieren wordt geformuleerd. Alleen het verschil is dat ze niet elkaar uitsluiten maar insluiten. Ze kunnen dus naast elkaar bestaan. Bij primair/subsidiar kunnen ze niet naast elkaar bestaan want ze sluiten elkaar uit. Heling en diefstal sluiten elkaar uit. In alternatief tll wordt aan verdachte verweten goederen of gesloten te hebben of te hebben geheeld.

Voorbeeld 2 over diefstal en afpersing. Het is onduidelijk of verdachte het geld zelf uit de lade heeft gepakt of de eigenaar gedwongen heeft om het af te geven. Dus onduidelijk of het nu diefstal of afpersing betreft. Dus in de alternatieve tll staat dan dat of verdachte gestolen heeft, of verkregen door middel van afpersing. Het is niet zo dat net als bij primair subsidiar eerst naar het ene gekeken wordt en vervolgens naar het andere. Bij alternatief tll wordt gelijk naar beide gekeken.

Hoorcollege 7

18/03/08

Bewijsrecht

Onderwerpen in dit college

• Bewijsstelsels

• Bewijsthema (wat je moet bewijzen)

• Bewijsmiddelen (hoe bewijs je?)

- wat?

- welke?

• Onrechtmatig verkregen bewijs (mag niet gebruikt worden ter motivering van de bewezenverklaring)

• Overtuigend bewijs

Doel strafvorderlijk onderzoek: betrouwbare kennis krijgen.

Bewijsstelsels

• Positief-wettelijk stelsel Kenmerk: een bewijsstelsel waarin de wet(Sv) een limitatieve opsomming geeft van de toegelaten bewijsmiddelen en dwingende aanwijzingen van de overtuigen kracht daarvan.

• Negatief-wettelijk stelsel limitatieve opsomming maar biedt geen dwingende aanwijzingen over de overtuigende kracht daarvan. àart. 238 en 239: de overtuiging van de rechter. Dit stelsel is in NL van toepassing.

• Vrij bewijsstelsel wetboek van Sv geeft geen uitputtende opsomming van de bewijsmiddelen. Dus ook andere bronnen waar rechter kennis aan kan nemen, dan mag dit gebruikt worden. vrij bewijsstelsel in twee vormen

- ‘ Conviction intime’ bloot innerlijke overtuiging. Als de rechter zelf overtuigd was, dan was dat voldoende.

- ‘ Conviction raisonnée dat getekend dat de overtuiging van de beslissende instantie gemotiveerd moet worden. Dit komt vrij dicht in de buurt van negatief wettelijk stelsel te staan.

Bewijsthema bij negatief stelsel: de enige vraag is de eerste vraag van art. 350 Sv. Kan het bewezen worden dat verdachte het feit begaan heeft. alle andere vragen zijn niet onderworpen aan de bewijsmiddelen.

Feiten van algemene bekendheid

• “Als notoir (feit van algemeen bekendheid) is te beschouwen elk feit of elke toestand, die elk beschaafd, op de hoogte van zijn tijd staand man moet geacht worden te kennen of zonder noemenswaardig onderzoek uit algemeen toegankelijke bronnen te weten kan komen….”

(Anema/Verdam)

Feiten van algemeen bekendheid hoeven niet bewezen te worden in het strafproces. dingetjes waarover geen meningsverschil over kan bestaan. Dus bv alles wat je kunt googlen en in de wikipedia staan. Dingen die we zonder veel onderzoek kunnen achterhalen en allemaal zelfde antwoord op kunnen krijgen. Voorbeelden van feiten van algemeen bekendheid volgens HR: het slipgevaar op nat wegdek is groter dan op droog wegdek. Het is gevaarlijk om met je geschroeide voet tegen het hoofd van een baby te schoppen.

Bewijsrecht niet van toepassing

• Op:

- Feiten van algemene bekendheid (art. 339 lid 2)

- Vaststelling t.a.v. tussenvonnisen (vb. ‘het belang van het onderzoek’) Bewijsrecht is niet van toepassing als er gezegd wordt dat tussenvonnis nodig is omdat het in het belang van onderzoek is: het is een feitelijke bewering van een van de partijen.

- Vaststelling t.a.v. voorvragen (art. 348) als iemand verweer voert op de voorvragen, dan maken ze dit dmv feitelijke beweringen. Bv als verdachte zich beroept op het feit dat OvJ gezegd heeft hem niet te vervolgen. Het vertrouwensbeginsel is dan geschonden en volgt ontvankelijkheid van OM. Eerst moet nagegaan worden of OvJ inderdaad zulk toezegging gedaan heeft. Je vraagt het aan de OvJ. De rechter mag dan op zijn antwoord afgaan. Verklaringen van OvJ mogen niet gebruikt worden ter ondersteuning van bewezenverklaring, maar mag echter wel gebruikt worden om de ontvankelijkheid te toetsen. Als bewijsrecht van toepassing is, dan ben je gebonden aan de limitatieve opsomming. Zo niet dan ben je vrijer in je keuze.

- Vaststelling t.a.v. strafuitsluitingsgronden verdachte beroept zich op noodweer. Bv slachtoffer kwam met de mes op me af en daarom was ik genoodzaakt hem te doden. Er moet nagegaan worden of dit echt zo was maar dit hoeft niet met behulp van bewijsrecht te worden vastgesteld.

- Bestaan van rechtsregels (ius curia novit) àde rechter kent het recht.

- Vaststellingen t.a.v. strafmaat rechter wil alles weten om tot oplossing te komen, bv spreekrecht van slachtoffer.

DE TLL moet bewezen worden dmv bewijsrecht. Dit doe je met bewijsmiddelen

Wat is een bewijsmiddel?

• Het onderzoeksresultaat dat in een strafzaak voorhanden is en – vanwege de informatie die het bevat of die er aan kan worden ontleend – bestemd is te worden gebruikt voor de totstandkoming en verantwoording (motivering) van de bewezenverklaring.

Wettige bewijsmiddelen (art. 339 Sv)

1e Eigen waarneming van de rechter, uitgewerkt in art. 340

2e Verklaringen van de verdachte, uitgewerkt in art. 341

3e Verklaringen van een getuige uitgewerkt in art. 342

4e Verklaringen van een deskundige, uitgewerkt in art. 343

5e Schriftelijke bescheiden, uitgewerkt in art. 344

Art. 340 tot 344 laat zien dat de normering van de bewijsmiddelen een gemeenschappelijk strekking/doel/aard hebben à dit is het bevorderen van de betrouwbaarheid. Dus iedereen die iets tegen de rechter zegt, en dit als bewijsmiddel gebruikt kan worden, dan moet dit naar inhoud, strekking en draagkracht worden overzien. à normering van bewijskracht. HR De auditu heeft systeem verstoort omdat inbreuk is gedaan de draagkracht van waarheidsvinding. de auditu is ‘ van horen zeggen’. De inhoud van de overgebrachte gegevens kan je niet naar inhoud, strekking en draagkracht overzien. De auditu jurisprudentie heeft dit segment van waarheidsvinding in de toch gezet. Dit heeft ertoe geleid dat er een tegenbeweging is om de verdachte hiertegen te beschermen. Arrest kostovski: een veroordeling uitsluitend op basis van anonieme verklaringen is ontoelaatbaar. Andere arrest is Saudi 1993: bewijs alleen afkomstig van informanten waarmee verdachte nooit mee is geconfronteerd, mogen niet als bewijsmiddel gebruikt worden. derde arrest Videoband: hierin ging het om het verhoren van een jeugdige getuige, zedendelict, in het voor onderzoek. Verklaring van 5 jarige was opgenomen op videoband. HR: compenserende maatregel: videoband moet ter terechtzitting getoond worden zodat gespecialiseerde hierover kan oordelen.

normvervagende vorm van de auditu à eerste vorm: Art. 341 lid 3: als verdachte iets verklaart dan geldt dat alleen ten zijne aanzien. Dus als delict gepleegd is door twee daders. De zaak wordt dan behandeld in gescheiden zaken. Ze mogen dan niet als medeverdachte gezien. De een mag niet belastend bewijs leveren worden over de ander. De een kan de ander dus niet schuld geven.

Tweede vorm van normvervagende vorm van de auditu: art. 342 lid 2: bewijsminimum: unus testis nullus testis: een getuige, geen getuige. MAAR dit is een foute formulering van art. 342 lid 2. Een getuigenverklaring is ogv uitspraak van de HR wel voldoende bewijs. In het NL stelsel (HR coca cola) gaat de verklaring van een getuige wel op als bewijsmiddel. Belastende bewijs: verklaring van het meisje, slachtoffer. Dit is langs twee wegen bij de rechter terecht gekomen. Via de moeder, deze heeft het aan de politie gemeld. Vervolgens heeft meisje verhaal gedaan aan de politie en deze heeft een verklaring opgezet. Materieel hebben we een verklaring van het slachtoffer. De man/dader ontkent ontucht, echter hij geeft wel toe dat het meisje toen en daar in Amsterdam een eindje met hem mee is gereden. De HR vond dit voldoende bewijs om hem te kunnen veroordelen. Verklaring van het meisje is aangevuld met een enkel onafhankelijk steunbewijs. Voldoende steunbewijs als uit onafhankelijke bron dit bevestigd. Dit is van bijzonder belang op een op een situaties. In NL kunnen we ver komen ogv een getuigenverklaring als er maar sprake is van steunbewijs.

Bij schriftelijk bescheiden: dit kan gezien worden als een proces verbaal. Als opsporingsambtenaar verklaring opstelt, dan is dit voldoende, zelfs als hij zelf het slachtoffer is. dit geldt echter wel alleen als proces verbaal origineel is. Als opsporingsambtenaar zelf aanwezig is geweest en het waargenomen heeft, dan kan al alleen op grond van dit enige procesverbaal veroordeeld worden. Het is voldoende bewijsmiddel.

Toereikend bewijs

1. wettig bewijs

& 2. rechtmatig verkregen lange tijd dat onrechtmatig verkregen bewijs gewoon gebruikt kan worden. echter in HR bloedprik is bepaald dat als bewijs onrechtmatig is verkregen, dan mag dit niet gebruikt worden. dit is het bewijsuitsluitingsregel :onderzoeksresultaten die onrechtmatig verkregen is mag je niet gebruiken. Dit betekent niet dat als rechter bewijs uitsluit dat er dan gelijk vrijspraak volgt. Er zijn ook andere wegen te bewandelen. HR Sleutelbos: hier werd leerstuk van bewijsuitsluiting uitgebreid dat ook de gevolgen van het onrechtmatig verkregen middelen niet gebruikt mag worden. Huissleutels moest ingeleverd worden, vervolgens is huis onderzocht en wapen in beslag genomen. Hier werd niet alleen inbeslagneming als onrechtmatig beschouwd maar ook de bekentenis. Want bekentenis is rechtstreekse gevolg van onrechtmatig optreden en kan zodoende niet als bewijs middel gebruikt worden. bewijsuitsluiting als reactie op onrechtmatig verkrijging van bewijsmiddelen is uitgesloten van bewijs.

& 3. overtuigend

als je voldoende wettig bewijs hebt, dan gaat het om de vraag wie geloofwaardig overkomt. (dit bv bij twee mensen die zwart en wit zeggen)

Rechtmatig verkregen bewijs

• Bloedproef II (HR NJ 1962, 470)

• Sleutelbos II (Hof Amsterdam NJ 1980, 48)

• Afvoerpijp (HR NJ 2004, 376) dit wordt een college arrest genoemd omdat HR een algemene opvatting weergeeft.

De HR zegt in de eerste plaats: art. 359a spreekt over de vorm verzuim gepleegd tijdens vooronderzoek tegen ander verdachte, of zelfde verdachte maar ander beschuldiging dan……….

Ook zegt de HR als tweede dat 359a ook niet van toepassing op bewijsmiddelen die aan de RC voorgelegd kan worden. Dus je kunt het niet aan de rechter voorzetten omdat je dat verzuim in het voorbereidend onderzoek al naar voren had kunnen brengen.

Derde eis: als het niet de verdachte is die door niet naleving van voorschrift is getroffen, in het belang dat overtreden norm zou beschermen, dan zal aan verzuim geen rechtsgevolg hoeven te worden verbonden. Als een derde is getroffen, dan kan verdachte daar geen beroep op doen mbt bewijsuitsluiting.

Vierde punt: bewijsuitsluiting kan wel aan de orde komen als het bewijsmateriaal uitsluitend door verzuim is verkregen en indien door de onrechtmatigheid een belangrijk strafrechtelijke belang is geschonden. Belangrijk rechtsregel die in aanzienlijke mate is geschonden, dan is bewijsuitsluiting aan de orde.

Ten slotte mag volgens de HR van de verdediging worden verwacht dat duidelijk en gemotiveerd wordt weergegeven waarom bewijsuitsluiting een passende sanctie is.

Onrechtmatig verkregen bewijs leidt tot bewijsuitsluiting. Dit is in de rechtspraak gerelativeerd.

(Eisen art. 359 lid 2 Sv.)

Overtuigend bewijs

• Hoofdregel van de HR in cassatie: De selectie en waardering van het bewijs wordt overgelaten aan de rechter in feitelijke aanleg. Als veel verschillende middelen naar verschillende uithoeken wijzen, dan mag de rechter vrij selecteren welk bewijsmiddel hij wil kiezen. Hij kiest de middel die het meest betrouwbaar lijkt. In het arrest vloerkleed: hierin is bevestigd dat ook na invoering van art. 359 lid 2 de selectie en waardering wordt alsnog overgelaten aan de rechter in feitelijke aanleg. De rechter hoeft dan niet aan te geven waarom hij de ene getuige wel gelooft en de andere niet. De rechter heeft dat geen kompas bij het nemen van bewijsbeslissing.

• Voorbeelden:

1. Verslaafde met kind àverslaafde is met zijn dochter naar dealer gegaan. Laat zijn dochter achter en deze wordt dan verkracht. Hij wordt schuldig gevonden van het opzettelijk mogelijkheid scheppen voor ontucht. Er waren hier ernstige bezwaren. Want het bleek klaar duidelijk dat hij het opzettelijk had gedaan. De man echter ontkende het als de dood. Hij vond dat het niet mogelijk was dat iemand zo kon denken. Ook hij is een man. de man werd uiteindelijk vrijgesproken. Art. 338: overtuigend bewijs: als het te betwijfelen is dat iemand het gedaan heeft, is het voldoende.

2. Flipperen en vingerafdruk verslaafde staat terecht met lang strafblad. Door strafbaarheid van opiaat is het zo dat we veel verslaafden hebben die terecht staan. Verslaafde heeft video gestolen. Bewijsmateriaal: in de woonkamer zit een stopcontact waarop zijn vingerafdrukken van hem gevonden is. de dader ontkent dat hij het gedaan heeft. op de vraag hoe die vinger afdrukken daar komen antwoord hij het volgende: er staan veel huizen leeg. Hij is daar naar binnen geweest met een klein lampje die hij in het stopcontact heeft gestopt en zijn shot heeft genomen. Hij zegt niks te hebben gestolen. Rechter moet onderscheid maken tussen smoesjes en waarheid. Omdat hij ontkende is hij langer tijd van zijn vrijheid beroofd voor onderzoek. Er was nog een punt: hij leefde van verwervingscriminaliteit. Hij werd vaak opgepakt maar had vaste werkwijze. Hij brak altijd het ruitje voor braakschade voor verzekering. Deze keer had hij het niet gedaan omdat ruitje niet stuk was.

3. Moord op arrestatieteam moord op een lid van arrestatieteam: betrokkene is veroordeeld tot levenslang. De vraag was of het moord of doodslag opleverde. Precies 10 seconden tussen het inslaan van de deur en het moment dat verdachte opstond, pistool pakte en naar de trap liep om te schieten. Bij moord is levenslang mogelijk bij doodslag 20 jaar. 5 handelingen en 10 secà is dit voorbedachte rade? Rb vond dat dit voorbedachte raad was omdat die man tijdens het afleggen van die vijf meter heeft kunnen nadenken over de vraag of hij wel of niet zou schieten. Rb: veel lawaai, opvallende kleding van politieagent. Dader moest weten, en daarom was er sprake van voorbedachte rade. Hof: onmogelijk dat je zou motiveren dat er sprake is van kalm beraad tijdens die 10 sec. Er was sprake van voorbereiding. Hij heeft de avond van te voren voorbereid dat als iemand hem iets aan zou willen aandoen, dan zou hij schieten à dit is voorbedachte rade en daarom werd door het hof hem levenslang opgelegd.

4. Alibi van tweelingbroer man was bij verstek veroordeel voor vier jaar. Hij gaat hoger beroep omdat hij van mening was dat hij het niet gedaan had maar zijn tweeling broer. De rechter/ voorzitter geloofde dit echter niet en wilde de broer erbij halen. Echter de broer overleden en kon niet bij gehaald worden. de raadsleden die de zaak hoorden waren gepikeerd. De man hoeft het niet te bewijzen maar moet wel aantonen dat zijn broer overleden is. Hij kwam met de overlijdensakte en een foto van zijn broer die in lijkkist lag. Een van de raadsleden zag dat op de foto de man een tatoeage had op zijn arm. De verdachte had geen tatoeage. Hof had verbalisant als getuige opgeroepen. Voorzitter vroeg of verdachte bijzondere, lichamelijke kenmerken had. Verbalisant zei: hij had een tatoeage op zijn rechter arm. Nu werd verdachte vrij gesproken.

Bewijs moet niet alleen rechtmatig verkregen zijn maar het moet ook de rechter overtuigen. Het is uitzonderlijk dat een verdachte bekend en het uiteindelijk niet gedaan heeft.

College 8

31/03/08

De interpretatie van de telastelegging

• Onderwerpen van dit college

• 1. Het schema van artt. 348 en 350

• 2. Prealabele interpretatievragen

• 3. Samenvatting grondslagverlating

• Art. 348 formele vragen

• Dagvaarding geldig? Bv als te laag, verkeerd getekend, onduidelijk dan nietig. Alleen bij geldige dagvaarding kan rechter zijn bevoegdheid bepalen.

• Rechter bevoegd? Bevoegdheidsregels: relatieve en absolute competentie. Welke rechtbank is bevoegd en welke rechter. Ook moet nagegaan worden of het door een gewone rechter behandeld kan worden dan een kinderrechter. In de wet toezicht effectenverkeerd à al deze zaken moeten door de rechter in Amsterdam worden behandeld.

• OM ontvankelijk? Kan wegvallen ogv schending van regels van geschreven of ongeschreven recht. Onredelijke termijn dan niet herstelbare ontvankelijkheid.

• Vervolging schorsen? Als verdachte krankzinnig is, als hij het niet zou begrijpen art. 16 Sv en art. 14 Sv. Derde grond als er een geschil is over de rechtsmacht art. 26.

• Art. 350 materiële vragen

• T.l.l. bewezen?

• Feit strafbaar? kwalificatie

• Verdachte strafbaar?

• Straf?

Als het misloopt bij 348 dan bepaalt art. 349 wat er gebeurt moet worden. Uitspraken op de voorvragen van art. 348 zijn niet bedoeld als de uitspraken in art. 68. Uitspraken op de art. 350 dan art. 68 wel van toepassing.

• Interpretatie van de t.l.l. 5 interpretatievragen

• 1)Kennelijke schrijffouten

• 2)‘vergeten’ bestanddeel hoe moet je interpreteren als er een onderdeel ontbreekt.

• 3)‘opgave van het feit’/art. 261/kwalificatieve termen wat is binnen de dagvaarding te beschouwen als de opgave van het feit?als kwalificatieve termen tot opgave van het feit behoren dan kijken wat het betekent in punt 4

• 4)Betekenis wetsterm in feitsomschrijving

• 5)Impliciet samengestelde t.l.l.

Rechter moet 8 vragen beantwoorden op de grondslag van de tll. Maar eigenlijk is er een 9e vraag die vooraf gaat aan de art. 348 en 350. Je moet de omvang, reikwijdte van de tll bepalen, daarom gaat het vooraf en zijn interpretatievragen van groot belang.

• Kennelijke schrijffout rechter hoeft hier geen rekening mee te houden, hij mag het herstellen. De schrijffout corrigeren en de tll lezen in de versie zonder fout.

• Ook voor een redelijke verdachte evidente, onmiddellijk als zodanig herkenbare schrijffout àdefinitie van kennelijke schrijffout

• Vb jaartal bv 1908 ipv 1980.

• Vb spelfout in naam slachtoffer als volkomen duidelijk is wie slachtoffer is maar in tll fout staat, dan zal rechter door interpretatie vaststellen.

• Vb dader A/B in Bijenkorf/V&D als twee mannen aangehouden worden en a heeft bij bijekorf boek weggenomen en b heeft bij V&D boek weggehaald. Dit is niet op te vatten als kennelijke schrijffout

• ‘Vergeten bestanddeel’ dat behoort tot de do in de tll. Normaliteit als tll in een bestanddeel te weinig staat, dan is dat geen reden om de tll nietig te verklaren. Je kunt alsnog tot een bewezenverklaring komen als er een bestanddeel vergeten is. je kunt het niet kwalificeren omdat je niet alle bestanddelen hebt van een toepasselijk geachte do. Als een bestanddeel ontbreekt in de tll dan zal dat moeten leiden tot een ontslag van rechtsgevolgen omdat het niet kan worden gekwalificeerd (2e vraag) à dit is bevestigd in arrest Klare taal.

• Vroeger ovar (arrest Klare taal) in principe als je te weinig bestanddelen hebt in de tll dan mag je dat niet in bewezen verklaarde toevoegen.

• Nu Vuurwerk-arrest: inlezen bestanddeel kan toelaatbaar zijn àdmv interpretatie wordt tll dat bestanddeel te weinig bevat, toch …. In deze arrest was het woord mishandelend niet in de tll opgenomen à dit zou leiden tot niet kwalificatie. Hof had tll kennelijk op een bepaalde manier uitgelegd dat verdachte toch kennelijk (betekent dat het niet vermeld staat maar toch de bedoeling is) mishandeld. 2 redenen:

1_verdachte heeft niet geklaagd.

2_in de dagvaarding zijn de wettelijke voorschriften vermeld waarop de vervolging is toegesneden dat het om mishandeling ging.

Bij interpretatie van tll is om formaliteiten die negatief werken te vermijden. Dus men mensen niet veroordelen omdat er een klein foutje is gemaakt. Dus dmv interpretatie kan een fout hersteld worden zodat alsnog veroordeling plaatsvindt.

• “het telastegelegde feit” ex art. 261 Sv als in tll woorden zijn opgenomen die aan de wet zijn ontleend en die naar mening van OvJ overdreven zijn. deze vraag is van belang omdat alleen over die fragmenten moeten de vragen van 348 en 350 worden beantwoord.

• Kwalificatieve termen woorden die aan de wet zijn ontleend zijn kwalificatieve termen omdat deze termen vooraf gaan aan de … interpretatievraag: behoren de termen tot de omschrijving van het feit als bedoeld in 261. dit hangt van de volgende twee interpretatie af. Of ze zuiver kwalificatief zijn en of ze mede een feitelijke betekenis hebben.

• Twee interpretaties:

• 1. uitsluitend kwalificatief ¬dan behoren ze niet mede tot de feitsomschrijving dus tll beperkter/kleiner. Dus tll zal gemakkelijker te bewijzen zijn maar je loopt wel het risico dat er een stukje niet in staat dat je nodig hebt voor het bewijzen van tll (meer risico bij kwalificatievraag)

• 2. kwalificatief, maar mede feitelijke betekenis dan behoren ze wel mede tot de feitsomschrijving dan is de feitsomschrijving groter. Dit betekent dat het groter stuk zal moeten worden bewezen. Dus tll groter/moeilijker maar als het bewezen is dan loop je minder risico bij de kwalificatievraag.

• Gevolgen voor bewijsbaarheid en kwalificeerbaarheid

• Voorbeeld 1

• “dat hij x opzettelijk van het leven heeft beroofd, door …” opzettelijk van het leven heeft beroof is ontleend uit de wet en zijn dus kwalifcatieve termen, ze lopen vooruit op de kwalificatiebeslissing. Het is de vraag of deze termen behoren tot de feitsomschrijving. Dit hangt ervan af of de termen zuiver kwalificatief zijn en of ze mede feite betekenis.

• Zuiver kwalificatief: dan alleen …te beschouwen als telastegelegd feit dus ze behoren niet als feit als bedoeld in 261. als bv woord opzet ontbreekt dan kan bewezenverklaarde niet beschouwd worden als doodslag.

• Mede feitelijk: dan ook de aan de wet ontleende woorden deel van de t.l.l. hier wel als bedoeld ex art. 261. dan volgt gewoon veroordeling.

• Voorbeeld 2

• Arrest Slip III NJ 1969, 71 iemand heeft gevaarlijk gereden en schade aangericht. Uitspraak van de feitenrechter verwerpt het verweer.

• …dat hij niet heeft voorkomen dat zijn auto in een slip is geraakt, door welke gedraging de veiligheid van het verkeer op de weg in gevaar is gebracht… stuk na de komma is het gedeelte dat aan de wet is ontleend(art. 5 WVW) het is verboden zich zodanig te gedragen dat je gevaar op de weg vormt. Het zijn dus kwalificatieve termen. Het is de vraag of ze tot de feitsomschrijving behoren. Dit hang ervan af. Feitenrechter: Niet voorkomen van het slipgevaar is een voldoende aanduiding van het feit als bedoeld in 261. er staat niet het niet voorkomen van een gevaarlijke slipgevaar. De HR: rechtbank heeft eerst genoemde interpretatie tll gelegd, nl slip is ten laste gelegd en kennelijk heeft rechtbank het gedeelte na de komma als zuiver kwalificatief opgevat. HR vond opstelling van rechtbank niet goed. Niet te kwalificeren want er zijn ook kleine slipjes die geen gevaar opleveren. Dus door tweede gedeelte zuiver kwalificatief aan te merken is het niet te kwalificeren als art. 5 WVW omdat je geen details hebt. Deze arrest is te zien als een bedrijfsongeluk.

• Twee interpretaties:

• Slip is telastegelegd stuk voor de komma – niet voorkomen

• Gevaarlijke slip is telastegelegd stuk na de komma is tll gelegd

Slip kan allerlei oorzaken hebben: gedraging van de verdachte of door omstandigheden van buitenaf waarop je niet bedacht kon zijn, bv olie op de weg. Dus verweer van de verdachte: olie op de weg dus niet mijn schuld en dus is de tll nietig.

• Betekenis van aan de wet ontleende term in de t.l.l. Als mede feitelijk dan behoren de aan de wet ontleende woorden tot de feitsomschrijving. De volgende vraag is wat die woorden betekenen.

• Uitgangspunt: zelfde betekenis in wet en in t.l.l. (NJ 1989, 267) als woorden in de tll aan de wet zijn ontleend dan hebben die woorden de zelfde betekenis als in de wet. De kwalificatieve termen dus hebben zelfde betekenis als in de wet.

• Soms ruimere betekenis toegestaan, bv overeenkomstig het normale spraakgebruik (vb ‘behulpzaam zijn bij’ in NJ 1976, 149) soms mag je van uitgangspunt afwijken. Arrest behulpzaam zijn bij afpersing: je mag soms afwijken en een ruimere betekenis toewijzen bij woorden die in de tll zijn opgenomen. Art. 248 onderscheidt twee soorten medeplichtigheid. ‘bij en tot’. Medeplichtigheid bij: cimultaan, tegelijkertijd. Medeplichtigheid tot is niet gelijktijdig maar gaat vooraf aan het delict: consequtieve. Iemand naar een bank rijden, afzetten en dan wegrijden is een medeplichtigheid tot. In dit geval was ten laste gelegd medeplichtigheid bij. HR: soms mag je de aan de wet ontleende woorden ruimer uitleggen. Bij normaal spraakgebruik: door iemand af te zetten, help je iemand met de inbraak. In uitzonderlijke omstandigheden als in arrest zijn bedoeld, mag je het ruimer uitleggen dan het in de wet het geval zou zijn.

• T.l.l. enkelvoudig of impliciet samengesteld?

• Arrest Bonny River iemand overboord gegooid en die is vervolgens door de krokodillen opgegeten. Impliciet subsidiair variant. In negeria is subsidiair. Varende op de … is primair.

• Arrest Moord of doodslag. Impliciet primair. Primair moord en subsidiair doodslag is tll gelegd.

• Samenvatting grondslagverlating bij deelvrijspraak partiële vrijspraak: als een deel niet bewezen wordt bij strepen. Je mag hierbij niet onbeperkt gedeeltelijk vrijspreken.

• Kernpunt: essentiële onderdelen dan mag je niet partieel vrijspreken. Dan moet je komen tot integrale(volledige) vrijspraak. Want anders verlaat je de grondslag van de tll. Je mag van kleinere onderdelen vrijspreken maar niet van essentiële delen. Er zijn hier vier criteria van gegeven.

• Criteria:

• Juridisch: onderdelen waarvan je niet partieel van mag vrijspreken.

• 1. bestanddelen –onderdelen van do: als je van een bestanddeel vrijspreekt, dan mag je dit niet partieel doen. Je moet integraal vrijspreken.

• 2. elementen wederrechtelijkheid en schuld

• Feitelijk

• 3. tijd en plaats (+uitzonderingen) in principe zijn dit essentiele onderdelen MAAR hier zijn uitzonderingen op gekomen bv arrest Kwekerij: in de tll was opgenomen dat kwekerij in een bepaald straat lag en werd vrijgesproken. HR: in principe een essentieel onderdeel maar in casu is de plaatsbepaling geen grondslag omdat er geen onduidelijk bestond bij de verdachte waar het strafbare feit zou zijn begaan.

• 4. ‘passages komen in de lucht te hangen’ laatste criteria om duidelijk te maken of het om een essentieel onderdeel gaat. Als de overblijvende woorden in de lucht komen te vallen als je onderdelen weglaat, dan zijn die weggelaten onderdelen als essentieel te noemen. Bv als je verweten wordt dat je gedrag gevaar heeft veroorzaakt. Omdat te hard, door rood licht en doordat je voetgangers geen voorrang hebt gegeven op het zebrapad. Als de redenen weggelen worden en je wordt vrijgesproken, dan komt gevaar in de lucht te hangen omdat je niet weet waarop het gevaar is gebaseerd. Je moet integraal vrijspreken.

Hoorcollege 9

07/04/08

De inhoud van het vonnis

Inhoud van het vonnis

• Artt. 357 – 361a SV

• Art. 358 – beslissingen àwelke beslissingen moeten worden vermeld in vonnis. Welke beslissingen moeten dan worden opgenomen? Lid 1 en 2: alle beslissingen die kunnen voortvloeien uit vragen van 348 en 350. 358 lid 3: het vonnis moet uitdrukkelijke beslissingen gevenà vonnis moet beslissingen geven op exceptieve verweren: verweer dat betrekking heeft op alle formele vragen van 348 en op de tweede en derde vragen van 350. Alle beslissingen in 358 moeten worden gemotiveerd. Er zijn 3 beslissingen waarvoor aanvullende bewijsmotivering voor geldt: bewijsbeslissing (359 lid 1, lid 3), schuldverklaring zonder toepassing van art. 9a Sr, bepaling van opgelegde straf en maatregel art. 359 lid 5,6 en 7. 2e is schuldig zonder oplegging van een straf Art 359a SV.

• Art. 359 – motivering àmotivering van de beslissingen. 359a geeft aan welke sancties moeten worden gegeven bij vormverzuimen.

Functie van motivering

• Explicatiefunctie vonnis moet aan verdachte en OvJ duidelijk maken..

• Controlefunctie

• Motiveringsvoorschriften beogen het dialoog – karakter van het strafgeding te bevorderen als een verdachte een standpunt naar voren brengt, dan moet in het vonnis duidelijk worden gemaakt waarom de rechter het vonnis afwijst bv. De strekking van de artt. 358 en 359: verdachte krijgt of gelijk of in het vonnis wordt weergegeven waarom verdachte geen gelijk heeft gekregen. Dus als rechter ander beslissingen neemt dan uitdrukkelijk een ander standpunt in het vonnis staat van de verdachte of de OvJ, dan moet de rechter in het vonnis zijn beslissing duidelijk motiveren.

Rechter moet uitdrukkelijke beslissing nemen op een exceptief verweer die gemotiveerd worden. exceptief verweer: de rechter moet uitdrukkelijk en gemotiveerd in het vonnis vermelden. Tav strafoplegging en bewijsvoering gelden nog aanvullende bepalingen.

Motivering van de bewijsbeslissing

• Art. 359 lid 1, lid 2, lid 3 dit geldt voor de motivering van de bewijsbeslissing, in de jurisprudentie zijn aanvullende regels opgesteld.

• Uitgangspunt nog steeds: in cassatierechtspraak.

- Selectie en waardering van bewijsmiddelen komt toe aan feitenrechter. Dit is het uitgangspunt. Bewijsmiddelen kunnen zowel belastend als ontlastend voor de verdachte zijn. het gerecht mag zelf kiezen welke van de bewijsmiddelen de rechter overtuigend vindt. Dit is selecteren en waardering en is overgelaten aan de feiten rechter en de HR kan hierover nauwelijks invloed op uitoefenen.

(HR Vloerkleed)

Bijzondere responsieplichten (los van art. 359 lid 2)

1) Meer en Vaart – verweren àverweren in strijd zijn met bewezenverklaarde maar niet worden uitgesloten van de wettige bewijsmiddelen die in het vonnis zijn opgenomen

2) Dakdekkers – verweren àdakdekkersverweren: bewijsverweren die eigenlijk verkapte kwalificatieverweren zijn.

3) Onrechtmatig verkregen bewijs sommige verweren die betrekking hebben op rechtmatig verkregen bewijs

4) Betrouwbaarheidsverweren sommige want het algemene uitgangspunt is dat als een verdachte verweer voert dat bepaalde getuige liegt, dan hoeft de rechter hier niet op in te gaan in zijn vonnis. Selectie en waardering wordt overgelaten aan de feitenrechter.

Meer en Vaart - verweren

• HR Meer en Vaart verkeersrechtelijke casus. Er is een weg die van boven naar beneden loopt met gescheiden banen. De wegen waar het hier om gaat heten meer en vaart. Er komt een auto van links (die rijdt van oost naar west) er komt een auto van rechts die linksaf wil slaan, maar er ontstaat een aanrijding. Normaliteit heeft diegene die van links komt de schuld want we hebben de regel ‘rechts heeft voorrang’. In de wet staat ‘voertuig dat van links komt, moet de kruising vrij houden’ . het is nu de vraag wat kruising betekent. De bestuurder die van links kwam voerde volgende verweer: hij was gestopt toen auto van rechts kwam en had zich opgesteld ter hoogte van de middenberm. Maar de ander had een te nauwe bocht genomen en daarom is de aanrijding ontstaan. Dus het is niet mijn schuld. Rechtbank heeft geen aandacht besteed aan dat verweer want volgens de Rb was het zo dat in een verkeersrechtelijke situatie als deze waarbij twee wegen elkaar snijden en deze twee rijbanen heeft. de Rb vind dat in zo een situatie het stuk ter scheiding van de twee wegen het kruising genoemd moet worden. en als dat zo is dan moet de auto van link stoppen voor de kruising. De kruising is dus niet bij de berm maar veel eerder. Veroordeelde gaat in cassatie en hier blijkt dat de HR een ander rechtsopvatting heeft omtrent ‘kruising’. Gedeelte ter hoogte van middenberm behoort niet tot de kruising van de twee wegen. Dit doet de zaak veranderen want het feitelijke bewijsverweer van de verdachte krijgt een ander betekenis. Het vonnis van de Rb bevat geen bewijsmiddel waaruit blijkt waar de aanrijding plaats heeft gevonden. à we hebben hier te maken de eerste meer en vaart situatieà er is een verweer gevoerd dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het niet verlenen van voorrang. Dit verweer is niet weerlegd door de inhoud van een wettig bewijsmiddel. Als Rb een situatieschets had gemaakt (schade formuleer) waarop aangegeven was waar de aanrijding plaats had gevonden. De selectie en waardering is dan overgelaten aan de feiten rechter en de rechter mocht dus dan gewoon kiezen alleen als hij een situatieschets bij had gevoegd.

• HR Heroïne in de dakgoot de verdachte wordt vervolgd omdat op de dakgoot van zijn venster heroine aangetroffen was. Deze was verpakt in roze toiletpapier. Alleen huisbaar en zijn kamergenoten hadden de beschikking over de kamer sleutel en er lag roze toilet papier op goot. Verdachte ontkende het opzettelijk bij zich hebben van heroine à essentie van zijn verklaring. Toch heeft het hof op basis van zijn verklaring en procesverbaal hem veroordeeld van opzettelijke heroine bij zich hebben. HR vond dit niet genoeg want de motivering van de bewezenverklaring laat een reële mogelijkheid open dat de kamergenoten/vriendin van de verdachte heroine in bezit had. Hoofdregel in dit arrest: als verdachte ontkent dan moet die ontkentenis worden weerlegd in wettig bewijsmiddel. Dit wordt een meer en vaart verweer: verweer is in strijd met bewezenverklaring maar wordt niet uitgesloten. Er moet een aanvullend bewijsmiddel zijn waardoor de lezing van de verdachte wordt uitgesloten. Om gat in motivering te dichten door een verklaring van de vriendin waaruit blijkt dat ze beweert geen heroine opzettelijk aanwezig te hebben geacht. àdus elk bewijsverweer moet worden uitgesloten van de inhoud van een wettig bewijsmiddel die de rechter gebruikt in zijn vonnis. Dit is ontstaan door het Meer en Vaart arrest zelf.

Dakdekkers - verweren

• HR Houtopstand

• HR Giraal geld in tll staat: enig goed weggenomen. Verdachte zegt dit niet gedaan te hebben omdat giraal geld geen ‘goed’ is en daarom moet hij vrijgesproken worden. dit is verkapt en de rechter moet hierop antwoorden als hij het hiermee niet eens is.

• HR Werkvervoer blz 103 syllabus: dakdekkerverweer omdat iemand terecht staat voor mensensmokkel art 179a. Verdachte had aantal vreemdelingen vervoerd in het kader van werkzaamheden prostitutie. Hij moet terecht staat. Incidenteel vervoer naar werkplek à is dat nu zelfde als behulpzaam zijn bij het verblijf in NL als bedoeld in 179a. dit is een typische rechtsvraag. Verdachte geeft aan niet behulpzaam te zijn geweest bij het verblijf en dit is zuiver juridisch van aard. Daarom dakdekkerverweer te noemen.

*HR Dakdekkers : het kenmerk van dakdekkers verweren: bewijsverweren die eigenlijk verkapte kwalificatieverweren zijn. daarom moeten ze nader toegelicht worden want kwalificatieverweer is excepteif verweer: rechter moet uitdrukkelijk motiveren als hij het er niet mee eens is. HR Dakdekkers: iemand staat terecht omdat hij geen formuleren ingevuld had: verdachte: is geen werknemer maar is eigenbaas want heeft eigen bedrijf. Daarom moet hij worden vrijgesproken. Hof is hier niet op ingegaan. HR: hof had nader moeten motiveren als hij met het verweer niet eens was. Het gaat om het juridisch component van het verweer. Het is een verkapt kwalificatieverweer en heeft nadere motivering nodig

Onrechtmatig verkregen bewijs

• HR Erwtenpistool hier is uitgemaakt dat als een verdachte zich beroept op onrechtmatigheid van de bewijsverkrijging en de rechter is het hiermee niet eens, dan moet hij dit duidelijk motiveren/weerleggen. à dit is de oude jurisprudentie.

• HR Afvoerpijp bij het tentamen gebruiken want dit is de nieuwe jurisprudentie. In dit arrest komt het volgende naar voren: 1)belangrijk strafvordelijk rechtsbeginsel en dit moet in een 2)aanzienlijk mate geschonden worden à aan de hand van deze twee factoren moet het naar bewijsuitsluiting leiden volgens verdediging. à alleen dan uitdrukkelijk gemotiveerd beslissing.

Betrouwbaarheidsverweren dit zijn uitzonderingen want op de meest gangbare betrouwbaarheidsverweren hoeft de rechter niet apart op in te gaan. Dit valt dan onder de hoofdregel dat selectie en waardering aan de feitenrechter toekomt.

• Anonieme getuigenverklaringen ook hiervan wordt de betrouwbaarheid ervan betwist, behalve als de rechter aangeeft waarom hij toch ervoor kiest.

• Poppenspelmethode methode die gebruikt worden in geval van verdenking van plegen van ontucht met jonge slachtoffers. De jonge slachtoffer wordt in een apart kindvriendelijk ruimte gezet. Ze krijgt poppen in handen en het gaat om de vraag welke handelingen het kind met de poppen uitvoert. Als ze seksuele handelingen met de poppen doet, dan kan dit betekenen dat met het kind ontucht is gebeurd. Methode werd als niet betrouwbaar beschouwd door verdediging. Er werd hiervoor een goede motivering gegeven. Rb gaat hier niet over in en gebruikt de methode. HR vond dit niet gepast want moest eigenlijk goed motiveren waarom hij alsnog die methode heeft gebruikt.

• Deskundige schoenmaker (Helmondse carnavalsmoord) hier is bij het carnaval iemand vermoord en bij plaats delict zijn voetsporen gevonden. Van deze voetsporen zijn gipsafdrukken gemaakt en beoordeeld door schoenmaker.. Verdediging: de schoenmaker heeft geen verstand van voetafdrukken/gipsafdrukken en voetsporen. Hij is geen deskundige, aldus verdediging. Wil de Rb toch de schoenmaker als deskundige aanmerken dan moet hij dit goed motiveren.

• Onbetrouwbare psycholoog àmethode van onderzoek is onbetrouwbaar, dit wordt gemotiveerd aan de rechter voorgelegd. Ook werd schriftelijk commentaar door van een ander psycholoog en een rechtsdeskundige waarin gezegd is dat de methode van de deskundige onbetrouwbaar is. rechter mag slechts de methode nog gebruiken als hij duidelijk motiveert waarom methode toch als betrouwbaar gezien kan worden.

Strafoplegging (1)

1. Discretionaire ruimte is enorm omdat NL een systeem heeft van algemene straf minima en bijzondere straf maxima. Deze straf minima verschilt niet per delict. Bijzondere straf maxima per delict bv moord tussen 1 dag en levenslang. De rechter heeft dus een discretionaire bevoegdheid in NL. Minimum/ vaste straffen leiden tot groot onrecht.

1A. Dat moet zo blijven

2. HR is vanouds terughoudend in toetsen van motivering (gold flake)

3. Sedert 1974 (witte raaf) is HR iets strenger, vooral bij strafverhoging in hoger beroep

Strafoplegging (2)

4. ‘Extra’ motivering nodig als strafoplegging ‘bevreemding zou wekken’

5. ‘Extra’ motivering mag summier zijn (zo ook bij 359 leden 5 en 6)

6. Conclusie: motiveringseisen hebben betrekkelijke waarde

WC 1

In het wetboek van strafvordering staan regels ter uitvoering van het materiele strafrecht. Strafprocesrecht omvat de geschreven en ongeschreven regels om het materiele procesrecht te kunnen verwezenlijken. Regels omtrent bewijs, wat is een getuige, wat is opsporing, regels omtrent vooronderzoek, opsporingsbevoegdheden, etc. Met alles is de achterliggende reden om het materiele strafrecht te verwezenlijken.

Opsporing: art 132a SV (123?)

Onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de Ovj met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen. Corstens gaat nog uit van de oude definitie overigens, die definitie was een stuk groter. Corstens is op dit punt verouderd. Het is de 5de druk van 2005. Na 2005 is er belangrijke ontwikkeling geweest qua strafvordering, met name terrorismebestrijding. Corstens gaat er in zijn boek niet op in. Daarom in de syllabus 2 artikelen opgenomen, van Kempen en Verest die wat handen en voeten geven over de verandering mbt terrorismewetgeving.

Waarom is opsporing zo van belang? Als er sprake is van opsporing, dan kunnen opsporingsambtenaren bepaalde opsporingsbevoegdheden inzetten, zoals aanhouding en fouillering. Als er geen sprake is van opsporing, kunnen die bevoegdheden niet worden toegepast.

Ten tweede, in het kader vna de opsporing hebben verdachten ook een aantal rechten, bijv. zwijgrecht, als er geen opsporing is, kan de persoon zich daar ook niet op beroepen. Daarom is het van belang vast te stellen wat wel en geen opsporing is.

Strafvervolging:

Handelingen waarmee een vervolgingsambtenaar in strafzaken een onderzoek of beslissing van de rechter uitlokt (bijv dagvaarding).

Het is niets anders dan de rechter erbij betrekken, denk conservatoir beslag, gerechtelijk vooronderzoek, hechtenis, dagvaarding.

Strafvordering:

Opsporing, vervolging, tenuitvoerlegging.

Gehele procedure in strafzaken, de term omvat opsporing, vervolging en tenuitvoerlegging. Niet: controle, toezicht houden of surveilleren, (art 2 Politiewet of wegenverkeerswet ter controle)

Controle/toezicht: valt niet onder opsporing/strafvordering. Dit zijn bevoegdheden buiten het kader van de strafvordering met de strekking tot de naleving van bepaalde voorschriften te controleren.

Verkennend onderzoek: 126gg strafvordeirng.

Verkennend onderzoek gaat om de voorbereiding van opsporing. Het is geen opsporing!

Het is bij aanwijzingen van beraming van ernstige strafbare feiten. Het betreft voorbereiding van opsporing, dwangmiddelen zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij bij terrorismebestrijding (dan art 126ii en 126hh Sv)

Voorbereidend onderzoek: 132 Sv

Valt wel onder opsporing! Het gaat vooraf aan onderzoek ter terechtzitting (procedure voor de rechter). Het omvat ten eerste de fase van de opsporing, het gerechtelijk vooronderzoek en het strafrechtelijk financieel onderzoek.

Wanneer opsporing? Art 27 Sv, er is sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Dit is de klassieke opsporing, er is al een strafbaar feit, domein 1.

Beramen: dit gaat aan het plegen van een strafbaar feit vooraf (domein 2) redelijk vermoeden dat in georganiseerd verband ernstige misdrijven worden beraamd of gepleegd

Aanwijzingen voor terroristisch misdrijf (domein 3)

|-----------|domein3-------------------|domein2-----------|domein 1----------------------|

In domein 1 kun je de meeste opsporingsbevoegdheden toepassen, in 2 en 3 veel minder.

In het kader van opsporing kunnen we gebruikmaken van bepaalde bevoegdheden. En enerzijds bevoegdheden in Corstens, anderzijds dwangmiddelen, hoe hangen deze samen?

Een bevoegdheid:

is een zekere exclusiviteit tot iets gerechtigd te zijn en desnoods door feitelijke dwang kracht te mogen bijzetten.

Dwangmiddel:

Maakt inbreuk op rechten en vrijheden van burgers.

Inverzekeringstelling, fouilleren, staandehouden, aanhouden.

Voorbeeld:

rechtercommissaris is bevoegd het uitleveren te vorderen, 105 Sv, als je hieraan niet voldoet, is dat een strafbaar feit art. 184 Sr, maar na weigering kan ook het dwangmiddel inbeslagneming volgen, art. 104 Sv.

Stel je voor: opsporingsambtenaar, houdt iemand aan. Beoordeel de rechtmatigheid van de aanhouding door deze opsporingsambtenaar.

1. Welke bevoegdheid wordt uitgeoefend?

2. Over welk domein hebben we het?

3. Toetsing: dat is ook een beetje wat gedaan is met elementair strafrecht B.

Domein is van belang want, stel voor hij zegt, er zijn aanwijzigingen terroristisch misdrijf. Hij denkt hij kan niet langer wachten, en hij gaat over tot aanhouding. Dat kan niet, want er is geen verdachte.

Strafproces: schake tussen s.f. en de door de rechter op te leggen sanctie: geschreven en ongeschreven regels om strafrecht te verwezenlijken.

Toetsing uitoefening bevoegdhheden:

1geschreven nationaal kader

2geschreven internationaal kader

3(on)geschreven begnselen van goede procesorde: bijv. subsidiariteit, proportionaliteit, vertrouwens, detournement de pouvoir, gelijkheidsbeginsel.

Eerst toetsen aan geschreven regels binnen het nationale kader.

Indien schending van nationale kader, verdere toetsing van geschreven regels internationale kader niet nodig.

Indien geen schending van nationale kader, dan toetsing van geschreven regels internationale kader indien er sprake is van een evidenten schending van die regels.

Daarna toetsing van de beginselen (ook indien geen sprake is van schending nationaal en internationaal kader).

De wetgever heeft ervoor gekozen geen wettelijke definitie te geven over wat een aanwijzing voor een terroristisch misdrijf is. In de memorie van toelichting is een soort van definitie gegeven. In het artikel van ferrest op pagina 39 is daar wat over verteld.

"Indien de beschikbare informatie feiten en omstandigheden bevat die erop duidt dat er werkelijk een terroristisch misdrijf zal zijn of zal worden gepleegd".

Geschreven nationaal kader:

gw art. 1 tm 13

WvSv inclusief beginselen zoals legaliteit, opportuniteit en onmiddellijkheid inclusief jurisprudentie

Bijzondere wetten (opium, wvw, wmm, wed etc)

Geschreven internationaal kader:

art 5 lid 3 evrm, onmiddellijke voorgeleiding voor de rechter, berechting binnen termijn

art 6 lid 1 evrm: recht op eerlijk proces, hoor en wederhooor, recht op onafhankelijke rechtspraak

art 6 lid 2 evrm: onschuldpresumptie

art 6 lid 3 evrm: recht op verdediging of rechtsbijstand, tolk

art 14 3 sub g ivbpr: zwijgrecht

beginselen van goede procesorde

zuiverheid van oogmerk (detournement de pouvoir)

vertrouwensbeginsel

gelijkheidsbeginsel (niet in strafrecht geschreven, alleen in bestuursrecht)

redelijke en billijke belangenafweging

proportionaliteit en subsidiairiteit

Wanneer begint de strafvordering: die begint eventjes na 4 uur 's nachts, 27 Sv. Dan is er sprake van een redelijk vermoeden dat er een strafbaar feit is begaan. Op dat moement zit je in domein 1, via de mobilofoon komt de melding binnen, op basis waarvan het vermoeden bestaat van een strafbaar feit.

Als je de casus bedenkt, zit er in de casus ook nog informatie om het eerder te plaatsen?

Ze zijn daar met twee criminelen 's nachts op een industrieterrein. Er moet ook sprake zijn van een verdenking van een ernstig misdrijf? Inbraak, plus nachtrust, etc - je kunt zo tot 9 jaar komen. Er is ook sprake van een georganiseerd verband, want 2 personen of meer. Als we dat hebben geconstrueerd, vanaf welk moment begint dan de strafvordering? Vanaf ongeveer 1 uur 's nachts, domein 2. Of de rechter inderdaad zou zeggen dat er een redelijk vermoeden is, is een ander verhaal, maar theoretisch kun je het construeren.

Vanaf welk moment mogen Jeanine en Robin als verdachten worden beschouwd? En waarom?

Na de melding. Ervoor was nog geen redelijk vermoeden van schuld, er was wellicht opsporing in de zin van domein 2, maar daar heb je nog geen verdachte. Verdachte heb je in domein 1.

Vanaf nu ga je uit van art 27 situatie, er wordt pas opgetreden na de melding dus je hebt in elk geval een verdachte. Er wordt tot aanhouding overgegaan, art 53-54 Sv. Deze bevoegdheid kan alleen worden uitgevoerd in geval van een art 27 geval, mag niet in het kader van domein 2 en 3 worden toegepast dus. Klassieke opsporingsbevoegdheid.

Fouilleringsbevoegdheid: art 56 Sv lid 1 is hier niet van toepassing, want er is geen officier van justitie of hulpofficier van justitie. Lid 4 is wel van toepassing, bij ernstige bezwaren kunnen andere opsporingsambtenaren tot fouillering overgaan.

Art 56: OvJ, hOvJ of OA. Verdachte, die aangehouden is, waartegen ernstige bezwaren bestaan (meer dan een redelijk vermoeden), in het belang van het onderzoek.

Art 55b lid 2 is ook een grondslag voor fouillering, dat is ter vaststelling van de identiteit. In dit geval niet van toepassing.

Art 8 PW lid 3 (Politiewet) - aangezien die persoon de reputatie heeft vuurwapengevaarlijk te zijn, en in die zin zou een politieagent ook tot fouillering over mogen gaan en dat is wat anders dan iemand is veroordeeld voor een strafbaar feit en niet nog een keer mag worden veroordeeld, hier gaat het ook om de veiligheid van de opsporingsambtenaar. Stel je voor hij is aangehouden, wel verdacht van een strafbaar feit, heeft de reputatie vuurwapengevaarlijk te zijn, en in 1 keer heeft de politieagent een wapen tegen zijn hoofd. Dan was het handig om hem te fouilleren geweest.

Afgezien van de fouillering en de cocaine die in beslag wordt genomen, van welke bevoegdheden wordt er gebruikgemaakt? De machtiging tot binnentreden. Als eerste kijken we naar die bevoegdheid. Binnentreden van een woning. Het gaat in elk geval om een art 27 strafvorderingsituatie. In dit geval is ook van belang, om wat voor soort delict gaat het hier? Verboden verdovende middelen, daarom pakken we de Opiumwet erbij. Allereerst vinden we daarin een aantal bepalingen waarin overtredingen en misdrijven worden gecreerd met betrekking tot opiumdelicten. Maar er staan ook opsporingsbevoegdheden in de opiumwet!

Art 9, lid 1 sub B Opw: Men dient altijd een machtiging te hebben voordat men een woning kan betreden zonder toestemming van de bewoner. Het doel van de machtiging is een extra controle door een onafhankelijke derde, en dat gebeurt hier niet ivm het stapeltje blanco machtigingen. In de Algemene Wet op het Binnentreden zijn nadere regels gesteld omtrent de machtiging (AWOB). Een hulpofficier van justitie is bevoegd, zie art. 3 lid 1 sub c. Nu kom je in de rare situatie dat naar de letter van de wet dit mag. Maar het is in strijd met de geest van de wet, wel van belang om voor ogen te houden dat het niet de bedoeling is dat agenten, op stap gaan met een stapel zelf in te vullen machtigingen. De hulpofficier mag trouwens alleen een specifieke machtiging geven, geen algemene.

De opiumwet zegt ook wat over inbeslagneming: art. 9 lid 3 Opw, Wetboek van strafvordering: art 96 Sv.

Forceren van de deur: arrest braak bij binnentreden, je moet ook aan ongeschreven beginselen toetsen zoals proportionaliteit, goede procesorde, etc. In casu had hij gewoon kunnen binnentreden. Hier gaat het niet om een moeilijk snel weg te doen radiozender, maar om een makkelijk door te spoelen drugshoeveelheid. De hasjlucht kan het rechtvaardigen met geweld binnen te stormen. Als een bevoegdheid zonder proportionaliteit is gebruikt, is er in strijd gehandeld met de beginselen en kun je komen tot bewijsuitsluiting. OM wordt eigenlijk alleen niet-ontvankelijk verklaard (art 159a Sv) als ze tot marteling over zijn gegaan.

Antwoordindicatie Week 1/Casus 1 van blackboard

d. Bent u van mening dat de wet Observatio de bevoegdheid verleent in de spoelbak

van de WC te kijken en vervolgens de gehele woning te onderzoeken?

Drugs: betreden van een plaats ter inbeslagneming impliceert zoekend

rondkijken ( dus niet doorzoeken) (basis daarvoor in art. 9 Opiumwet of in 96 Sv). Als

spoelbak opgetild moet worden, is agent te ver gegaan.

Als de te betreden plaats een woning is, is machtiging op grond van de AWBI nodig.

Doorzoeking ter inbeslagneming impliceert eveneens dat een plaats wordt

betreden, maar dat op een andere wijze mag worden gezocht, namelijk met de

handen (grondig). Zie art. 97 Sv. Opsporingsambtenaar is daartoe niet bevoegd.



Week 2

HC 2 Strafprocesrecht HC 2

Als we kijken naar de rol van de mensen in het strafproces, is het goed voor ogen te houden dat er belangrijke verschillen zijn tussen straf- en civiel proces. Je kunt als burgers niet afspreken dat je onderling het strafrecht gaat toepassen, dat kan alleen door politie en justitie. Dat is in het civiele recht anders. In het civiele recht gaat de rechter bovendien in hoofdzaak af op wat de partijen aandragen, "formele waarheid". In het strafrecht willen we de materiele waarheid vinden, daar willen we weten wat er echt aan de hand is.

Wat je altijd moet bedenken als je het verschil tussen civiel en strafproces in ogenschouw neemt, is dat de insteek anders is. In het civiel proces is doorgaans veroorzaakte schade, die vast staat, en de vraag is wie dat moet dragen. In het strafprocesrecht is het misdrijf ook gegeven, maar dat is onherstelbaar. De vraag is of er bovenop het nadeel van het misdrijf een nieuw nadeel moet worden toegevoegd, aan de verdachte in de vorm van een straf.

De verdachte - dat is nog geen veroordeelde, geen dader. Daarom wordt de positie van de verdachte door de onschuldpresumptie - presumptio innocentiae - beheerst. Het is geen cognitieve regel, je denkt niet, "hij heeft het waarschijnlijk niet gedaan", maar een normatieve regel, over hoe we de verdachte horen te bejegenen. 1 In geval van redelijke twijfel mag de strafrechter niet veroordelen. 2 De verdachte mag niet als een veroordeelde worden behandeld gedurende de procedure (dus alleen dwangmiddelen voor zover vermoeden van schuld, rechter mag geen blijk van vooringenomenheid geven), 3 in strafzaken hoeft de verdachte zijn onschuld niet te bewijzen. 4 onschuldpresumptie werkt door na een bindende uitspraak, NJ2007/349 EHRM Gerings zaak, in die zaak is een verdachte vrijgesproken van een aantal feiten en vervolgens heeft het OM een voordeelsontnemingsvordering ingesteld waarbij voordeel is ontnomen die verkregen is uit de feiten waarvan hij is vrijgesproken. Dit is in strijd met de onschuldspresumptie, dit is in strijd met de onschuldspresumptie.

Wij hebben voorts een gematigd accusatoir proces, dat is het midden tussen accusatoir en inquisitoir. Inquisitoir: de verdachte heeft weinig rechten en is vooral onderwerp van onderzoek. In een zuiver accusatoir proces is de verdachte een soort gelijke partij aan OvJ en is de rechter slechts een soort procesbewaker, zie je in Amerika. Wij hebben daar dus iets tussenin. De verdachte heeft wel de gelegenheid om tegenspraak te leveren (daarom contradictoire procedure), maar dat kan alleen als je weet wat er gebeurt in de procedure tegen je - welke verdenkingen, welke grondslag, etc. Dat vooronderstelt een interne openbaarheid van de procedure en rechtsbijstand voor de verdachte. Als je vanuit die principiele achtergrond kijkt naar het wetboek van strafvordering:

28 - de verdachte wordt de bevoegdheid verleend zich te laten bijstaan

38 - raadsman kiezen

40 - bekend advocaat

41 - ambtshalve voeging

50 - vrij overleg

30 jo 51 - inzage in alle stukken

186a - zeggenschap in verhoren

208 - deskundigen a decharge

231 - uitvoering deskundigheid toezien

In het recht zijn de dingen in de praktijk nooit zo mooi als in de wet. Zowel bij de rechtsbijstand als bij de interne openbaarheid zie je dat dingen erin sluipen. Bij de interne openbaarheid zijn dat de nieuwe positie van terreurverdachten, die krijgen niet meer de beschikking over alle stukken van het geding. In de tweede plaats arrest "Startinformatie" NJ2005/424, daar worden de mogelijkheden van de verdediging beperkt om terug te vragen naar de oorsprong van de verdenking. Wat je vaak ziet is, er wordt onderzoek verricht tegen een groep criminelen, en in zo'n onderzoek komen dan andere mensen in beeld, bijv. drugsverkopers. Dat onderzoek kan zich verplaatsen. Als dat leidt tot strafproces, dan weten mensen vaak weten hoe die verdenking tot stand is gekomen, en daar mag je geen vragen meer naar stellen. Een ander punt is het grote belang van de rechtsbijstand, maar daar is een uitzondering op, er is namelijk tijdens de politieverhoren geen recht bij te laten staan door een advocaat, terwijl het merendeel van de verdachten bekent bij de politie en als je dat doet, dan hang je eigenlijk.

Argumenten tegen zijn dat 1. dit tot logistieke problemen in de advocatuur leidt, die dat niet aan kan, 2. vereist gedetailleerde regelgeving als je de raadsman bij de verhoor zou toelaten en 3. dat dit zou leiden tot omzeilingstactieken bij de politie, dat is bewezen in Engeland.

Je zou bijv. een consultatierecht aan de verdachte kunnen toekennen, een kort telefonisch gesprek met advocaat voorafgaand aan verhoor, je zou het op video kunnen opnemen etc. In 2008 start er een experiment in sommige arondissementen met het toelaten van advocaten bij politieverhoren.

Nemo teneturbeginsel

Deze beheerst de rechtspositie van de verdachte in een vergaande mate. Algemeen wordt aangenomen dat de verklaringsvrijheid van de verdachte de harde kern vormt van het nemo teneturbeginsel. Buiten die verklaringsvrijheid zijn er ook andere bepalingen dat de verdachte zichzelf niet hoeft te incrimineren, 96a lid 2, 125m, 125k, 160 lid 2 Sv. Toch is er geen algemeen idee dat de verdachte zichzelf niet kan incrimineren. Denk aan de ademanalyse in de weg-en-verkeerswet, DNA 151a-c onderzoek, meldingsplicht voor artsen bij euthanasie en 4 is komend recht, de verplichting tot het ondergaan van een HIV test bij zedendelicten.

Europees hof, arrest Funke (komen altijd vragen over), verder Saunders en JB, hoe denken die over nemo tenetur? Let op: 1. of het optreden van de overheid betrekking had op de controle of de opsporingsfase; 2. of het gaat om een verklaring van de verdachte of om andere zaken zoals documenten en voorwerpen; 3. of de overheid er zeker van is dat het betrokken stuk ook daadwerkelijk bestaat. Hiermee kun je Funke, Saunders en JB goed uit elkaar houden.

In het arrest Funke gaat het om een bevel tot uitlevering van documenten in een douane zaak, er is een schending van art 6 en nemo tenetur op 2 voorwaarden: 1. er was sprake van een criminal charge (van concrete opsporing, en bij een administratieve controle alleen zou er geen schending zijn geweest), en daarbij 2. wist de overheid niet zeker of de gevraagde documenten ook bestonden.

Saunders: ging het om verklaringen die in de controlefase onder dwang zijn afgelegd, die mochten in de latere strafprocedure niet worden gebruikt. Die bescherming, geldt alleen voor het zwijgrecht – die is gekoppeld aan verklaringen – en die bescherming geldt niet voor materiaal dat onder dwang wordt verkregen en onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat (bijv. alcoholgehalte, bestanddelen urine, DNA, documenten, daarvoor geldt de bescherming niet).

JB: daar ging het om stukken waarvan de uitlevering gedwongen was in een fiscale strafzaak. Het Europese hof zegt, het gaat niet om materiaal dat geheel buiten de verdachte om bestaat, dat zonder wil van de verdachte kan worden verkregen. Deze zaak is niet in strijd met Saunders en Funke, want als je in de noot kijkt, zie je dat die informatieplicht in de controlefase is niet in strijd met het nemo tenetur beginsel, maar de overheid wist in dit geval niet of de documenten wel bestonden waarvan de uitlevering werd geeist met dreiging van straf. En omdat dat zo is, wordt de verdachte gedwongen om documenten te maken. En dat is in strijd met het zwijgrecht, ook omdat de betrouwbaarheid van de documenten zo wordt gecompromitteerd. En dit is dus een bevestiging van de regel in Funke, en op geen enkele manier in strijd met Saunders.

Over de positie van de raadsman, een van de belangrijkste spelers in het strafgeding. Raadsman heeft recht op vrij verkeer met de verdachte. Art. 51.

Krijgt de raadsman geen afschrift van de stukken, krijg je vaak een nietig geding! Let ook op dat de advocaat van de verdachte in strafzaken dus de raadsman is, dus schrijf niet “advocaat” in je stukken. De raadsman moet erg alert zijn, ook omdat het strafproces mondeling wordt gevoerd. Het adequaat optreden van de raadsman is ook van belang ivm moderne rechtspraak over vormfouten. Stel bijv. de rechter maakt een fout obv 29 lid 2, vergeet cautie te geven en de verdachte staat daar alleen, dan heb je een nietig proces. Als de verdachte wordt bijgestaan door de raadsman, dan moet de raadsman die cautie geven, en als de raadsman niks doet, wordt dat vormverzuim gedekt op grond van de aanwezigheid van de advocaat, en dat is bij bijna alle vormvoorschriften zo.

Hoever mag de raadsman gaan. Het heeft weinig met techniek van strafvordering te maken, meer met ethiek. De raadsman mag heel ver gaan in het eenzijdig behartigen van de belangen van de verdachte, mag best met onsympathieke middelen opkomen voor de verdachte. Alleen het recht mag hij niet schenden. Hij is geen officier van de rechtbank zoals in de sovjetunie vroeger en in China nu.

Sprong is een van de beste, maar ook een van de brutaalste advocaten, een paar voorbeelden opgesomd. Een van zijn clienten zat in alle beperkingen, mocht met niemand contact hebben. Sprong heeft echter een briefje gegeven aan de verdachte met “De groeten van de Dikke”. Dat was dus code voor iets wat justitie niet mocht weten, en leidde ertoe dat hij zijn positie als rechter-plaatsvervanger in Haarlem moest opgeven. Het derde voorbeeld is een contactverbod en 8 EVRM, er was een heel zwaar geval van incest, een vader heeft zijn dochter lange tijd zo ernstig misbruikt dat zij een kind ter wereld bracht, en dat is dus zowel het kind als kleinkind van de vader/verdachte. Die staat terecht en wordt veroordeeld. De rechter legt behalve een gevangenisstraf ook een contactverbod op, de vader mag geen contact hebben met zijn dochter (slachtoffer) en andere dochter (kleindochter). Sprong gaat in cassatie, zegt contactverbod is in strijd met 8 EVRM want daar wordt mijn client een recht op familieleven toegekend. Er ging een siddering door juridisch Nederland, dat je ueberhaupt hiermee durft te komen. Een van de ere-regels van de Orde van Advocaten staat dat je je nooit onnodig grievend mag opstellen t.o.v. de slachtoffers en de hele vrouwenbeweging sprak er schande van. Sprong is tuchtrechtelijk aangeklaagd en heeft gelijk gekregen! De orde van advocaten was van mening dat een advocaat dit mag doen, immers een juridisch verweer.

1. Een advocaat in Nederland hoeft niet fijnbesnaard te zijn, mag polariseren etc, als hij denkt dat het in het belang is van het client, maar mag de rechtsregels niet overtreden.

2. Een advocaat mag gerust bij de politiebureau gestolen informatie over fouten in de zaak gebruiken, maar natuurlijk niet uitlokken dat die informatie gestolen wordt!

De politie heeft een buitengewoon cruciale rol, vooral omdat de politie belast is met de opsporing, olv OvJ en ministerie, art 132a en 148. Binnen de politie is een bijzondere categorie en dat zijn de hulp-OVJ’s, die zijn geen assistenten met een lage rang binnen het OM, maar dat is niet zo, zij maken geen deel uit van parket, maar zijn de hogere politieambtenaren. Wie hulp-ovj’s zijn lees je in 154 Sv en Regeling hulpofficieren van justitie 2003 (in je wetboek).

Politiemensen kennen ontzettend veel Sv wetsartikelen uit het hoofd. Voorbeeld, daders en verdachten bekennen vaak tijdens het verhoor, en dan is het belangrijk dat de politie de verklaringen opnemen in woorden die later bewijsrechtelijk van het grootst mogelijke belang zijn. Zo staat er dan bijv in het p.v., “Ik, verdachte, verklaar dat ik met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een goed heb weggenomen wat mij niet toebehoorde, zonder toestemming van rechthebbende”, dat is dan iemand die 6 jaar lagere school heeft genoten. In het echt is dan verklaard, “ja, ik heb die videorecorder gejat”. En daarmee is een bewijsmiddel gecreerd waar de rechter een eitje aan heeft. Dat is de bewijstechnische optreden van de politie-optreden. Politie in Nederland is wel enorm geprofessionaliseerd en heeft een verzelfstandiging ondergaan. In principe is de opsporing o.l.v. OvJ, maar de OvJ heeft af en toe grote moeite zijn gezag over de politie te effectueren. Bovendien, art 52, de politie moet eigenlijk PV maken maar vaak vindt er politiesepot plaats. Daarnaast is er de politie-transactie, 74c o.a, die is wel wettelijk geregeld. Zelfs bij misdrijven kan de politie transsigneren, tot een paar jaar geleden kon zelfs het ministerie dat niet.

Dan de taak van het OM, omschreven in 124 RO: strafrechtelijke handhaving rechtsorde en andere wettelijke taken. 1. handhaven wetten 2. vervolgen strafbare feiten en 3. uitvoeren strafvonnissen.

Er is een vervolgingsbeleid, daarom spreken we niet van wetshandhaving maar rechtshandhaving: niet alle wetten hoeven letterlijk te worden gehandhaafd. Wat is eigenlijk het vervolgen, welnu dat is het inschakelen van een rechter bij een strafzaak, een Ovj kan dat doen door a. voorlopige hechtenis te vorderen b. vorderen van een gvo of sfo, c. dagvaarden en d. ontnemingsvordering van 511b sv. Als een rechter een veroordeling geeft, dan heeft het OM geen beslissingsvrijheid daar, die moet het onder alle omstandigheden ten uitvoer leggen. Vroeger werd er wel eens anders over gedacht, maar het OM is verplicht alle rechterlijke vonnissen ten uitvoer te (laten) leggen.

Daarmee komen we toe aan de positie van de slachtoffers. Daar wordt weinig aandacht aan besteed in de dogmatiek en dat is betreurenswaardig. Docent heeft zelf een lange betrokkenheid bij dat onderwerp.

Elk jaar zijn er in Nederland 4 miljoen misdrijfslachtoffers, dat zijn o.a. 900 000 fietsendiefstallen. Maar, per jaar zijn er ongeveer 60 000 mensen die als gevolg van een misdrijf leiden tot een post traumatisch stress symptoom. Dat is makkelijk voor te stellen bij moord/doodslag/verkrachting, maar wat dacht je van woninginbraak waar er heel veel van zijn? Mensen bij wie er is ingebroken, daar zijn gezinnen maandenlang door van slag, tasjesroven, etc. Je zou verwachten dat slachtoffers tegenmoet getreden worden waardoor ze op de rails terug getrokken worden, met compassie worden bejegend, etc. Dat gebeurt vaak niet, vaak worden slachtoffers grievend bejegend, zo erg dat ze het gevoel hebben dat ze nog een keer slachtoffer worden, zgn. secundaire victimizatie.

Een voorbeeld: blaming the victim. Een reactie binnen politiekringen welke heel gangbaar zijn is dat de politie vragen gaat stellen die erop neerkomen dat je zelf schuld hebt: heb je wel dit afgesloten, ben je onvoorzichtig geweest, etc. Dat de politie aan de aangeefster van een verkrachting vraagt, wat deed u ’s avonds op straat, had u niet een minder kort rokje aan kunnen trekken, etc. Dat komt nu niet meer zo veel voor, maar bij andere delicten nog heel veel!

Een aantal jaren geleden is een gerenommeerd restauranthouder, Vagel, ’s avonds in zijn slaapkamer doodgeschoten. De dag erna stonden alle kranten vol met speculaties dat hij wel in de drugs gezeten zou hebben. Allemaal speculaties die zoeken naar een oorzaak die bij het slachtoffer ligt, waardoor u en ik kunnen begrijpen waardoor hij slachtoffer is geworden en hij niet, want dan hebben wij gemoedsrust in de zin van, dan sloopt er bij mij niemand binnen om mij dood te schieten. Dat is het mechanisme.

2 jaar terug werd Claudia Melchers ontvoerd, stond gelijk dat haar vader wel in de drugs gezeten zou hebben, die man had er nooit mee te maken! In de zaak Vagel bleek dat het slachtoffer helemaal niks mis had gedaan! Blaming the victim is een psychologisch afweerinstrument, daar gaat het om. Wat moet je daaraan doen?

Goede bedoelingen alleen helpen niet. Je kunt niet tegen een collegezaal een uurtje praten en als je straks ovj/rechter/politie wordt, doe je dat niet. Dat werkt niet. Een voorbeeld: er is een politieman en die gaat op bezoek bij een oude mevrouw bij wie is ingebroken. Hij gaat na 2 weken terug om te kijken hoe het gaat. Die mevrouw zegt, het valt mee, het gaat wel goed. Ik slaap alleen zo slecht, want ik lig boven in bed en ik luister of ik ze weer hoor binnenkomen. Zegt de agent, dat is totaal zinloos want als ze weer binnenkomen hoort u ze toch niet. Het effect is alleen, ondanks de goede bedoelingen, dat die vrouw vervolgens op de bank gaat slapen. Ander voorbeeld, een zaak in Friesland, daar is op een provinciale weg ’s nachts een vrouw van 22 klemgereden, auto uit gesleurd en aangerand door 2 kerels, waarbij ze ook een gouden ketting kwijtraakte. Wonder boven wonder worden de 2 kerels gepakt en veroordeeld. De rechters denken, we moeten ook iets doen voor het slachtoffer. Die daders zijn veroordeeld tot een onvoorwaardelijke straf, en een voorwaardelijke – ze moesten een gouden sieraad twv 1000 euro aan het slachtoffer schenken. Kijk de zaal in nu, je ziet een totaal andere lichaamstaal bij de dames dan bij de heren. De rechters dachten wat goed te doen, maar kregen zeker wel op hun kop ’s avonds van hun vrouwen. Je trekt geen juwelendoos open om dan een ketting aan te trekken wat je van 2 verkrachters hebt gekregen!

Het gaat om inlevingsvermogen, om empathie. Slachtoffers zijn erop uit om erkend te worden, dat is het enige. Ze willen helemaal niet zo wraakzuchtig te zijn, maar ze willen wel worden erkend in het justitieapparaat, als iemand die iets is overkomen wat niet hun schuld is, dat de samenleving solidair is met de slachtoffers. Dat hebben juristen sinds enkele jaren in de gaten, en daarom is er nu een nieuwe wetgeving, de wet TerWee, dat is vooral gericht op het verbeteren van de mogelijkheden tot schadevergoeding in het strafproces, om die in het strafproces te kunnen claimen. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat geld ook een rol speelt, ook al is dat niet het belnagrijkste, en ze willen het geld van de dader, niet van de overheid en niet van de verzekering, en het maakt niet uit of ze gehele of gedeeltelijke schadevergoeding krijgen, maar van die schadevergoeding voelen ze zich beter. Slachtoffers kunnen zich tegenwoordig voegen bij de strafzaak ongeacht de grootte van de vordering, zolang de vordering niet te ingewikkeld is, 361, zodat er geen uitgebreid geding is over het vaststellen van de schade. Je mag ook een vordering splitsen, om de makkelijke schade te voegen en de rest civiel te halen.

Art 36f strafrecht, schadevergoedingsmaatregel: als deze wordt opgelegd, is er een strafsanctie opgelegd, deze moet ten uitvoer gelegd worden door de overheid. Dus het slachtoffer hoeft niet met een deurwaarder zijn eigen vordering te executeren (dat ging vroeger driekwart van de gevallen fout, nu gaat het 90% van de gevallen goed). Slachtoffers moeten tegenwoordig bijv. ook op de hoogte worden gesteld van de datum van de rechtszaak, vroeger moesten ze er in de krant over lezen.

Er zijn nog altijd problemen over:

- Schade op grond van de stukken. Een slachtoffer heeft vaak in materiële zin een heel overzienbare schade, als je in elkaar geslagen wordt tijdens een avondje stappen, bril is kapot, spijkerbroek kapot. Je voegt je in het proces, en je hebt 700 euro schade (200 euro voor de spijkerbroek van Armani en 500 euro voor de bril). De rechter vraagt dan, hoe oud was die spijkerbroek? Een half jaar? Dan is die nog 100 euro waard. Oh u hebt het bonnetje niet meer? Nou dan krijg je niks. En dat is iets, dat krijg je aan slachtoffers dus niet uitgelegd! Dit is typisch iets wat leidt tot secundaire victimisatie, zulk soort onbegrip! En die rechtsregels kun je dus wel degelijk wel zo uitleggen dat ze aansluiten bij het belang van het slachtoffer, maar je hebt goede en slechte regels

- Immateriele schade, hoe begroot je de immateriële schade in geval van zedendelicten?

Er zijn voorstellen gedaan om de slachtofferrechten verder uit te breiden, bijv. ook om te informeren over invrijheidsstelling van een veroordeelde dader – je wilt weten wanneer iemand weer vrij komt. En dat is al die tijd heel moeilijk gebleken. Bijvoorbeeld ook proefverloven! Het komt zomaar tegen dat slachtoffers de dader zomaar weer tegenkomen in de supermarkt. Zie sheets. Spreekrechten voor slachtoffers, etc – alle nadelen waar men bang voor was, hebben zich niet voorgedaan dus dat was een verrijking voor het strafproces.

De laatste ontwikkelingen, inmiddels is er op europees niveau een kaderbesluit uit 2001 vwelke vereist dat alle landen hun wetgeving harmoniseren met de normen uit dat besluit. 3 jaar later is er een rapport uitgebracht met de stand van zaken mbt implementatie van dat kaderbesluit beschreven en dat bleek dramatisch. Geen enkele van alle lidstaten voldeed op alle onderdelen aan het kaderbesluit, ook Nederland niet, terwijl we dachten dat we een voorloper waren. Daarom heeft de regering een nieuwe wet gemaakt, wetsondwerp 30143, historische doorbraak want voor het eerst zal het wetboek van strafvordering worden aangevuld met een titel, titel 3a, geheel gewijd aan de rechten van het slachtoffer. Zie sheets.

51a lid 2 en 288a, dat gaat over correcte bejegening door OvJ en rechter. Slachtoffer heeft verder recht op rechtsbijstand, inzage in de stukken, spreekrecht, etc. Op 17 december 2007 is het aangenomen bij de tweede kamer en naar verwachting zal het dit jaar door de eerste kamer worden goedgekeurd.

WC 2 Met groot dank aan Rahima



Opsporing begint bij vermoeden van het begaan van een strafbaar feit, dus klassieke domein art. 27 sv. De opsporing kan echter ook beginnen bij ‘beraming’ domein 2. het laatste domein betreft ‘terrorisme’ domein 3. ook bij aanwijzing van terroristische misdrijven kan gestart worden met opsporing.

Achtergrond van bijzondere opsporingsbevoegdheden.

Titel 4a WvSv waarheidsvinding

Achtergrond:

-wettelijke regeling, want inbreuk op grondrechten;

-riskante opsporingsmethoden.



Titel 5 WvSv Inzicht verkrijgen in georganiseerde criminaliteit.

Achtergrond:

-transparantie en controleerbaarheid gehanteerde opsporingsmethoden vergroten



Titel 5 b tot d WvSv terroristische misdrijven

Achtergrond

-voorkomen terrorisme.



Opsporingsbevoegdheden zijn zelfde maar de wettelijke grondslag verschilt. Je moet kijken welk titel relevant is want hier staan dan ook de bevoegdheden.



Titel 4a titel 5 inzicht verkrijgen

Waarheidsvinding in georganiseerde

Verdenking van een misdrijf criminaliteit

In het alg of van een

Gekwalificeerde redelijk vermoeden van

Misdrijf. Beramen of plegen misdr in org



126g stelselm.observatie 126o

126h infiltratie 126p

126i pseuodokoop en dienstenverlening 126q

126j inwinnen info 126qua

126k plaatsopneming 126r

126L opnemen van vertr info 126s

126m opnemen van telecommunicatie 126t

126n ev vorderen gegevens 126u ev.



Het is van belang: !: als je kiest voor een bepaald domein, moet je mbt je bevoegdheden in zelfde domein blijven.

Titel 5b

Opspring van terroristische misdrijven

Aanwijzingen van een terr misdrijf.

Stelsm obser: 126zd lid 1 onder a

Infiltratie: 126ze

Pseudokoop en diensverl:126zd lid 1 onder b

Inwinnen info: 126zd lid 1 onder c

Plaatsopneming: 126zd lid 1 onder d

Opnemen van vertr. Info: 126zf

Opnemen van telecomm: 126zg

Vorderen gegevens: 126 zh ev.



126zk <-126nc: opsporingsambt is bevoegd

126zl <-126nd: OvJ is bevoegd

Ovj mag geen gevoelige gegevens vorderen.

126zm <-126nf: RC mag gevoelige gegevens vorderen na goedkeuring van de OvJ.

Zk identificatiegegevens

Zl gaat over algemene gegevens die meer omvatten.

Zm gaat over gevoelige gegevens.



Beramingsfase:126uc, 126ud en 126 uf.



Casus:

1) AIVD is geen opsporingsdienst maar verzamelt inlichtingen over bv de staatsveiligheid. Als AIVD op strafbare feiten stuit dan wordt een ambtsbericht naar landelijke OvJ uitgebracht. Vervolgens wordt het info omgezet in een KLPD in een PV. Dit PV wordt in handelen gelegd van de OvJ.

Als ze info hebben waaruit blijkt dat er verdenkingen zijn dat een persoon terroristische aanslagen voor bereid. De vraag is of de info gebruikt worden in het strafproces. Ja in beginsel kan AIVD info toegepast en gebruikt worden in het strafprocesrecht. Het betreft wel gevoelige informatie. Het is voor de verdachte van belang dat de info getoetst kan worden door de rechter om een eerlijk proces te krijgen. Bij onmogelijkheid van de toetsing is er ook geen eerlijk proces. Dus de rechter moet altijd belangen afwegen. Want enerzijds moet rekening gehouden worden met de bijzondere positie van de AIVD maar aan de ander kans moeten de rechten van de verdachte in acht worden genomen.



Afgeschermde getuige

->art. 226m t/m s Sv

->art.344a lid 2 Sv/ 360 Sv

----

*AIVD verschijnt voor zittingsrechter

*OvJ kan weigeren.



Bovenstaande was achtergrond info mbt AIVD.



Vraag: kan iemand ogv AIVD info bestempeld worden als verdachte. het is wel mogelijk ogv AIVD info een persoon tot verdachte te bestempelen want nu is er al een redelijk vermoeden van schuld.

2) het is wel noodzakelijk. Het is niet noodzakelijk want kan door ander manieren de betrouwbaarheid getoetst worden.



3) in beginsel moet AIVD wel op de terechtzitting verschijnen.



2e blz 47)

Het gaat hier om observatie. Dit is het gade slaan door opsporingsambtenaren va personen objecten en situaties dmv het gebruik van pijlzenders,videoapparatuur enz.

In de wet gaat het eigenlijk om stelselmatigheid. Hier zijn een aantal criteria voor ontdenkt. Het is stelselmatig adhv de volgende criteria

-duur van de observatie

-plaats van de observatie

-intensiteit

-inzetten van hulpmiddelen dan alleen de zintuigen versterken.

Stelselmatig: min of meer volledig beeld wordt verkregen van bepaalde aspecten van iemands leven.



Wie kan geobserveerd worden? een ieder. Wat is de wettelijke grondslag om gewoon te observeren. Dus niet stelselmatig. Het betreft art. 2 PW. Het geeft de bevoegdheid tot gewone observatie tegen ook niet verdachte personen. Voor stelselmatig observatie heb je wel bevel van de OvJ nodig.



Observatie is in casu niet toegestaan in casu is dit onjuist want ook niet-verdachte personen kunnen worden geobserveerd.

Bovendien….. dit is ook onjuist want bij observatie hoeft OvJ niet zijn goedkeuring te verlenen. Slechts bij stelselmatig observatie is goedkeuring van OvJ vereist.



Wanneer sprake van stelselmatig?

Via camera uitgaansgebieden is niet stelselmatig

Oppervlakkig in de gaten houden van jongeren niet stelselmatig

Wel als het met hulpmiddelen gebeurt.



3e blz 45 en 3e overweging blz 47)

In dit verband is het van belang dat je een bepaald criterium aanhoudt.

Dit is het Tallon-criterium: je mag burgers niet tot strafbare feiten aanzetten. Dit is ongeoorloofd opsporingsactiviteit.

Van pseudokoop en dienstverlening wordt hier gebruik gemaakt. Beramingsfase 126q. het is in beginsel geoorloofd maar de OvJ moet wel zijn goedkeuring verlenen, dit dient te gebeuren in het belang van onderzoek. Corstens: pseudokoop is eigenlijke vorm van infiltratie. Infiltratie is jezelf in criminele circuit gaat mengen.

Wanneer is Pseudokoop verboden?  als burger tot strafbaar feit wordt aangezet, talloncriterium.

In casu wordt Tallon criterium geschonden en zo is de opsporingsactiviteit een verboden activiteit? Nee want

Tallon criterium is uitgewerkt in art. 126q lid 2 sv. Als legale goederen dan wordt criterium niet geschonden.



4e)

Blz 45 bij 4e wordt een ander opsporingsbevoegdheid gebruik gemaakt. Het gaat om de identiteitfouillering ex art. 155b lid 2 Sv. Kan dit? Nee er moet sprake zijn van een verdachte, in casu is dat niet het geval.

Dus fouillering is onrechtmatig.



Nog meer in deze overweging: de opsporingsambtenaar is ook een gymleraar. Hij wil vertrouwen van de jongens loskrijgen. Dit is het inwinnen van informatie=juiste bijzondere opsporingsfase. 126qa sv.

Als de opsporingsambtenaar een burger is en wil info winnen over een verdachte  dit wordt informant genoemd. Regels omtrent informanten te vinden in 126v en 126zt lid 1 sv.

Inwinnen zit in tussen infiltratie en observatie.

De overweging is onjuist omdat deze opsporingsmethode ook kan worden toegepast in bv verdenkingsfase en vervolgingsfase. Er moet wel aan de eisen worden die in de wet staan, art. 126a Sv.



126qa is beramingsfase en is geen sprake van verdachte.

126j is wel sprake van verdenking van misdrijf.



5e )

Blz 47 overweging:

Opsporingsambtenaren zijn bevoegd gegevens te vorderen ter identificatie. Uitdraai van de gegevens valt hieronder.







6e )

2 zaken: plaatsen camera binnen en buiten!!

Plaatsen van de camera buiten: welk bijzondere opsporing dan? Observatie in ieder geval. Nu kijken in hoeverre het stelselmatig is of niet. Als geavanceerde technische middelen gebruikt worden in langere tijd dan is het stelselmatige observatie. Ook kun je beredeneren dat het gewone observatie betreft. Als stelselmatig dan is de eerst gedeelte van 6e deel dan alleen Ovj 126o. wel stelselmatig dan art. 2 PW.

Als camera binnen geplaatst wordt. Dan art. 126r plaatsopneming inkijkoperatie in het kader van beraming. de OvJ is bevoegd. Weer stelselmatig observatie OvJ is dan bevoegd art. 126o.

2e gedeelte is onjuist.



7e )

Er wordt een peilzender geplaatst. Eerste gedeelte: dit is observatie, het is in beginsel toegestaan ogv art. 2 PW. Tenzij het stelselmatig is.

Zenders zijn toegestaan als vertrouwelijke info mag worden opgenomen ogv wet art.126s Sv. Lid 2 voor ernstig strafbare feiten.

Antwoordindicatie van blackboard:

Overweging 6

Camera’s ophangen buiten (het pand). Twee mogelijkheden. Enerzijds observatie.

Indien sprake van observatie dan mag korpschef daarvoor toestemming geven (art. 2

Politiewet). Anderzijds stelselmatige observatie. Indien sprake van stelselmatige

observatie dan dient Officier van Justitie toestemming te geven (art. 126o lid 1 Sv in

het kader van de beraming). Er is sneller sprake van stelselmatige observatie indien

gebruik wordt gemaakt van technische hulpmiddelen, het verder gaat dan alleen

registreren (verrekijker) en het wordt vastgelegd voor eventueel toekomstig gebruik.

Camera’s ophangen binnen (in pand). Twee mogelijkheden. Enerzijds stelselmatige

observatie. De Officier van Justitie dient toestemming te geven, want sprake van

binnentreden. Geen bevoegdheid obv art. 2 Politiewet, maar art. 126o lid 1 Sv. Art.

126o lid 2 Sv voor beramingsfase, betreden van plaatsen niet zijnde een woning. Lid

3 gebruik technisch hulpmiddel. Korpschef kan geen toestemming geven. Anderzijds

inkijkoperatie/plaatsopneming (art. 126r Svin het kader van beramingsfase). Officier

van Justitie moet bevel geven. Woningen niet betreden, andere plaatsen wel.

Overweging 7

Afluisteren en opnemen bij misdrijven die in georg.verband worden beraamd (in casu)

of gepleegd kan worden bevolen door OvJ na machtiging RC, zie art 126t lid 1 en 5

Sv (art. 126 m voor de verdenkingsfse) (art. 126zf Sv vwb. terr. misdrijven). OvJ na

machtiging RC indien het onderzoek dit dringend vordert.

Peilzenders plaatsen is vorm van observatie (plaatsbepalingsapparatuur) is toegestaan

(art. 2 Politiewet) tenzij stelselmatig en doelbewust.

Dus eerste gedeelte overweging juist vzv nog geen sprake van stelselmatige

observatie.

Zenders (om af te luisteren, richtmicrofoons, scanners) toegestaan als er

vertrouwelijke communicatie mag worden opgenomen volgens regels wet. Art 126l

voor verdenkingsfase, art 126 s voor beramingsfase en art. 126zf Sv vwb. terr.

misdrijven). Ook in woningen, zie lid 2 voor ernstige strafbare feiten.

RC moet machtiging hebben verleend.

Definitie: vertrouwelijke communicatie: uitwisseling berichten tussen pers./instanties

die in beslotenheid plaatsvindt (technologie-onafhankelijke terminologie dus ook voor

e-mail voor verzending, communicatie bank bij geldautomaat).

Overweging 8

Beramingsfase jegens Broek (zie overzichtje hoorcollege arresten).

Tweede gedeelte overweging onjuist, JB geeft geen onvoorwaardelijke plicht tot

meewerken. Eerste gedeelte: hij is verplicht mee te werken vzv documenten los van

de wil te verkrijgen zijn (dit criterium geldt ook voor de fase voorafgaande aan de

opsporing, omdat de persoon dat verplicht zou zijn zelf documenten te fabriceren die

later tegen hem gebruikt kunnen worden in het strafproces) Er vanuitgaande dat er een

strafproces komt en dat de overheid niet weet waar ze naar vraagt.

Overweging 9

Eerste gedeelte overweging juist. Tweede gedeelte onjuist, burgers kunnen altijd al bij

heterdaad tot aanhouding overgaan (art. 53 Sv). Zij mogen niet afluisteren.

Afluisteren is wel mogelijk geworden bij aanwijzingen van terr.misdrijven art. 126

zf/zg) door OvJ na machtiging RC.

In casu art. 282b Sr, vrijheidsberoving met terr.oogmerk? Aanwijzingen daarvoor?

niet uitgesloten, dan afluisteren mogelijk. Art. 83a Sr terror. oogmerk.

Overweging 10

Juist. Wettelijke grondslag wellicht wenselijk als zakken stelselmatig worden

doorzocht.



Week 3

============ 18 februari 2008 == HC 3 ================

We gaan het vandaag hebben over dwangmiddelen in het algemeen. Vorige week en deze week wordt u beziggehouden met een aantal dwangmiddelen waarvan de details gekend moeten worden. In het hoorcollege doen we echter een klein overzichtje en daarna nog iets over de positie van RC en gerechtelijk vooronderzoek.

Vandaag dwangmiddelen algemeen, daarbij komt ook de stof aan de orde van het eerste jaar. De ervaring leert dat als je in het derde jaar dwangmiddelen aan de orde stelt dat het gewoon niet zo is dat iedereen weet wat er in het eerste jaar over is gezegd. Daarom grijpen we nog terug.

Een dwangmiddel: is een bevoegdheid die strekt om inbreuk te maken op een klassiek grondrecht dat toekomt aan de verdachte of een derde, desnoods tegen de wil van de betrokkene, door middel van dwang en geweld, in het belang van de strafvordering.

Een dwangmiddel is een bevoegdheid die wordt verleend onder bepaalde voorwaarden, dan is het pas rechtmatig. En dan is het verzet tegen die rechtmatig handelende ambtenaar ook strafbaar, zie 180 sr. Het tweede gevolg handelen overeenkomstig de bevoegdheid is dat het materiaal dan als bewijs mag worden gebruikt. Volgend punt bij bevoegdheid is dat een bevoegdheid doorgaans aan ambtenaren wordt toegekend, maar lang niet altijd. Bij ontdekking op heterdaad is iedere burger bevoegd de dader aan te houden, 53 sv. Dat is ook in art. 126v e.v. zo. Een bevoegdheid is bovendien GEEN verplichting te handelen.

Alle grondrechten van hfst 1 grondwet kunnen worden geschonden in de strafvordering, daar inbreuk op. Houd ook in de gaten dat strafrechtelijke bevoegdheden niet alleen tegen boeven worden aangewend. Ze worden ook wel eens toegepast tegen mensen van die op voorhand vaststaat dat die er niets mee te maken hebben, binnentreden van de woning kan ook de woning van een derde zijn, die onschuldig is, maar waar de verdachte zich ophoudt. Een telefoontap is een ander voorbeeld.

De puntjes 4 en 5 tegen de wil van de betrokkenen desnoods te effectueren door dwang & geweld. Als iemand vrijwillig meewerkt is dat prachtig, anders wordt hij/zij gedwongen, desnoods door fysiek geweld. Daarbij is van belang dat de overheid het geweldsmonopolie heeft (niet alleen de vervolgingsmonopolie dus), de enige die gerechtigd is systematisch geweld toe te passen. Dat leidt er natuurlijk wel toe dat: hoe stel je vast of iemand vrijwillig meewerkt, wanneer? Er belt een agent aan en die zegt, ik wil binnentreden om daar te doorzoeken. Is het goed dat ik binnenkom? Als je zegt, ja komt u binnen, dat is duidelijk meewerken. En wat nou als de agenten dwars langs de man heen lopen? Is het een kwestie van wie zwijgt stemt toe, of is het eigenlijk zo dat je van de politie mag verlangen dat er uitdrukkelijk om toestemming gevraagd wordt? De rechtspraak is verdeeld. Hoe moet je omgaan met een situatie dat je zelf niet thuis bent, maar de achterdeur openstaan? Is dat vrijwillige medewerking? Dat zijn typische rechtsvragen, vrijwilligheid is niet zo makkelijk.

Dwangmiddelen worden toegepast in het belang van de strafvordering, dat betekent: de dwangmiddelen dienen OF de waarheidsvinding, OF tot het veiligstellen van personen en voorwerpen. Sommige voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer (gevaarlijke) of in beslag genomen voor de bewijsvoering. Dan is nog een punt dat het voorarrest hier een wonderlijke functie heeft; preventieve hechtenis, voorlopige hechtenis, voorarrest: kan ook worden opgelegd bijv. als de rechtsorde ernstig wordt geschokt (12 jaar of meer) en dan heeft het ook een klein beetje een strafkarakter, voorschot nemen op het bestraffen van de dader. Overigens is de voorlopige hechtenis een heel uitzonderlijk dwangmiddel waar we volgende week op terugkomen.

Mag je nu ook dwangmiddelen gebruiken in het belang van de slachtoffers en niet in het belang van het onderzoek? Het belang van de strafvordering is dat er de juiste strafvorderlijke beslissingen worden genomen. En hoe nou als het slachtoffer doodsbang is bijv. dat de verkrachter besmet is met AIDS? Dan mag je als strafvorderlijk dwangmiddel een verplichte AIDS-test opnemen, ja of nee? Vroeger was dat onbespreekbaar, het slachtoffer kon naar de civiele rechter om daar de vordering in te dienen van de verplichte aids test maar nu zijn we zo ver dat dit belang van het slachtoffer zo belangrijk is, dat het ook in de strafvordering meot worden meegenomen.

Tot zover de definitie van een dwangmiddel, is natuurlijk geen wetenschappelijke definitie, meer didactisch. Welke dwangmiddelen hebben we nu?

De meesten staan in titel 4 van WvSv. We hebben vrijheidsbeperkende en vrijheidsbenemende dwangmiddelen (zie sheets). In de afgelopen 25 jaar zijn er steeds meer dwangmiddelen bijgekomen, die we vroeger niet kenden zoals de visitatie, de maatregelen ter identificatie (55, 61 en 61a).

Onderzoek van geautomatiseerde werken en Strafrechtelijk Financieel Onderzoek zijn ook nieuw, hetzelfde bij DNA ook dat is nieuw, en in de 15 jaar dat we DNA onderzoek hebben is de wetgeving al 3 keer verruimd.

Zie sheets, lijstjes met artikelen.

Als bijzonderheid nog de infiltratie en de pseudokoop, de formulering is aan de jurisprudentie ontleend, TALLON-criterium (tallon-arrest) in die situaties heeft de HR beslist dat een infiltrant/pseudokoper dat de verdachte niet mag worden gebracht tot andere delicten dan waarop zijn opzet was gericht. Mag niet worden uitgelokt tot het plegen van delicten die de verdachte niet van plan was te plegen.

Nog een pikante vraag bij het opnemen van telecommunicatie, een aantal jaren geleden geconfronteerd met de situatie dat de politie bevoegd was om telefoongesprekken af te luisteren en op te nemen. Van de ene telefoonhouder naar de andere dus. Wat er was gebeurd was dat iemand de telefoon van de haak had gelegd, gewoon van een landlijn, daardoor was er een open verbinding en de justitie kon afluisteren niet wat de verdachte door de telefoon besprak, maar wat er in de huiskamer werd besproken. Vooral toen bleek dat het vaker gebeurde, werd het pikant (ook slaapkamergesprekken). Door middel van afluisteren afgenomen terwijl er niet gebeld werd met een ander abonnee. De HR zei eerst dat het wel mocht, de Bundesgerichtshof zei dat het niet mocht in identieke zaken en toen kwam het zo vaak voor dat we zijn gaan denken, dat kan niet waar zijn, dat is gewoon een nieuwe techniek die is toegepast om rechtstreeks in het huis af te luisteren en nu mag niet meer gebruik worden gemaakt van dat soort constructies.

Dan zijn er nog aparte dwangmiddelen in de opsporingsfase zonder dat er een verdenking bestaat. Daarbij is het model voor al die dwangmiddelen te vinden in 126o observatie, dan ziet u daar de formulering in welke situaties het kan worden toegepast. En alle andere dwangmiddelen van die titel hebben hetzelfde stramien.

En dan zijn er nog, naast die 2 nieuwe titels, aparte nieuwe dwangmiddelen voor het opsporen van terroristische misdrijven. Titel 5b nog weer andere voorwaarden. Als iemand zou zeggen, ik word gestoord vna al die letters groot gelijk.

LET VOORAL OP DE TITELS.

Hoofdlijnen achter de dwangmiddelen:

1

de toekenning van bevoegdheden vindt steeds plaats volgens een vast stramien: minimaal 3 onderdelen. In de wet wordt bepaalt WIE er bevoegd is tot handelen, IN WELKE GEVALLEN (delicttypes) die bevoegdheid bestaat en OP WELKE GRONDEN die bevoeghdeid mag worden uitgeoefend. Vierde element is niet altijd aanwezig, BIJKOMENDE VOORWAARDEN (denk aan bijv. inverzekeringsstelling daar moet de betrokken verdachte altijd gehoord voordat het kan worden toegepast)

Met name in de bijzondere wetten moet je vaak de hele wet doorzoeken voordat je die drie weet. Dat is ook de reden dat je dit hier nodig hebt, omdat het niet altijd keurig netjes is opgesomd.

2

In het algemeen worden er zwaardere voorwaarden gesteld naarmate een dwangmiddel dieper ingrijpt in de vrijheidssfeer van de burger. Iemand staande houden mag bij verdenking van elk delict, maar een inverzekeringsstelling mag alleen als het gaat om een ernstiger delict. Op dezelfde manier kun je dat zien t.a.v. de bevoegde personen: van alle opsporingsambtenaren naar hogere rangen: opsporingsambtenaar, hulpofficier van justitie HOvJ, officier van justitie OvJ, RC rechtercommisaris, Raadkamer van de Rechtbank. Hoe zwaarder het delict hoe meer dwangmiddelen, idem bij meer aanwijzingen van schuld (bij heterdaad t.a.v. een lagere graad van verdenking).

3

Bijna alle oude traditionele in het wetboek van strafvordering genoemde dwangmiddelen kunnen alleen worden toegepast als er een verdenking bestaat als bedoeld in art 27 sv. Wat zijn die eisen dan? Het moet gaan om een verdachte, dat is een persoon te wiens aanzicht een redelijk vermoeden van schuld over enig strafbaar feit voortvloeit uit de feiten en omstandigheden, uit de objectieve factoren dus. Pure speculaties, mensen met lange haren zullen wel drugsgebruikers zijn, dat is geen redelijk vermoeden van schuld op feiten en omstandigheden. Zie Hollende Kleurling en Rennende Negers arresten. De HR toetst dit soort kwesties marginaal, of het gerechtshof tot zo'n oordeel heeft KUNNEN komen toetst het. Feitenrechter heeft een grote vrijheid in het waarderen van de feiten. De HR toetst marginaal, niet of er "de juiste" beslissing is genomen dus. Als in die eerste zaak (zie sheet) op grond van dezelfde omstandigheden het gerechtshof wel een voldoende mate van verdenking zou hebben aangenomen, was waarschijnlijk ook die blijven staan.

Ernstige bezwaren zijn geen verdenkingen van een ernstig delict, maar "meer dan redelijke vermoeden" dat iemand het heeft gedaan, zie o.a. arrest De Ruimte. Het ging om een jongerencentrum De Ruimte, er was algemeen bekend dat in dat jongerencentrum op ruimte schaal verdovende middelen gebruikt en verhandeld werden, maar niet wie dat deed. Wel bekend bij de politie dat nog op dezelfde avond als ze er binnenvielen er verdovende middelen aanwezig waren, verkocht waren, gebruikt waren. Mag de politie dan binnenvallen en ieder individu die daar aanwezig is fouilleren? Ja dat mag volgens HR, ernstige bezwaren tegen een bepaald individu mogen worden afgeleid uit de gegevens omtrent de groep waartoe je op dat moment behoort. Als de politie zeker weet dat er in deze collegezaal 3 vuurwapens zijn, maar niet bij wie. Zou je dan kunnen zeggen dat er tegen de hele groep voldoende ernstige bezwaren zijn? Dat is ongeveer dezelfde vraag en de vraag waar het om ging.

Toepassen van de dwangmiddelen zonder het bestaan van een verdenking, bijv. 552 WvSv.

Voor de rest heb je de controlebevoegdheden (bijv 160 wvw is de bekendste). De twee belangrijkste problemen zijn de Voortgezette Toepassing (geweerarrest) en de informatie voorfase (arrest cautie-II).

Geweerarrest: Loon op Zand, cafehouder uit kaatsheuvel krijgt thuis bezoek en ze mogen naar binnen krachtens de drankwet. De cafehouder wil ze alleen voor de drank in huis, voor de rest absoluut niet. Controlebevoegdheden heb je altijd tegen iemand in een bepaalde hoedanigheid: apotheker, cafehouder, etc. De HR zegt; "als een ambtenaar op grond van een bepaalde last de woning mag betreden en daar mag blijven, dan belet niets hem aldaar bevoegdheden uit te voeren die op een andere wet steunen". Als je op basis van 1 wet rechtmatig binnen bent, mag je ook bevoegdheden toepassen die op een andere wet berusten. Maar wat je niet moet hebben is dat er een controlebevoegdheid wordt toegepast terwijl je eigenlijk een opsporingsbevoegdheid wilt uitoefenen maar daartoe geen gronden hebt. Wat dus niet mag is een verkeerscontrole uitoveren om in feite misbruik van de sociale zekerheid op te sporen. Je mag niet 's ochtends een verkeerscontrole houden met het eigenlijke doel om zwartwerkers op te sporen. Dat is detournement de pouvoir.

Verdenking is een situatie waardoor de overheid meer mag ondernemen, maar als je verdachte bent, krijg je ook rechten en ben je beter beschermd. Dat is bijv. het recht om de cautie te krijgen voordat er vragen worden gesteld. Daarover cautie-II arrest. Als agent mag je vragen stellen als ze geen verdachte zijn, anders moet er cautie worden gegeven. Daar lopen 2 agenten en aan de andere kant van de straat is een verslaafde die ze een paar dozijn keer hebben gearresteerd. Hij heeft een plastic tas van de bijenkorf met 2 boeken erin. Ze steken over en vragen, wat zit er in de tas? Boeken. Waar heb je die gekocht? Die heb ik gestolen! Agenten geven cautie. De HR zegt: als criterium hiervoor geldt dat als opsporingsambtenaren eenmaal een feitelijke verdenking (Piet heeft WEER gejat!) hebben opgevat, ook al is die niet redelijk (art 27), en op grond van die verdenking benaderen ze de verdachte, dan moeten ze een cautie geven. Het gerechtshof vond geen feitelijke verdenking en dat respecteert de HR, maar als het gerechtshof wel een verdenking had gevonden was dat ook wel goedgekeurd: marginaal toetsen immers!

Wat gebeurt er in een ander arrest, in die situatie is de politie gebeld door getuigen: dat een auto vreemd reed, midden op de weg is neergezet en de bestuurder in de omgeving rondliep. De politie stuurt een surveillancewagen. Die zien een man lopen die zeer onvast ter been is. Dan vraagt de politie zonder voorafgaande cautie of hij die auto daar heeft neergezet. Ja hoor, en dan zegt de politie u bent nu verdacht van rijden onder invloed. Het hof verwerpt het verweer dat de cautie voor de eerste vraag had moeten worden gegeven. Die vraag zou een neutraal en informatief karakter hebben. De HR vindt DAT WEL een ONBEGRIJPELIJKE redenering. Daar was zonneklaar dat er een feitelijke verdenking was en dan moet je een cautie geven.

Verder, art. 8 PW (vroeger niet geregeld, vandaar jurisprudentie) veiligheidsfouillering.

In de praktijk gaat de politie heel snel over tot veiligheidsfouillering, als iemand wordt meegenomen naar bureau wordt hij standaard gefouilleerd. Dan kun je er eigenlijk nog een slash naast zetten en zeggen "preventieve fouillering", 151b gemeentewet, als de burgemeester een veiligheidsrisicogebied aanwijst, kan de OvJ op grond van WWeM bepalen dat daar iedereen gefouilleerd mag worden. Ook dan is er geen verdenking tegen een bepaald individu.

Laatste voorbeeld, handhaven openbare orde. Een heel bekend arrest is het arrest de Zijense Nachtbraker, geen geval van zware ernstige criminaliteit. In Zijen loopt er 's nachts iemand op de weg dronken te wezen, te schreeuwen, laveloos te wezen. De politie zegt tegen de man, ga nu naar huis. Die verdachte spartelt tegen, de politieman probeert hem naar huis te brengen en dan wordt de man vervolgd wegens actieve en passieve wederspannigheid, 180 184 Sr. Gerechtshof geeft OVAR, want de agent had een minder vergaand bevel mogen geven, bijv. maak dat je wegkomt! De HR zegt, dat is een fout standpunt van het gerechtshof, taak van politie is handhaving van de rechtsorde, dus ook openbare orde, dit bevel gegeven in het belang van de openbare orde. En dit bevel werd naar redelijk inzicht vereist, want anders zou die man in een andere straat lawaai gaan maken, dit was gewoon nodig. Als je nu kijkt in de politiewet zie je dat art. 2 Pw VOLDOENDE GROND IS VOOR WEINIG INBREUK MAKENDE TECHNIEKEN! Zoals bijv. niet-stelselmatige observatie.

Hoofdlijn 4:

De verdachte hoeft de inbreuken op zijn levenssfeer slechts gedogen. Van niemand mag worden verwacht dat hij instemt met het toepassen van dwangmiddelen en buiten de gevallen dat het uitdrukkelijk is geregeld hoef je ook niet mee te werken, zie ook arrest weigering naam op te geven, zie corstens, krachtens art 52 is de opsporingsambtenaar bevoegd de verdachte naar zijn naam te vragen. Daar staat uitdrukkelijk het woord vragen, niet vorderen. Dat betekent niet dat je verplicht bent antwoord te geven op die vraag. Overigens moet je NU ook kijken naar 125m Sv in dit verband.

Het laatste onderwerp van dit college:

Deze week in het werkcollege wordt je geconfronteerd met een grote hoeveelheid diepgaande kennis over een paar dwangmiddelen. Het is van belang dat je ook grote lijnen voor ogen houdt, hoe de verhoudingen in de strafvordering nu eigenlijk liggen. Daartoe moet je enig zicht hebben op de verhouding RC-OvJ en de rol van het gerechtelijk vooronderzoek. Hoe zat het oorspronkelijk, in '26 in elkaar: daar was de rechtercommissaris een belangrijke ambtenaar in het onderzoek en het kader voor de RC was vooral het gerechtelijk vooronderzoek. De rechtercommissaris had 2 functies: een echte rechter, een toetser, iemand die de politie en OvJ toestemming kan geven om dwangmiddelen in te zetten. Daarnaast was de RC ook een onderzoeker, die zich zelf begaf op het terrein van de uitvoerende macht en die in 177 sv zelf opsporingsambtenaren instructies kon geven. het was eigenlijk een sleutelinstrument in het voorbereidend onderzoek in strafzaken. In het GVO zou de zaak panklaar gemaakt worden voor de zitting. Alle informatie omtrent de verdenking moest worden verzameld. Als de RC alles achter de rug had werd het GVo gesloten en dan was de zaak klaar voor de zittingsrechters. Er waren 2 argumenten daarvoor: in de eerste plaats rechtspolitieke argument. Het vooronderzoek kon je het beste aan een onpartijdige instantie overlaten. In dat gerechtelijk vooronderzoek waren ook de meest verstrekkende dwangmiddelen mogelijk! Bovendien ging het allemaal veel sneller op die manier. Dat was zoals het opgezet is door de wetgever van 1926.

Later zijn we gaan inzien dat het rechtspolitieke argument niet zwaar weegt en dat het ook niet vlotter gaat. De belangrijkste veranderingen daarna in de praktijk zijn dat

1. De Auditu rechtspraak, we komen er nog op terug, verklaringen van horen zeggen kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel in strafzaken. Dit wil zeggen dat je vroeger vooral verklaringen wilde hebben die in het GVO onder ede werden afgelegd. Door De Auditu is het accent van het GVO verschoven naar de voorfase waar de politie verklaringen opneemt van verdachte en getuigen, want die verklaringen, in proces-verbaal, konden sinds De Auditu ook als bewijsmiddel worden gebruikt.

2. De dwangmiddelen waren heel sterk gekoppeld aan de opening van een gerechtelijk vooronderzoek. Dat is veranderd, o.a. door de bijzondere strafwetten. We hebben ook nog gekregen dat je steeds meer bijzondere dwangmiddelen kreeg zonder link naar gerechtelijk vooronderzoek.

Je ziet zelfs in de zwaardere zaken steeds minder gerechtelijke vooronderzoeke, in meervoudige zittingen heb je nog maar in zo'n 3% van de zaken een gerechtelijk vooronderzoek. Je ziet nog een vierde factor die bijdraagt aan die verschuiving, namelijk dat steeds duidelijker is dat de leiding bij de OvJ komt te liggen, 132 a en 148 SV.

Wat doet de RC nu nog?

1. Machtigingsrechter (toetsing)

2. Heel bepaalde, beperkte onderzoekshandelingen zelf uit te voeren. De RC hoeft niet de hele zaak meer te doen, maar kan een klein stukje onderzoek doen wat anderen van hem vragen, bijv 36a Sv. De verdediging mag de RC verzoeken bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten (geheten: mini-instructie)

Eigenlijk kun je hier wel ophouden. Die nieuwe voorzieningen binnen oud GVO, eigenlij komt het erop neer dat in al die situaties de RC op verzoek of vordering van iemand anders onderzoek doet, en alleen een klein stukje ervan! NIet het hele onderzoek meer onder zijn regie.

Alle echte belangrijke nieuwe dingen in de strafvordering tijdens het voorbereidend onderzoek worden in steeds toenemende mate buiten het GVo geplaatst, bijv. binnen SFO, herziening-GVO, wet BOB etc. GVO wordt uitgekleed en daarmee de positie vand e RC.

========= WC 3 strafprocesrecht 20 februari ==============

Twee kleine huishoudelijke mededelingen: op blackboard kun je onder course documents en folder hoorcollege kun je het videohoorcollge vinden. Deel 2 syllabus van dit vak is vanaf nu ook verkrijgbaar. Tijdens het hoorcollege is ook ingegaan op de bijzondere bevoegdheden.

Stelselmatige observatie, 126g en 126o. Mag je een camera hangen binnenin het pand ter stelselmatige observatie? Ja dat mag, maar niet als er sprake is van een woning.

Vandaag: inbeslagneming - de doorzoeking - het betreden van plaatsen.

Waarom betreed je een plaats, altijd met een reden, dus steundwangmiddel. Veelal zal het gaan om het betreden van plaatsen ter inbeslagneming. Wat is doorzoeken ter inbeslagneming? HR heeft definitie:

stelselmatig en gericht zoeken op een plaats naar de aanwezigheid van voor inbeslagneming vatbare voorwerpen (94sv) enof sporen. (Een doorzoeking is bijv. kasten openen, dat is het verschil met zoekend rondkijken, daarbij gebruik je je handen niet) Bij doorzoeking is breken, forceren etc toegestaan voorzover dit proporitoneel is.

Let op: er is ook een doorzoeking in het kader van de aanhouding, art 55a sv; door opsporingsambtenaren met machtiging ovj.

Wat is een plaats/ objecten waar men binnnekomt zoals kantoren, fabriekshallen, woningen, panden, overheidsgebouwen etc, p.488 Corstens. Mag ook gedefinieerd worden als een "al dan niet afgesloten ruimte".

Op blackboard is een schema geplaatst waarin bepaalde bevoegdheden staan neergelegd. Het gaat vooral om het betreden van plaatsen daar, veelal om iets in beslag te nemen.

Het eerste artikel is 96 Sv. Algemene inbeslagnemingsbevoegdheid art 96 sv

Dit is zoekend rondkijken, je betreedt een pand of woning en je mag voorwerpen in beslag nemen waar je tegenaan loopt als je zoekend rond gaat kijken. Je kijkt onder het bed en daar zie je drugs, die kun je in beslag nemen. Maar in kastjes mag je iet kijken, dat is doorzoeken en daar ziet 96 sv niet op! En onthoud; Als een opsporingsambtenaar, hulp ovj of ovj een woning betreedt, hebben ze altijd een machtiging nodig om een woning te betreden! Woning betreden is altijd met machtiging.

gecombineerd met binnentredingsbevoegdheid legitimeert tot zoekend rondkijken en inbeslagneming op plaats van voor de hand liggende voorwerpen.

Al het meerdere levert doorzoeking op

Door opsporingsambtenaren

Voorwaarden: ontdekking op heterdaad en misdrijf art 67 lid 1 Sv.

Doorzoeken vna plaatsen vzv vervoermiddel met uitzondering van woongedeelte art 96b sv.

Het verschil met 96b is dat je hier ook mag overgaan tot een doorzoeking! Het gaat om vervoermiddelen. Het geeft dus geen bevoegdheid woningen te doorzoeken.

Dit onderzoek gaat verder dan zoekend rondkijken

door opsporingsambtenaren

ontdekking op heterdaad en misdrijf art 67 lid 1 sv is ook hier een voorwaarde.

Stel je wil een schuur doorzoeken, je hebt niets aan 96 sv want daar gaat het om zoekend rondkijken. Je hebt ook niks aan 96b sv want hoewel er wel gesproken wordt van doorzoeking, is dat in een vervoermiddel.

DUs: 96c sv. Hier gaat het om een doorzoeking van plaatsen met uitzonderingen van een woning. Gewone opsporingsambtenaren kunnnen hier geen gebruik van maken, alleen ovj of hulp ovj bij dringende noodzakelijkheid.

door ovj of hul ovj bij dringende noodzakelijkheid

ovj is nie top tijd, dan machtiging ovj (liefst vooraf, mag wel achteraf)

voorwaarden; ontdekking op heterdaad en misdrijf art 67 lid 1 sv

Geen bevoegdheid een woning te doorzoeken.

Art 97: doorzoeking van woningen en speciale kantoren (art 97 sv) van verschoningsgerechtigden zoals advocaten, notarissen, artsen.

Door ovj indien r-c niet op tijd of

hulp ovj indien ovj niet op tijd, met machtiging rc vooraf (eventueel mondeling, wel vooraf!!!)

door machtiging r-c is geen machtiging voor hlp ovj bij woning in het kader van de awbi nodig

voorwaarden: ontdekking op heterdaad of misdrijf art 67 lid 1 sv.

Het liefste is de rc er ook fysiek bij, maar als dat niet kan, vindt er een spoeddoorzoeking plaats op grond van 97 sv dus, kan door OvJ of Hulp OvJ met machtiging RC. Een machtiging AWBI is niet nodig als de RC gemachtigd heeft in de zin van 97 Sv.

Als er geen sprake is van een spoeddoorzoeking maar je wil wel een woning doorzoeken, kan de RC het ambtshalve doen of op grond vna een vordering van de OvJ, en dan

ZIT JE IN 110 SV! Niet vereist is dat het binnen een GVO plaatsvindt.

Daar is de grondslag dat de RC elke plaats mag betreden ter doorzoeking dus ook een woning

Lees ook art 104 Sv door.

Een GVO moet nog steeds worden geopend als het gaat om het horen van beschermde getuigen, kroongetuigen, bedreigde getuigen etc. Maar niet per se voor de woningdoorzoeking.

In het verlengde hiervan moet je kijken, het betreden van woningne. Al gezegd; Als een woning wordt betreden door een OvJ, hulpOvJ en opsporingsambtenaar, dient er een machtiging te zijn.

Onder welke omstandigheden kunnen ze een woning betreden tegen de wil van de bewoner. Er zijn verschillende mogelijkheden.

Het betreden vna woningen : altijd met machtiging

door opsporingsambtenaren

- om voorwerp in beslag te nemen; 96sv; machtigin op grond van AWBi nodig; art 3 AWBi door AG, OvJ of HOvJ (hulp-OVJ kan zichzelf machtigen, het is wellicht in strijd met de geest van de AWBi maar de HR heeft het in stand gelaten)

- om een verdachte aan te houden; 55 lid 2 Sv; machtiging ogv AWBi nodig

- om een verdachte aan te houden en ook te doorzoeken; 55a Sv; machtiging nodig van OvJ ogv 55a Sv, AWBi hoeft niet.

door hulpofficieren van justitie

- ook op basis van de bovenstaande 3 gronden

- in het kader van een spoeddoorzoeking; 97 Sv; vooraf machtiging door RC, ogv 97 Sv, AWBi hoeft niet.

- schouwen is minder ver dan zoekend rondkijken, terstond de situatie opnemen, hoe staan de meubels?; 150 Sv; machtiging ogv AWBi nodig.

Samenvattend; opsporingsambtenaren hebben 3 keuzes, hulpovj's 5 keuzes.

Het gerechtelijk vooronderzoek, vroeger kon de RC veel meer bevoegdheden exclusief binnen GVO uitoefenen, maar RC bemoeit zich er nog steeds over, bijv 59a en 60 sv bewaring.

Maar ook met bijvoorbeeld telefoontap, opnemen van vertrouwelijke informatie, 120? sv.

110sv elke plaats te doorzoeken heeft hij ook de bevoegdheid voor, die RC.

Verder: 36a t/m e sv mag hij ook uitoefenen, ook buiten gvo.

Dan nu naar de casus op p53. Een persoon zit op een fiets en rijdt op zondagmiddag op de weg, lijkt dat er sprake is van een brand in een schuur, de brandweer komt eraan en de brandweer wil ter controle kijken of de situatie veilig is. Eenmaal binnen vallen de brandweercommandant een chemische geur en vaten op. Op een halfverbrand vat is aceton te lezen, verder een machine om pillen te draaien. Hij pakt een pil uit de machine met het vermoeden dat het xtc is en hij snelt naar buiten en ziet daar 2 politieteams, etc.

Zoekactie1; een brandweercommissaris IS een buitengewoon opsporingsambtenaar in de zin van 142 Sv. Behandel hem gelijk een opsporingsambtenaar. Het is geen stelselmatig en gericht onderzoek dus er is geen doorzoeking. Die brandweercommissaris treedt binnen en neemt een pil in beslag na zoekend rondkijken ogv 96 sv. Zoekactie Art 9 lid 3 opiumwet zou ook nog kunnen.

Zoekactie2; ze betreden een woning in eerste instantie om die gast onder de douche te zetten, dat is hulpverlening. Daarna gaat hij doorzoeken want stelselmatig onderzoek, 97 sv. 96sv geeft alleen de bevoegdheid om elke plaats te betreden ten einde voorwerpen in beslag te nemen, je mag er geen kastjes mee openen. Is een opsporingsambtenaar bevoegd ogv 97 te doorzoeken, nee! De machtiging is niet meer relevant want een opsporingsambtenaar mag dat sowieso niet. Maar, stel je voor dat deze kastjes worden geopend om bijvoorbeeld pleisters en verband te zoeken? Daartoe is hij bevoegd ogv hulpverlening en dan is de opsporingsambtenaar er wel toe bevoegd want sprake van voortgezette toepassing ven bevoegdheden. Dan is er nog steeds geen sprake van een doorzoeking en dan mag het gewoon. Je zit qua casus hier echter wel dichter bij de onrechtmatige doorzoeking, maar je mag allebei noemen.

Zoekactie 3: doorzoeking, want ze trekken die pijp van het plafond. Wettelijke grondslag, 96c Sv want een schuur is geen woning dus GEEN 97sv.

Zoekactie 4: doorzoeking (vooral i.c. met 3), 96b Sv is hiervoor de basis.

Zoekactie 5: duidelijk doorzoeking want kasten open etc, wettelijke grondslag? 97 want gebeurt in de woning, en geen 110 sv omdat het onder het mom van een spoeddoorzoeking gebeurt en daar de rc niet bij aanwezig is. Er moet echter een voorafgaande machtiging zijn in 97 sv, dat hebben we hier niet! Was hier sprake van spoed? Nee, want ze konden wel wachten, want de rc had er binnen een half uur kunnen zijn en de bewoners waren in het ziekenhuis. Als ze de komst hadden kunnen afwachten, was 110 van toepassin geweeest. Op 110 hoeft de RC geen machtiging geven want hij is er zelf bij dna.

zoekactie 1: onderzoek i.k.v. algemene inbeslagnemingsbevoegdheid 96 sv.

zoekactie 2; kun je zeggen dat er sprake is van een doorzoeking, of je gooit het over hulpverlening en voortgezette toepassing van bevoegdheden

zoekactie 3; doorzoeking 96c

zoekactie 4: doorzoeking 96b

zoekactie 5; doorzoeking 97 of 110 sv

Vraag 3, bestaat er naar uw mening een wettelijke grondslag voor de acties en zo ja, is er dan rechtmatig opgetreden?

1: 96 sv en rechtmatig opgetreden

2; geen rechtmatige doorzoeking 97sv maar missch. wel rechtmatige hulpverlening en voortgezette toepassing

3; 96c sv, hulp ovj had geen machtiging (vooraf of achteraf) dus onrechtmatig t.a.v. de pijp - gaat overigens niet om een machtiging op binnentreden. machines en chemicalieen kun je op 96 sv in beslag nemen, daartoe zijn ze wel bevoegd.

4; 96b sv, rechtmatig

5; 97 sv - geen machtiging rc dus onrechtmatig. of 110 moest gekozen worden en sowieos niet 97 sv

zou een opsporingsambtenaar, niet zijnde hulpofficier van justitie, bevoegd zijn?

1: ja, bevoegd obv 96 sv

2: 97 sv niet maar voortgezette toepassing wel

3: los zien van de machtiging, dat was een andere vraag! opsporingsambtenaar is niet bevoegd tot 96c sv.

4: geeft wel bevoegdheid aan opsporingsambtenaar in 96b sv

5: nee, alleen RC, OvJ en HOvJ (110 en 97 sv) bevoegd.

Gerechtelijk vooronderzoek.

Wanneer moet je nou een gerechtelijk vooronderzoek worden geopend?

- als bijzondere getuigen dienen te worden gehoord.

- bedreigde getuige 126a tm f Sv

- kroongetuige 126g tm L Sv

- afgeschermde getuige 226m t/m S Sv

- als getuige onder dwang gehoord wordt, art 210 e.v. Sv

- als bepaald onderzoek plaats moet vinden aan het lichaam in de zin van 195 lid 3 en 196 Sv en 196c Sv.

Voor 97 sv hoeft geen gvo geoepend te worden, ook voor 110 sv hoeft het niet. Wel een machtiging natuurlijk.

De vraag of er zendertjes en taps worden geplaatst: als de rc toestemming geeft, hoeft geen gvo te worden geopend. ook voor dna onderzoek hoeft het niet, 150/151 sv, kan ook buiten gvo.

Allereerst zie je dus dat de OvJ tot heel veel dwangmiddelen zelfstandig bevoegd is en aan de andere kant kun je ook zeggen dat de situatie bestaat dat in veel gevallen dwangmiddelen ook buiten GVO door de RC op vordering van de OvJ kunnen wordne uitgeoefend.

Vraag 6; op 4 plaatsen wordt binnengegaan. Is bij deze zoekactie ene machtiging vereist? Bij zoekactie 1 is geen machtiging vereist want geen woning. Bij 2 ook niet vereist want in eerste instantie binnengetreden i.k.v. hulpverlening, zie art 2 lid 3 AWBI. 3 en 4 geen machtiging vereist want geen woning. Zoekactie 5 wel een machtiging vereist, zowel OvJ als Hulpovj dient machtiging te hebben ogv 97 maar niks ogv awbi want geen dubbele machtigingen nodig.

Antwoordindictatie blackboard

Vraag 5:

Opening GVO is nodig voor uitoefening art. 195 lid 3 Sv en art. 196 Sv. Opening

GVO is ook nodig voor horen bijzondere getuigen: artt. 226a t/m f (bedreigde

getuige), artt. 226g t/m l (kroongetuige), artt. 226m t/m s (afgeschermde getuige) en

in verband daarmee art. 187d Sv en art. 190 Sv. Ook is opening nodig als het nodig is

getuige onder dwang te horen (art. 210 Sv e.v.)

In casu had de OvJ, als er sprake is van spoed, een machtiging moeten vragen in het

kader van de doorzoeking in de woning (art. 97 Sv). Een vordering GVO is dan echter

niet nodig. Er is echter geen sprake van spoed. Daarom is art. 110 Sv van toepassing.

Dan kan in het kader van een GVO worden doorzocht, maar het is ook mogelijk dat

de RC doorzoekt op vordering van de OvJ (dan is opening niet nodig).

Ook machtiging RC nodig om af te mogen tappen en zendertjes te mogen plaatsen,

wederom niet nodig om GVO te openen.

Vraag 6:

Zoekactie 1: geen machtiging vereist: geen woning. Wel binnentreden.

Zoekactie 2: geen machtiging vereist: vanwege hulpverlening/spoed (art. 2 lid 3

AWBi)

Zoekactie 3 + 4: geen machtiging vereist: geen woning

Zoekactie 5: Stel doorzoeking door OvJ, die wordt gebeld. Geen machtiging vereist

ogv AWBi. Immers wel woning maar OvJ. Er is echter wel een machtiging vereist

ogv art. 97 Sv vanwege het ingrijpende karakter van de zoekactie in de woning.

Stel: doorzoeking door hulp-OvJ, wel machtiging ogv AWBi, echter ook ogv Sv, dus

bepaalt de wetgever in art. 97 Sv dat de machtiging van de RC de machtiging van de

AWBi zal laten vervallen.

Vraag 7:

Zoekactie 1

Pil, ja bevoegd ogv art. 96 Sv en/of art 9 lid 3 Opiumwet, met oog op

waarheidsvinding (art. 94 Sv) eventueel verbeurdverklaren (art. 33a Sr), onttrekking

a/h verkeer (art. 36c Sr) . Tot de zoekactie was men bevoegd.

Verbeurdverklaring: verval eigendomsrecht van voorwerpen die door veroordeelde

misbruikt zijn.

Onttrekking aan het verkeer: Is een maatregel. Vernietiging van verboden/gevaarlijke

stoffen/voorwerpen.

Zoekactie 2

Enkele zakken met bruin/wit poeder en apparaten. De apparaten staan voor het

grijpen, art. 96 Sv, waarheidsvinding (art. 94 Sv) en verbeurdverklaring + onttrekking

a/h verkeer.

De zakken met poeder, waarheidsvinding en onttrekking, bevoegd vzv hulpverlening

en niet bevoegd vzv daar geen sprake van is.

Zoekactie 3

Papieren/pijp bij onderzoek 3: waarheidsvinding, doorzoeking ogv art. 96 c Sv.

(toestemming OvJ voor/achteraf is er niet dus onrechtmatig)

De vaten chemicaliën, de mengmachine en de pillendraaimachine worden als eerste in

beslag genomen op heterdaad, daartoe zijn de opsporingsambtenaren wel bevoegd

ogv art. 96 Sv.

Zoekactie 4

Ferrari bij onderzoek 4

Stel: verdenking witwassen (art. 420bis Sr) van geld van verdovende middelen, dan

inbeslagneming met oog op waarheidsvinding (aantonen wvvoordeel).

Conservatoir beslag (zie week 4) Art. 103 Sv

Zoekactie 5

Zakken poeder: ja waarheidsvinding en onttrekking a/h verkeer art. 36c Sr.

Bevoegd ogv art. art. 97 Sv? Neen, want RC had vooraf machtiging moeten geven.

Vraag 8:

DNA , artt 151b/ 195d Sv (celmateriaal gevonden en dan vergelijking van dat

materiaal met ander materiaal, over dat andere materiaal is ook art. 195e Sv

geschreven; begrenzing onderzoek). Om o.a. misbruik te voorkomen.

Stel Poiret is bevoegd binnen te treden, dan neemt hij voorwerpen mee die vatbaar

zijn voor inbeslagneming, waarmee het onderzoeksbelang is gediend (ogv artt. 94 jo

96/97 Sv).

Art. 195e geeft aan dat DNA-onderzoek slechts mag bij afgenomen celmateriaal

behoudens zwaarwegende redenen (bij verdachte, lid 1).

Van derden kunnen dus niet via peukjes/kopjes koffie etc. celmateriaal worden

genomen met het oog op vergelijking reeds eerder aangetroffen celmateriaal (lid 2).

Het DNA-onderzoek kan slechts na afgenomen celmateriaal. Poiret is dus niet

bevoegd, omdat hij materiaal meeneemt met oog op vergelijking van al eerder

aangetroffen materiaal. Peuken etc. die iets aangeven over aanwezigheid dader op

plek delict mogen natuurlijk wel worden meegenomen.

Vraag 9:

Zie arrest Afvoerpijp

Wanneer bewijsuitsluiting/ OM niet-ontvankelijk/ strafvermindering en enkele

vaststelling (in hoge mate feitelijke kwestie, waar HR buiten blijft)

Bewijsuitsluiting, bijv.: politie zonder machtiging naar binnen in woning (kan ook

OM niet-ontvankelijk) verhoor zonder cautie, tel.tap zonder RC, camera in woning,

aanhouding van niet verdachte, peilzender op lichaam etc. etc.

ON niet-ontvankelijk: misleiding rechter, ontlastend materiaal weggesluisd,

uitlokking undercover.



Week 4



hc ontbreekt

WC 4 strafprocesrecht 27 februari

Schadevergoeding wordt naar week 6 getrokken.

Voorarrest;

- ophouden voor onderzoek par 14.8 corstens.

- preventieve hechtenis:

- inverzekeringstelling art 57

- voorlopige hechtenis: 133 sv:

- bewaring

- gevangenneming

- gevangenhouding

De inverzekeringstelling valt dus niet onder de voorlopige hechtenis!

Inverzekeringsstelling art 57/62a sv:

het onderzoeksbelang staat voorop en zij is in sterke mate gekoppeld aan de voorlopige hechtenis. je kunt bij onderzoeksbelang denken aan waarheidsvinding: bijv identificatie verdachte. 372 tm 373 noemt corstens er meer.

ivst geschiedt door de ovj of de hulp ovj

ivst mag slechts tegen verdachten worden aangewend in de zin van 27 sv, dus niet vroegverdachte (domein 2 of 3)!

grond: het belang van het onderzoek, art 57 lid 1 sv

geval: de gevallen voor vh (art 58 sv)

termijn: maximaal 3 agen en in geval van dringende noodzakelijkheid verlenging met ten hoogste 3 dagen art 58 lid 2 sv

uiterlijk binnen 3 dagen en 15 uren gerekend vanaf de aanhouding moet de verdachte voor rc worden geleid, art 59 lid 1 sv en die voert een rechtmatigheidstoets uit: grond, geval etc.

om kan in hoger beroep tegen negatieve rechtmatigheidstoetsing rc art 59 c sv

58 sv verwijst naar 67 sv.

Stel de verdachte zit maar 1 dag inverzekering, dan hoeft geen rechtmatigheidstoets, zie 59b sv.

Nu over naar de voorlopige hechtenis.

Bewaring: art 63

op vordering ovj door de rc bevolen

max 14 dagen

gevangenhouding: art 65 lid 1 sv

bewaring moet vooraf gaan

op vordering ovj door de rechtbank bevolen

gevangenneming 65 lid 2 sv

kan eigenlijk op 3 manieren:

- toepassen op verdachte die op vrije voeten is en terechtstaat (bijv vluchtgevaarlijke verdachte) via rechtbank bevolen (termijnen zijn dezelfde als voor gevangenhouding)

- bevelen NA de aanvang inverzekeringstelling-o.t.t.z. (supersnelrecht), vind je ook in schema in laatste colom 384 385 corstens

- gevangenneming als reparatievoorziening, art 66a.

geldigheidsduur bevel tot gevangenhouding of gevangenneming verstreken

ovj te laat vorderen te verlengen (art 66a lid 1 sub a sv)

voorwaarden voor toepassing vh bestaan nog (art 66a lid 1 sub b sv)

verdenking misdrijf 8 jaar of meer gevangenisstraf (art 66a lid 1 sub c sv)

als aan alle 3 is voldaan, kan de rechter de gevangenneming bevelen, wat raar is omdat de ovj een fout is gemaakt, en de fout hierdoor gerepareerd over. Corstens is hier niet gelukkig mee, meer politiek.

Schorsing; 80 sv

een verdachte zit in voorlopige hechtenis, wordt geschorst (onderbroken). Bedenk wel dat de voorwaarden voor voorlopige hechtenis, er nog steeds sprake van is (geval en grond).

Opschorting 88 sv

vh wordt van meet af aan vooralsnog niet geexecuteerd (gaan we vandaag niet spreken)

opheffing bevel tot vh (art 69 lid 1 sv)

de verdachte in vh kan altijd een verzoek bij rechtbank indienen om de voorlopige hechtenis op te heffen, en ook in hoger beroep

hoger beroep art 71 lid 1 en 2 sv

de verdachte kan eenmaal in beroep, tegen een beroep tegen gevangenneming of gevangenhouding, niet tegen een bevel bewaring.

VH en IVZ, zijn wel vrijheidsbenemende handelingen. EVRM? Art 5 evrm, is in dat geval van belang om mee te nemen. Op het hoorcollege is er ook aandacht aan besteed. Art 5 evrm gaat over persoonlijke vrijheid en veiligheid.

5 lid 1 sub c leid ook af wanneer detentie toe is gestaan;

- redelijke verdenking van het begaan van een strafbaar feit (idem als 27 sv)

- redelijke noodzaak beletten dat een strafbaar feit wordt begaan

- het ontvluchten na begaan stafbaar feit beletten.

Arrest Smirnova van het EHRM, geen verplichte jurisprudentie, nader uitleg:

een verdenking is een voorwaarde voor vrijheidsbeneming. Maar naar hoe langer je in detentie blijft zitten, hoe meer erbij moet komen. In het begin een redelijk vermoeden, maar hoe langer die detentie duurt, hoe ernstiger de bezwaren moeten zijn.

Sommige feiten kunnen zo ernstig zijn dat ze aanleiding geven tot maatschappelijke onrust. En als dat het geval is, kunnen voorlopige hechtenis gerechtvaardigd zijn (Lettellier, release would actually disturb public order). Wij zijn strenger bij ons dan het EHRM, want een ernstig geschokte rechtsorde is bij ons niet voldoende (denk Joran van der Sloot), bij ons moet er wat meer bijkomen.

Het heeft ermee te maken, wanneer kun je voorlopige hechtenis toepassen? 67a sv, gronden voor voorlopige hechtenis moeten zijn voldaan. Daarnaast, een misdrijf in de zin van art 69, de gevallen. Daarnaast, ernstige bezwaren tegen deze verdachte, art 67 lid 3. Ernstige bezwaren zijn meer dan een redelijk vermoeden. Ten slotte, een anticipatiegebod, 67 a lid 3 gaat de rechter kijken wat de einduitspraak van de rechter zal zijn, zal de rechter tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen of niet, als dat niet het geval is, zal de voorlopige hechtenis niet bevolen kunnen worden.

zie schema, afhankelijk van de fase zal de rc of de rechter die vragen doorlopen.

toepassing voorlopige hechtenis:

ernstige bezwaren art 67 lid 3 sv

geval art 67 sv

misdrijven gevangenisstraf 4 jr of meer art 67 lid 1 sub a sv

enkele bijzondere delicten, art 67 lid 1 sub b en c sv

grond: art 67 a sv

- vluchtgevaar art 67a lid 1 sub a sv

- gewichtige redenen van maatschappelijke veilighied art 67a lid 1 sub b sv

- geschokte rechtsorde 12 jaar of meer art 67 a lid 2 sub 1 sv

recidive art 67 a lid 2 sub 2 sv

recidive art 67 a lid 2 sub 3 sv

collusiegevaar art 67 a lid 2 sub 4 sv

anticipatiegebod art 67 a lid 3 sv

nadruk ligt op geval en grond maar je dient alles na te lopen op tentamen

CASUS: meneer en mevrouw aardstra en hun tweelingzonen tommy en johnny.

a je kunt op verschillende titels zittne, maar niet mbt gevangehouding want daar moet bewaring aan voorafgaan. maar het is wel mogelijk dat mw aardstra in verzekering wordt gesteld en dat tommy direct in bewaring wordt gesteld. Als je iemand in verzekering stelt, wil je onderzoeken dingen als identiteit, nadere verhoren etc. Bij voorlopige hechtenis gaat het daar helemaal niet om, het gaat om bijv dat je wilt voorkomen dat bewijs wordt weggemaakt, misdrijven worden gepleegd etc.

b MBT inverzekeringsstelling kijk je of die rechtmatig of niet rechtmatig is. Hoe?

1. Grond: onderzoeksbelang? Hier aanwezig mbt Aardstra want ze weigert een verklaring af te leggen, waarheidsvinding. Wat geen grond is, is dat de inverzekeringsstelling alleen maar wordt gebruikt om een bekentenis af te dwingne van een verdachte, dat is niet voldoende, dus je moet bijv. ook ander bewijs proberen te zoeken, niet alleen verhoren.

2. Geval; 58 jo 67 sv. Hier: ja. op heling staat 4 jaar.

Tommy: in bewaring

Voorwaarde: ernstige bezwaren plus anticipatiegebod daar gaan we gewoon vanuit hier, 27 sv verdachte aanwezig dus:

grond - collusiegevaar kun je aan denken, ligt het meest voor de hand (op tentamen zal wel duidelijker zijn).

geval - precies hetzelfde als hierboven, ja aanwezig, want 4 jaar, 58 jo 67 sv

De bewaring zou rechtmatig zijn.

Johnny: gevangenhouding

Geen bewaring aan vooraf gegaan! Onrechtmatig dus. Hoef je niet meer te kijken naar de voorwaarden.

obv 65 lid 1 onrechtmatig

B die gevallen zijn hetzelfde, we kijken nu naar de gronden.

mw aardstra; 67 a lid 2, ernstige rekening met misdrijf plegen houden, gezondheid van die politieagenten, vrees voor misdrijf plegen waar 6 jaar of meer op staat, bijv moord, je kan ook denken aan veiligheid van staat of personen in gevaar, etc.

meneer aardstra; 67a, er wordt hier geduid op de geschokte rechtsorde. Is dat in dit geval voldoende? Nee, want er moet bijkomen dat er een misdrijf van minimaal 12 jaar, en dat is hier bij aardstra niet het geval. Er is dus geen grond.

Tommy; je kunt denken aan bijv. collusiegevaar, maar daar gaat die casus niet om, is geen sprake van, want dat artikel bij collusiegevaar sluit uit dat voorlopige hechtenis wordt bevolen om door verklaringen van verdachte de waarheid boven tafel te krijgen. De voorlopige hechtenis gaat niet over het onderzoeksbelang, dat is de inverzekeringsstelling.

Johnny; collusiegevaar, rechtmatig indien in redelijkheid noodzakelijk, art 67 a lid 2 sub 4 sv

C: 66a is vervelend, het gaat om de geldigheidsduur van de gevangenhouding of gevangenneming die verstreken moet zijn. Hiervan is hier geen geval, want iemand heeft te lang in bewaring gezeten, we zitten nog een fase eerder dan 66a. Er moet bovendien ook sprake zijn vna het feit dat de voorwaarden voor voorlopige hechtenis nog moeten gelden. Bovendien dient er ook ene verdenking van 8 jaar of meer zijn. 66a kun je dus vergeten hier. Je vindt het antwoord niet in de wet.

Hij moet op vrije voeten worden gesteld, omdat termijnoverschrijding van die bewaring fataal is. De gevangenhouding kan niet worden bevolen omdat de termijnoverschrijding mbt de bewaring fataal is.

Maar, stel je voor. De OvJ vordert de gevangenhouding zonder termijnoverschrijding maar de rechtbank ziet wel dat de bewaring eigenlijk onrechtmatig is? Dat is het abstracte stelsel. De rechter die de gevangenhouding wil bevelen, dient te abstraheren van andere fouten die zijn gemaakt in de fase van de bewaring. De enkele reden dat er geen grond is voor bewaring hoeft geen beletsel te zijn voor de gevangehouding. De rechter gaat voor elke fase afzonderlijk kijken of aan de voorwaarden is voldaan. In dit geval, of er aan de voorwaarden voor voorlopige hechtenis is voldaan. De kanttekening is natuurlijk dat de kans groot is dat als in de bewaring geen grond of geval was, dat ook bij de voorlopige hechtenis geen grond of geval is. Maar in theorie, abstracte stelsel. De enige uitzondering daarvan is de termijnoverschrijding, die is gewoon fataal.

Komen er dan nieuwe bezwaren, dan kan het weer wel.

D ze mogen worden vrijgelaten op die grond, het betreft een borgsom, hiermee wordt beoogd de voorlopige hechtenis te schorsen, art 80 sv. Lees 3 4 en 5 voor jezelf.

Een schorsing is dus geen opheffing. Wanneer kan de voorlopige hechtenis worden opgeheven? Als er geen gronden meer zijn, geen geval, etc. De voorlopige hechtenis kan worden opgeheven als niet meer is voldaan aan 67 en 67a sv. Maar ook de situatie dat de OvJ niet verder gaat vervolgen, art 70 sv. Dat is dan een opheffing van rechtswege.

Vraag E

ze kan hiertegen niet in beroep want er is geen wettelijke grondslag voor, a contrario 71 lid 1.

Ze zou wel een opheffingsverzoek kunnen doen, art 69 sv. bij de rechtbank. En als die het afwijst kun je in appel, 1 keer, art 87 lid 2 sv.

na 3 weken vast te zitten, is de fase van de bewaring is al voorbij dus we zitten in gevangenhouding (14 dagen bewaring), plus 3 dagen art 71 lid 1 sv, ze had uiterlijk binnen 17 dagen in hoger beroep moeten gaan en ze gaat na 21 dagen in beroep, is ze te laat.

opheffingsverzoek, art 69 lid 1 sv en dat kan op diezelfde dag.

vraag g

als je het hebt over tommy, heb je een probleem, want die zit in bewaring dus daar kun je niet in hoger beroep.

bij johnny kan het wel, art 71 lid 1 sv.

vraag h

Mevrouw A, er is sprake van een aanhouding voor onderzoek naar de geestvermogens en die kan maximaal 3 maanden worden aangehouden, art 282 sv wegens klemmende redenen. De voorlopige hechtenis kan dan voortduren

Meneer aardstra is veroordeeld, en het is mogelijk na een veroordeling maximaal 60 dagen in vh te blijven, 66 lid 2 sv.

Tommy wordt vrijgesproken, dan is er sprake van een opheffing van vh, art 72 sv

johnny, sprake van een nietige dagvaarding. Hoofdregel is ophevving vh, tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld in 72 lid 3 sv en dan maximaal nog 30 dagen.

Antwoordindicatie blacboard

Week 4

Vraag f

Ja, zie art. 69 lid 1 Sv + p 402 Corstens

Vraag g

Tommie: Nee, want hij zit in bewaring (art. 71 lid 1 Sv)

Johnny: Ja, art. 71 lid 1 Sv

Vraag h

Mw. A: Aanhouding zitting onderzoek geestesvermogens: maximaal drie maanden

aanhouden klemmende redenen (zie 282 Sv). Deze beslissing kan steeds worden

herhaald.

Mr. A: veroordeling: 60 dagen in detentie blijven na einduitspraak (66 lid 2 Sv)

Indien geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langer dan de reeds ondergane

preventieve detentie (ivs plus vh) wordt opgelegd, dan wordt het bevel opgeheven.

Dat gebeurt ook indien de duur van de te ondergane vrijheidstraf de preventieve

detentie met minder dan 60 dagen overtreft (72 lid 4 Sv)

Indien geen appel tegen de einduitspraak wordt ingesteld en de veroordeelde een

vrijheidsbenemende straf moet ondergaan, dan zal na veertien dagen of al eerder

indien afstand van rechtsmiddel is gedaan, die vrijheidsbenemende sanctie de verdere

titel voor vrijheidsbeneming gaan vormen (26 sub a en 38 d lid 1Sr). De VH eindigt

dan op het moment dat de uitspraak onherroepelijk wordt.

T: vrijspraak: opheffing art 72 Sv.

J: nietige dagvaarding: opheffen 72 lid 3 Sv, tenzij art. 72 lid 6 voor 30 dagen extra.

Dus T dient terstond vrijgelaten te worden.

Schadevergoeding (week 4) van blackboard

Vraag I

Schadevergoeding: art. 89 jo. 90 lid 1 Sv (facultatief stelsel). Enkel in sprekende gevallen wordt op grond van billijkheid (afweging van belangen: de staat mag de belangen van individuen niet verder aantasten dan noodzakelijk is) schadevergoeding toegekend, indien de rechter dit wenst in een concreet geval, bij VH/IVS en geen opgelegde straf en/of maatregel.

Echter een actie uit onrechtmatige daad is steeds mogelijk bij de civiele rechter indien iemand meent recht te hebben op schadevergoeding wegens onrechtmatige vrijheidsbeneming.

Die civiele weg kan ook worden bewandeld als uit het dossier de onschuld van de verdachte blijkt en als het dwangmiddel in strijd met geschreven of ongeschreven recht is toegepast (HR NJ 1995, 512)

VH is bijv. onrechtmatig indien:

• Bevel is in strijd met de wet (gronden zijn er bijvoorbeeld niet),

• Veronachtzaming van fundamentele beginselen (bijvoorbeeld het horen van de verdachte daar waar dat is voorgeschreven).

Tommie heeft ten onrechte vastgezeten (immers geen wettelijke grond voor de bewaring). Deze kan schadevergoeding vorderen ogv onrechtmatige daad en art. 89 Sv omdat er geen straf en/of maatregel is opgelegd /vzv billijk.

Is er strijd met de onschuldpresumptie van het EVRM bij niet toekennen? Zie daarover p.414 en 415 Corstens. De rechter zal zijn afwijzing zorgvuldig moeten formuleren. Niet vaststellen dat de verdachte toch schuld had bij vrijspraak.

Johnny: vonnis geeft geen oordeel over feit zelf. Als het duidelijk is dat het OM geen nieuwe dagvaarding zal uitbrengen geldt voor Johnny hetzelfde als voor Tommie.

Meneer Aardstra kan zijn schade vergoed krijgen als er sprake is van een onrechtmatige daad.

Vraag J

Schade aan derden door strafvorderlijk optreden: egalité devant les charges publiques (de onevenredig nadelige, buiten het normale maatschappelijke risico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende gevolgen van overheidsoptreden mogen niet ten laste van een beperkte groep komen) Zie daarover HR in arrest Varkensstal. Zie ook p. 413-414 Corstens.

Als er aanwijzingen zijn dat buurtbewoners de tweeling hebben verstopt zijn ze niet als derden aan te merken; ze hebben dan immers het risico op schade op de koop toegenomen. Buurtbewoners die geen enkele blaam treft komen daarvoor wel in aanmerking. Zij zullen dan bij de civiele rechter moeten aankloppen.

Schade aan kleding en armen: bij civiele rechter als er sprake is van onrechtmatige overheidsdaad. In Sv geen regeling voor schade tgv uitoefening dwangmiddelen. Er ligt wetsvoorstel (zie hoorcollege).



Week 5

HC 5 strafprocesrecht

Gastdocent M de Gunst van private firma in opsporing etc van financiele, economische criminaliteit.

Als mensen SBV Forensics vragen wat ze doen, is dat "het voorkomen, onderzoeken en herstellen van onregelmatigheden, onrechtmatigheden en strafbare gedragingen in voornamelijk een financieel administratieve context". Dat betekent niet alleen dat er fraudeonderzoek gedaan wordt, maar ook advies over voorkomen van fraude geven, bedrijven doorlichten, risico-analyses doen etc. Objectief, onafhankelijk, multidisciplinair, breed scala aan diensten, probleemoplosser, vergunninghouder - het bedrijf doet geen andere dingen dan fraude-onderzoek, daarom zijn ze onafhankelijk, in de jaren 90 is het idee opgekomen om accountants te gebruiken om economische criminaliteit te bestrijden, alleen accountants geven al advies etc, dus dat is geen onafhankelijk onderzoek. Daarom is deze vorm van dienstverlening ontstaan, zonder belangenverstrengeling, ze controleren immers geen jaarrekeningen, doen geen fiscaal advies. Je hebt ook kennis nodig van civiel, straf, belastingrecht, je hebt behoefte aan politiemensen, tactisch onderzoek, interviews, vandaag multidisciplinaire organisatie. In de praktijk zijn bij alle organisaties wel mogelijkheden te frauderen. Elk recherchebureau in Nederland moet een vergunning hebben van minJus en valt onder wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

Financieel-economische criminaliteit in Nederland, het werkveld. 90% van de bedrijven acht zich in staat om uitstekend fraude te ontdekken, dat het meteen aan het licht zou komen. 60% van de fraude wordt bij toeval ontdekt. 70% van de bedrijven heeft geen noodplan, en slechts 20% heeft ooit een frauderisico-analyse uitgevoerd. De reactie van bedrijven is altijd, fraude gebeurt niet bij ons, wij hebben het wel goed voor elkaar. In de praktijk is niemand gevrijwaard van fraude, 25% wordt slachtoffer van fraude. 22% van midden- en kleinbedrijf, en 38% van grote organisaties heeft te maken met fraude. Als je te maken krijgt met fraude, wat doe je dan.

80% heeft een aangiftebeleid, althans, dat zeggen ze. In de praktijk blijkt slechts 45% echt aangifte te doen. In 62% van de gevallen wordt er aangifte gedaan als het gaat om tastbare dingen zoals diefstal, vernieling. Gaat het om echte fraude, dan is maar 32% aangifte aan het doen.

Een typisch voorbeeld is, een medewerker heeft 600 000 euro verduistert, het bedrijf gaat aangifte doen. Over het algemeen zegt de ambtenaar achter het bureautje, wil je nou echt aangifte doen? Weet u wel zeker? Hij is al zo gestraft, hij is nu z'n baan kwijt etc. Je wordt in eerste instantie zwaar ontmoedigd om aangifte te doen. Hoe komt dit? Bij eenvoudige criminaliteit is het simpel om onderzoek te doen, en binnen de politie is er nauwelijks experise om financieel onderzoek te doen - en die er aanwezig zijn, worden ingezet bij de zware misdaad, bij de georganiseerde misdaad. Bij een fraudezaak, ja, waar haal je als politie de capaciteit vandaan?

Dus tegenwoordig doet zo'n bedrijf dat anders, ze voegen gelijk het onderzoeksrapport van het private rechercheursbedrijf aan het dossier, en als er aangifte gedaan wordt van een fraudezaak die eigenlijk al panklaar wordt aangeleverd, is dat erg prettig voor de politie. En dan gaat zo'n aangifte bovenop de stapel en wordt daadwerkelijk opgepakt.

De schade van bedrijven door fraude is meer dan 1 miljard per jaar, dit bedrag is al erg laag. 70% van de gevallen wordt de fraudeur ontslagen en wordt er geen aangifte gedaan. Men zit dan met de schade, dat probeert men terug te krijgen, 25% van de gevallen is men in staat een of andere terugbetalingsregeling te treffen, over het algemeen is het geld gewoon verdwenen (vergokt etc). 20% van de gevallen wordt een civiele procedure, bijv. om beslag te leggen, en 10% van de bedrijven is in staat meer dan 50% van de schade te verhalen, 10% van de bedrijven heeft een fraudepolis bij een verzekering, dat is niet precies dezelfde 10% overigens, omdat fraudepolissen vaak een eigen hoge risico hebben, en het de fraudeur niet te makkelijk gemaakt mag hebben etc.

In principe heb je geen dwangmiddelen als privaat recherchebureau. Soms kun je wel gebruik maken van de bijzondere bevoegdheden die de client, in de rol van werkgever, heeft: denk dan aan de instructiebevoegdheid van de werkgever. Voor een deel houd je interviews met medewerkers, de werkgever zegt dan, alle medewerkers dienen mee te werken met het onderzoeksbureau. Je kunt ook onderzoekswerkzaamheden doen als er rechtvaardigingsgronden zijn, zwaarwegende belangen en toestemming van betrokkenen.

Er is sprake van een open normering, nader ingevuld door de regels van strafvordering, zorgvuldigheids- en behoorlijkheidscriteria, subsidiairiteit en proportionaliteit, grondrechten etc. Het wetboek van strafvordering wordt naar analogie toegepast in de private sector, wat de politie mag, mogen de bureau's ook niet. Gedrags- en beroepsregels voor accountants zijn niet geschreven voor onderzoek naar financiele criminaliteit, en dan krijg je dat er naar de tuchtrechtspraak wordt gestapt en gevraagd of iets behoorlijk was. Een van de belangrijkste principes is dat je als financieel foresisch onderzoeker hoor- en wederhoor moet toepassen. Je moet de betrokkene in de gelegenheid stellen kennis te nemen van het rapport, reactie te geven en die reactie te verwerken en geen concept-rapportages te verstrekken aan de opdrachtgever.

Er is een gedragsrichtlijn persoonsgericht onderzoek opgesteld, model voor accountants voor de onderzoek, alle uitspraken va de tuchtraad zijn erin verwerkt. En dan heb je nog de wet particuliere beveiligingsorganisatie en recherchebureau's. Je bent al heel snel een recherchebureau, en hebt dan een vergunning nodig. Dat betekent dat je een klachtregeling nodig hebt, een instructie voor het personeel, etc. Dan merk je toch dat het zich meer richt op traditionele recherchebureau's, bijv. bureau's die onderzoek doen naar een ziekgemelde medewerker die toch van alles doet. Een paar van de regels is bijv. dat de medewerkers geen wapens mogen dragen, nou, daar hebben accountants dus echt geen behoefte aan. Wat wel belangrijk is, is de privacygedragscode particuliere onderzoeksbureaus. Dit is een vorm van zelfregulering, en dit hangt onder de wet op de particuliere beveiligingsorganisatie. De MinJus heeft deze gedragsdcode van verbindend verklaard.

De fraudedriehoek: gelegenheid, rationalisatie en druk, de laatste 2 bij elkaar zijn intentie. Je hebt nodig dus: gelegenheid en intentie voor fraude. Gelegenheid is onvoldoende bescherming, en intentie is dat iemand ook echt moet willen frauderen. In de meeste organisatie is er altijd wel gelegenheid, soms is het makkelijk en soms moeilijk, maar gelegenheid is er altijd wel. Bij fraude zie je vaak terug dat je gefrustreerde medewerkers hebt, die links en rechts worden gepasseerd voor promotie of salarisverhoging, en vinden dat ze recht hebben op meer geld. Bij onderzoek naar fraude ga je op zoek naar die elementen, naar de indicatoren voor fraude. Een indicator voor fraude is nog geen fraude.

Bijvoorbeeld, elke organisatie die wat verkoopt heeft ontevreden klanten, claims, klachten, onbruikbare producten etc en zo'n klant krijgt een creditnota als schadevergoeding. Wat je bijvoorbeeld kunt constateren is dat er ongebruikelijk veel creditnota worden afgegeven door de organisaties, is het niet zo dat iemand creditnota's uitschrijft om geld aan de organisatie te onttrekken? Het kan best zijn dat men een partij producten heeft aangekocht die niet goed waren. Maar dit soort ongebruikelijke zaken is wel waar je naar op zoek bent.

Een praktijkvoorbeeld. Er is een hotel, Jofeltel, een business-hotel bij een groot vliegveld en er zijn veel zakelijke klanten, er worden wat congressen georganiseerd etc. De grote klanten zijn reisorganisaties en professionele organisaties die ruimte voor grote congressen zoeken. Er is een management, die wil maandelijks geinformeerd worden dmv een management rapportage. Laten we daar eens naar kijken, zo'n rapportage, tweede tabblad (zie sheets). Er zijn drie colommen, actual (hoe we het deze maand hebben gedaan), en 2 colommen vergelijkende cijfers, last year (vorig jaar t/m zelfde periode) en tussenin het budget. Er zijn 93 200 overnachtigen beschikbaar, er zijn 73 633 bezettingen en de prijs per kamer is 163,50. Dat levert bepaalde opbrengsten op, er zijn wat vaste kosten (fixed charges), en wat andere kosten.

Als je een beetje thuis bent in de hotel wereld, het lijkt hier zo makkelijk gezegd te worden, als je kijkt naar de room occupancy, 79% wil dat zeggen dat van alle kamers 79% verhuurd is, dan zie je dat je een goede maand hebt gehad. Dat lijkt alleen goed nieuws, maar men is er in staat om de bezetting vooraf te berekenen en te budgetteren, en dat kan men tot op tienden van procent nauwkeurig. En als je dan ziet dat je dan 66% hebt gebudgetteerd en 77% is verhuurd, dan heb je wel een fraude-indicator. Dat wil nog geen fraude zeggen, maar je moet er wel een verklaring voor zoeken. Die 79% kan een indicator zijn voor witwassen bijvoorbeeld.

Verder heb je nog openstaande vorderingen lijstje. Als organisatie vind je het interessant hoe lang het heeft geduurd voordat iemand betaald, want hoe langer iets duurt, hoe minder de kans dat je die vorderingen nog krijgt. Ook dit is iets waar je met een critische blik doorheen gaat. Je komt er verschillende categorieen tegen.

Je ziet bijvoorbeeld de travel agents, de reisbureau's. Maar je hebt ook veel vorderingen op luchtvaartmaatschappijen, wat doen die met zo'n hotel? En als je verder gaat kijken, de grote bedrijven zijn de zakelijke klanten. Je hebt nog een kleine hoeveelheid particuliere klanten en je hebt nog creditcard maatschappijen, ook dat is niet vreemd.

ZIe sheets voor opmerkelijkheden aangegeven. Het verhaal erachter is waar het om gaat. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de bemanningen worden ondergebracht in het hotel, en dat je zo een vordering op de vliegmaatschappijen krijgt.

EN uiteindelijk is dit waar het om gaat, zie sheets. Als je het prima vindt dat de klanten met de creditcard betalen, dan betaal je bijv. 2% aan de creditcardmaatschappij om ervoor te zorgen dat de creditmaatschappij heel snel uitbetaalt. Het kan bijna niet zo zijn dat je grote bedragen ziet die langer dan 30 dagen niet worden uitbetaald, want in het contract staat dat ze - op straffe van een grote boete - binnen 14 dagen uitbetalen. En dan heb je dus iets wat je niet kunt verklaren. Als de creditcardmaatschappij altijd binnen 14 dagen uitbetaalt, dan heb je 26 periodes van 14 dagen, vermenigvuldig je dat even, dan heb je al meer dan de totale omzet van het hotel! Terwijl maar een deel van de clienten met creditcard betaald. Dus daar zit echt wel wat mis.

Dit is echt zo geweest bij een hotel. Je had er een vestigingsdirecteur die graag ging stappen. Aan het einde van een shift liep hij naar de balie, zei hij dat hij contant geld wilde. Hij kreeg een paar duizend euro mee per jaar, ging naar het casino, nachtclub etc. Op het bonnetje werd gezet, "meegegeven aan de directeur" en dat ging naar de backoffice voor controle. De controller daar die krabde zich eens achter de oren, en die nam een vordering op, "bedrag te vorderen op de directeur", alleen dat moffelde hij weg onder de vorderingen op de creditcardmaatschappijen. Alleen die directeur die betaalde niet na 14 dagen, zoals de creditcardmaatschappijen dat wel deden! Wat deed de controller, hij boekte hem af, boekte hem opnieuw op, en omdat het een jonge vordering is, dan verschijnt hij weer onder de jonge vorderingen. Alleen toen ging de controller vrij lang op vakantie, en dan kon hij hem niet afboeken, en verscheen de post heel eventjes als oudere vordering in de rapportage. En zo is die fraude ontdekt.

Fraudeonderzoek, je zou een concurrent een hak kunnen zetten, maar dat doen we niet. Je kijkt of de opdrachtgever voldoende belang heeft bij een onderzoek. Wat je dus niet kunt doen is dat je onderzoek doet naar de onkostennota's om te kijken of je wat vindt van een werknemer zodat hij maar ontslagen kan worden. Er wordt gekeken of de indicatoren voldoende hard zijn om een onderzoek, met inbreuk op de privacy, te rechtvaardigen.

Een van de eerste fasen is de bevriezingsfase. Je past toegangscodes aan, je neemt sleutels en keycards in, je zorgt ervoor dat de toegang tot de administratiesystemen wordt geblokkeerd. Niet alleen op kantoor, maar ook via remote access! Dat wordt nog wel eens vergeten. Je stelt eerst documenten en bestanden veilig.

Dan kun je de betrokkene schorsen. In de eerste opwelling wordt een medewerker wel eens direct op staande voet ontslagen door een organisatie, dat is vervelend, want als je net te weinig hebt om fraude hard te maken, of je hebt je vergist, dan moet je zo'n medewerker een schadevergoeding uitbetalen, daarom dus alleen schorsen!

Volgende fout, computer opstarten en kijken. Op het moment dat je doet, ben je bewijs aan het vernietigen. Als je een computer opstart, muteren een hoop files. Een slimme advocaat zegt dan, hoe weet ik dat jij die files niet hebt aangepast achteraf? Er zijn andere manieren om computers te onderzoeken dan het opstarten ervan, maar dat vereist specifieke deskundigheid, specifieke hard- en software. Je maakt een image, waardoor je ervoor zorgt dat zo'n hardeschijf niet gemuteerd wordt, verwijdere bestanden teruggehaald kunnen worden, etc.

De tweede fase is het verzamelen van bewijs. Dat betekent dat je de modus operandi in kaart brengt. Hoe nauwkeuriger, hoe beter je in staat bent om bewijs te verzamelen, met name specifiek bewijs. Je moet echt weten waar je naar op zoek bent, want er is heeeeeeeel veel informatie in een grote organisatie. Stel dat je wilt dat de fraude niet langer doorgaat, is het belangrijk dat je de medewerker ontslaan kunt, of wat je nodig hebt voor het bewijs in een strafrechtelijke zaak, of je zoekt naar de schade en die schade kunt terughalen.

Wat zou er in zo'n schadeberekening in moeten zitten, natuurlijk de directe schade. Als een medewerker 500 000 euro heeft verduisterd, dan is dat de schade. Maar om te voorkomen dat het meer werd, had je dus wel een facility manager nodig die alle sloten verving, een systeembeheerder die de toegang blokkeerde en backups gemaakt heeft, een communicatieadviseur die de schade aan het imago van de onderneming moet beperken om ervoor te zorgen dat de publiciteit zo min mogelijk schade aanricht, er is een jurist nodig die naar de contract kijkt van de medewerker, etc, en je hebt de kosten van het zuivere schadeonderzoek zelf - in de meeste gevallen wordt dat door een externe onderzoeker gedaan, en natuurlijk de rente die je rekent vanaf het moment dat de schade is ontstaan.

Als je je onderzoek hebt afgerond, ga je rapporteren. Dan kom je op de fase van de wederhoor. Je moet de betrokkene in staat stellen te reageren op je bevindingen, om feitelijke onjuistheden aan te vechten. Doet hij dat niet, dan moet je je als onderzoeker afvragen of je er conclusies aan kunt verbinden. De eindrapportage, daarin werkt men in waarschijnlijkheidsgraden, bijv. hoogstwaarschijnlijk, meer dan waarschijnlijk, etc.

Een aantal jaren is onderzoek gedaan naar een medewerker die meer dan 25 000 000 euro verduisterd zou hebben. Dat is een hele prestatie, om dat te onttrekken zonder dat de organisatie dat in de gaten had. Het was een multinationaal opererende onderneming, en daar vallen miljoenen weg in de afronding. In dit geval, 25 000 000 is een stevig bedrag. Er is onderzoek in de boekhouding gedaan, er zijn bewijzen ook geleverd dus dat je precies weet op welke moment welke bedragen zijn overgeboekt. Er is een interview gehouden met de betrokkenen om hem ermee te confronteren, en hij gaf aan dat hij inderdaad het geld had verduisterd en zei dat als ze aangifte gingen doen, dat ze dan konden fluiten naar het geld, omdat hij het heel slim had weggezet. De opdrachtgever dacht dat het wel mee zou vallen, en ging aangifte doen, omdat ze een duidelijk voorbeeld wilden stellen. De politie kwam en heeft uiteindelijk de medewerker opgepakt, die stuur je niet zo maar naar huis. Het recherchebureau deed onderzoek naar waar het geld gebleven was. De man had het geinvesteerd in aandelenfondsen over de hele wereld verspreid. Het geld was overgemaakt naar bankrekeningen in hele verre oorden. Je moest dus ook echt daar naartoe, daar court orders halen om aldaar beslag te leggen op de rekeningen daar. Op die manier zijn een aantal miljoenen teruggehaald, maar een deel is nooit teruggevonden. Verder onderzoek wees uit dat de fraudeur er voor geen cent rijker van is geworden, hij is zelf slachtoffer geworden van valse aandelenverkopers, denk aan de film "Boiler Room". Er zijn ook contactgegevens van die internationale oplichtersbende aan het licht gebracht, maar je hebt geen dwangbevoegdheden. Dus dan kom je op het terrein van de samenwerking van de publieke en private opsporing. Het openbaar ministerie heeft dit helaas niet opgepakt, het internationale onderzoek, ondanks de signalering door de FBI dat men die bende graag wilde oprollen, dat is niet voortgezet, de bende is niet gepakt. De publiek-private samenwerking komt in de praktijk niet van de grond.

==========WC 5 strafprocesrecht 5 maart 2008 ===================

We zijn op de helft.

Schorsing voorlopige hechtenis, art 80 e v Sv, reeds lopende VH wordt onderbroken, bijv. door waarborgsom.

Opschorting vh, art 88 sv, VH wordt van meet af aan vooralsnog niet geexecuteerd

In de casus vorige week was mevrouw Aardstra in bewaring, en daar wilde ze in HB tegen, dat kan niet, zie art 71 lid 1 sv, alleen gevangenneming of gevangenhouding. Geldt de termijn uiterlijk binnen 3 dagen, en slechts 1 keer, art 71 lid 2 sv.

Wat je hiervan moet scheiden is het verzoek opheffing voorlopige hechtenis, dat kun je als verdachte altijd doen. Als de rechtbank dit verzoek afwijst, kan je daar 1 keer hoger beroep tegen doen, art 71 lid 2 sv.

Het gaat om de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding of gevangenneming. De voorwaarden kun je vinden in art. 66a lid 1 sub a t/m c Sv.

Vandaag gaan we het hebben over inbeslagneming, SFO. Art 94 is geregeld de bevoegdhed tot inbeslagneming. Het gaat om het zogenaamde gewoon beslag daar. MBT het gewone beslag, wie zijn bevoed, opsporingsambtenaren.

Wat kenmerkend is voor gewoon beslag is, bij gewoon beslag moet er een relatie zijn tussen het voorwerp en de verdenking van strafbare feiten. Aan de ene kant, als een persoon wordt verdacht van een moord en dat is met een pistool gepleegd, is er een relatie tussen pistool en moord. Die relatie moet er zijn bij het gewone beslag, feit - voorwerp.

In 94 lid 1 en lid 2 sv staat waarom, of onder welke omstandigheden gewoon beslag toepasbaar is. Komt erop neer dat inbeslagneming tbv waarheidsvinding, of tbv verbeurdverklaring, onttrekking ah verkeer (verboden voorwerpen).

Conservatoir beslag is toch wel iets anders. Art. 94a sv.

Conservatoir beslag dient om de op te leggen sanctie veilig te stellen, het dient als verhaal. Je doet dat als zekerstelling voor een geldboete of als ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel om die veilig te stellen. Je maakt gebruik van 36e Sr.

Conservatoir beslag gaat altijd via RC, die is er altijd enigszins bij betrokken. Bij gewoon beslag hoeft dat niet.

Wat van belang hierbij is, is dat er eigenlijk wel een verhouding moet zijn tussen de conservatoir inbeslaggenomen voorwerpen en de sanctie die je wilt opleggen.

Hoe kun je precies vaststellen wat de waarde van het wederrechtelijk verkregen voordeel is? Dan open je een strafrechtelijk financieel onderzoek. Die wordt gevorderd door de OvJ.

SFO: art 126 tm 126f sv

- door criminaliteit verkrgen voordeel vaststellen

- loskoppeling van de hoofdzaak

- inhoud geven aan op te leggen sanctie, art. 36e Sr, ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel

- vgl. art 126 lid 2 Sv

dat hele sfo is van de hoofdzaak losgekoppeld, dat is belangrijk. Stel iemand doet witwassen. Het hoofdonderzoek dient om deze persoon te veroordelen wegens witwassen. Wat we ook willen is dat het geld dat hij hiermee heeft verdient, hem ontnomen wordt, want we willen niet dat criminaliteit loont. Naast de hoofdzaak loopt dus nog de ontnemingsprocedure.

En we willen dat het wederrechtelijk verkregen vermogen wordt afgenomen, en die afneming willen we veiligstellen.

Er moet wel voldaan zijn aan een aantal voorwaarden, allereerst is het een strafbaar feit waar een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Trouwens, art 126 lid 1. Daarnaast moet er een verband zijn tussen de persoon die wordt verdacht van een strafbaar feit, anderzijds een geld waardeerbaar voordeel van enig belang dat daardoor verkregen is

Een van de bevoegdheden in het SFO is die in 126 a lid 1 sub a en b sv. Die komt toe aan opsporingsambtenaren en dat is een bevel tot informatieverschaffing. Dat kan niet onder alle omstandigheden. Een van die uitzonderingen is dat zo'n bevel niet kan worden gegeven tegen de persoon tegen wie het onderzoek wordt ingesteld.

Het volgende kopje, eerst de nadruk op de doorzoekingsfase. We hadden al vastgesteld dat de OvJ de leidende en bevoegde functionaris is, maar hij heeft altijd een machtiging nodig van de RC. OvJ doet vordering tot sfo maar RC moet altijd machtigen, art 126 lid 3 Sv. Na deze machtiging kan de ovj bepaalde voorwerpen conservatoir in beslag nemen, binnen het sfo heeft de ovj geen verdere machtiging nodig.

Indien doorzoeking, moet de RC worden ingeschakeld, obv 126c lid 2 sv of 96b/c etc Sv. De OvJ kan ook binnne het SVO terugvallen op de bevoegdheden van 96b en c dus, maar dan heeft hij niet een machtiging nodig van de RC. Hier gaat corstens niet op in. Maar het is dus wel zo.

Indien er sprake is van een spoeddoorzoeking dan magde ovj het zelf doen, art 126 c lid 1 sv, maar als er sprake is van een woning of een speciaal kantoor (die van een verschoningsgerechtigde) dan wel machtiging rc nodig, art 126 c lid 2 jo 97 lid 2 sv.

Voorwerpen die in beslag kunnen worden genomen. Dat is dus 94 en 94a Sv.

Art 94 gaat over de gewone inbeslagneming en 94a gaat over conservatoir beslag. Inbeslagneming kunnen we ook vinden in art. 34 lid 1 Sv. Daar vinden we ook wat we precies moeten verstaan onder inbeslagneming. 134 lid 1 sv.

Inbeslagneming; art 134 lid 1 sv,

inbeslagneming tbv waarheidsvinding, art 94 lid 1 sv

inbeslagneming om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen, art 94 lid 1 sv

inbeslagneming tbv verbeurdverklaring of onttrekking, art 94 lid 2 sv

inbeslagneming om tenuitvoerlegging veilig te stellen (conservatoir beslag) :

- op te leggen geldboete, 94 a lid 1 sv

- ontneming voordeel art 94 a lid 2 sv

- buiten sfo is machtiging rc vereist, art 103 sv lid 1

- 126 b lid 1 sv: geen machtiging binnen sfo vereist voor ovj.

Hoe zit 1 en ander precies in elkaar binnen het sfo? Eerst kijken naar de situatie van het sfo.

als we het hebben over het sfo, dan kunnen er verschillende mogelijkheden zich voordoen.

BINNEN SFO;

zoekend rondkijken (voorwerpen die voor het grijpen liggen) -) gewoon in beslag nemen?

bevoegd: Opsporingsambtenaar art 96, in ieder geval sprake van de situatie in art. 94 lid 1/2, tbv waarheidsvinding, onttrekking etc.

zoekend rondijken -> conservatoir beslag?

bevoegd: OvJ art 126 b lid 1 maar die zegt niet of dat ook bij zoekend rondkijken is, dus juncto art 96! Voorts situatie art 94a lid 1 of 2 SV

doorzoeking (in de kast kijken) -) gewoon in beslag nemen?

bevoegd: art 96c OvJ. Plus situatie art 94 lid 1 of 2 sv.

doorzoeking -> conservatoir beslag?

bevoegd; art 126b lid 1 - enerzijds buiten de woning, 96c OvJ bevoegd, anderzijds binnen de woning, 97 OvJ met machtiging RC, wel een situatie nodig in de zin van 94 a lid 1 of 2.

BUITEN SFO

voorwerpen die voor het grijpen liggen, zoekend rondkijken;

- gewoon beslag: bevoegd opsporingsambtenaren obv 96, art 94a lid 1/2 gEVAL

- conservator beslag: art 96 jo 103 lid 1 sv voor de machtiging van de RC die je nodig hebt, plus gev 94a lid 1/2

voorwerpen in de kast, doorzoeken:

- gewoon beslag; binnenshuis of buitenshuis? 96c OvJ en 97 machtiging nodig RC want daar is woning. 94 lid 1 of 2

- conservatoir beslag: art 96c ovj of 97 rc jo 103

Wat je ziet, in geval van woning buiten sfo, 2 machtigingen nodig voor conservatoir beslag na doorzoeking: 1 om binnen te treden en 1 om in beslag te nemen.

--- vragen -->

in de syllabus staat 10 lid 4 opiumwet, moet 10 lid 5 zijn.

OvJ vordert bij RC een SFO obv 126 lid 3 sv.

Wettelijke voorwaarden opening sfo; ja,want vijfde categorie boete en met 50 000 euro per zending is er wel een verdenking van wederrechtelijk voordeel die voortvloeit uit de verdenking tot het strafbare feit, zie 126 lid 1.

Is de opsporingsambtenaar bevoegd? 126 a lid 1 sub a en daar is de bevoegheid verleend aan de opsporingsambtenaar.

Stel nu dat de boekhouder weigert dit bevel op te volgen, dan 184 Sr, maar je wilt ook nog de boekhouding in beslag nemen. Dan doorzoeking ter inbeslagneming boeken, bijv. 126c sv, 96c sv.

In beginsel is de boekhouder verplicht gevolg te geven. Niet het geval is dat als de boekhouder zichzelf zou incrimineren daarmee, 126a lid 3, jo 96a lid 3 sub c, jo 219 sv. Of als betrokkene niet in staat is om de gegevens te verschaffen.

Verschoningsrecht of geheimhouder, art 126a lid 3 jo 96a lid 3 jo 217 en 218 sv.

Nog een uitzondering is de situatie van 126a lid 2, onder de vlag van dat bedrijf kan de persoon worden aangemerkt als degene tegen wie dit onderzoek is gericht.

Stel, binnen SFO:

zoekend rondkijken obv waarheidsvinding in beslag nemen, opsporingsambtenaar bevoegd dus ook ovj, dus 96 jo 94 lid 1 met gewoon beslag.

zoekend rondkijken conservatoir beslag, 126 b lid 1 sv jo 96 jo 94a lid 1 of 2 Sv, dan OVJ bevoegd.

Vraag c

bij gewone inbeslagneming zou het kunnen, als ze voor het grijpen ligen. Voor het conservatoire beslag heb je wel de machtiging nodig van rc, zie schema. En als ze in een doorzoeking worden inbeslag genomen is dat 96c en dan is ovj ook bevoegd bij gewoon beslag, niet bij conservatoir beslag, daar machtiging nodig.

Houd voor ogen dat bij gewoon beslag een relatie tussen het strafbare feit en het voorwerp nodig is!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Vraag d

Nu naar het GVo, vergeet een SFO.

104 lid 1, 110 sv (94, 94a sv).

vraag 3 a

Hier komt ook het onderwerp conservatoir derdenbeslag. Dat is niet toegestaan als buiten redelijke twijfel staat dat de derde als eigenaar is aan te merken. TENZIJ er sprake is van een schijnconstructie uit 94a lid 3 Sv. dan is het wel mogelijk.

Er staan 3 voorwaarden die CUMULATIEF zijn dwz aan al die voorwaarden moet zijn voldaan.

Woning: op naam van een bv. Onroerend goed. OvJ bevoegd tot inbeslagneming o.g. die op naam staat van de bv? 94a lid 3 schijnconstructie. Wat je hiervan los moet zien is 2 voorgeschreven arresten, 1 arrest is van 2001 arrest over rechtspersonen en vereenzelviging waar het om gaat vereenzelviging van een bv met een enig aandeelhouder. In die bv wat wederrechtelijk verkregen voordeel. Er was een persoon, eigenaar, die werd de maatregel opgelegd in de zin van 36e strafrecht, OM vond dat ze de eigenaar dat kondne afnemen omdat ze hetzelfde waren. maar in dit geval kon je niet tot vereenzelviging overgaan volgens HR, omdat betrokkene en bedrijf, je kon niet in de casus vaststellen dat de betrokkene zelf voordeel heeft genoten, wan dat geld zat in de bv. Je moet vna de bv dat afnemen.

Er is ook arrest beherend vennoot, daar heeft de beherend vennoot voordeel genoten en dan is er niet vereenzelviging maar kan de maatregel worden opgeled.

Maar daar gaathet ook echt om de sanctie oplegging! Maar hier is nog geen sprake van sanctionering, alleen beslag!

Kijken naar de auto's. Die staan op de oprit en op naam van de echtenote.

Enerzijds gemeenschap van goederen en anderzijds zonder gemeenschp van goederen.

Stle gemeenschap van goedere, gewoon conservatoir beslag, 94a anders 94a lid 3 als er sprake is van een schijnconstructie en zij niet in gemeenschap van goederen zijn getrouwd.

Sieraden, die behoren in principe nog steeds aan de vrouw, beslag is mogelijk indien huwelijk in gemeenschap van goederen 94a. Anders wellicht 94a lid 3, mits je die schijnconstructie kan aantonen.

Met betrekking tot de overige waardevolle voorwerpen, als ze van douwe zijn conservatoir beslag 94a.

Bekers van de vrouw: alleen indien gemeenschap van goederen.

vraag 4

de grootmoeder van boris: tot en met het requisitoir, 311 sv, kan de ovj een sfo laten instellen. Het kan ook nog IN het requisitoir, maar niet meer erna.

hij kan het geheim houden, maar tot aan het requisitoir, niet erna. 311 lid 1 sv

je kunt slechts voorwerpen in beslag nemen voor zover zij wederrechtelijk verkregen voordeel aantonen (gewoon beslag) of als verhaal kunnen dienen (conservatoir). Niet met alle dingen van oma het geval, en dat is disproportioneel dus om die dingen mee te nemen.

Antwoordindicatie blackboard

Week 5

4 a

Instelling SFO moet volgens Corstens en minister voor de aanvang van het onderzoek

ter terechtzitting in de hoofdzaak plaatsvinden. Art. 311 Sv stelt dat de OvJ uiterlijk

bij gelegenheid van zijn requisitoir moet aangeven of hij ontneming zal vorderen of

dat een SFO is ingesteld. In theorie is het dus ook mogelijk om na aanvang ottz na

bijvoorbeeld schorsing maar voor requisitoir nog een SFO te vorderen en in te stellen.

4 b

Tot requisitoir in de hoofdzaak kan een SFO buiten medeweten van de verdachte of

betrokkenen plaatsvinden. Dat heeft als zodanig niets met de leeftijd van oma te

maken. Art. 311 lid 1 Sv.

4 c.

De ovj kan de spullen van oma in beslag nemen voor zover zij wederrechterlijk

verkregen voordeel kunnen aantonen dan wel als verhaal kunnen dienen. Dit zal niet

het geval kunnen zijn bij de gehele huisraad van oma. Levert te weinig op en is dus

disproportioneel.

5 a.

Neen, art. 36e Sr. Hij kan natuurlijk wel een afroomboete opleggen maar zal dat niet

kunnen motiveren als ‘ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel’ omdat we daar

nu juist die andere procedure voor hebben.

De vordering moet uiterlijk binnen twee jaar na de einduitspraak in de hoofdzaak bij

de Rb aanhangig gemaakt zijn art. 511 lid 1 Sv . De datering van de vordering is

bepalend voor het einde van deze termijn, aldus de MvA. Als het SFO wegens nietveroordeling

in 1e aanleg, art. 126f lid 2 Sv, door OvJ verplicht is gesloten, wordt

deze periode verlengd met de tijd gelegen tussen de sluiting en heropening, art. 511b

lid 1 Sv

5 b. De schatting van het voordeel kan slechts geschieden op basis van wettige

bewijsmiddelen (art. 511f Sv). Bewijsminimumregels gelden echter niet.

5 c. Ja. Alleen voor de categorie van de andere feiten van art. 36e lid 3 Sr is een SFO

verplicht.

6 a. Arrest Geerings. Ontneming mogelijk ondanks vrijspraak voor bepaald feit, maar

niet voor het specifieke feit waarvoor is vrijgesproken. OM kan beter

bewijstechnische zaken buiten tll houden en voor het eerst in ontnemingszaak

presenteren, dan moet natuurlijk wel vaststaan dat de verdachte voordeel uit die feiten

heeft gekregen. Methode van vermogensvergelijking die voor ruime categorie van lid

3 is ontwikkeld, ook voor andere leden van art. 36e Sr toepassen.

Aan elke ontnemingszaak ligt een veroordeling (voor wat dan ook maar) ten

grondslag.



Week 6

WC 6 Strafprocesrecht ================

Syllabus deel 2 vorig jaar komt precies overeen met die van dit jaar.

Vandaag: werkcollege 6 over de helft. Voorgaande weken: met name opsporing. Vandaag: ons bezighouden met de positie van de OvJ, moet de OvJ tot vervolging overgaan? En, kan de verdachte er wat tegen doen als de OvJ in vervolging gaat? En als de OvJ niet vervolgt en je wilt dat wel, kan een rechtstreeks belanghebbende hier wat tegen doen? 2x ja.

Wat we vandaag niet gaan doen is schadevergoeding, dat kunnen we mondeling niet meer toelichten. Maar de tijd is gewoon te kort. Er komt een uitgebreide antwoordindicatie.

Vandaag gaan we beginnen met de OvJ en die maakt vervolgingsbeslissingen. Is de OvJ in Nederland verplicht om tot vervolging over te gaan? Nee, opportuniteitsbeginsel. Art 167 lid 2 Sv, dit gaat om de beslissing omtrent de vervolging, en art. 242 Sv gaat over de beslissing omtrent de verdere vervolging (m.n. na GVO)

Het opportuniteitsbeginsel kennen we in 2 varianten, positief en negatief. 501 Corstens - het algemeen belang moet het noodzakelijk achten om over te gaan tot vervolging bij positief opportuniteitsbeginsel. Negatief opportuniteitsbeginsel: in beginsel wordt er vervolgd, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet. Het positief opportuniteitsbeginsel lijkt momenteel heersend te zijn. Het legaliteitsbeginsel staat tegenover het opportuniteitsbeginsel, en dat houdt in dat de haalbaarheid van een veroordeling inhoudt dat er strafvordering in MOET worden gesteld. Het legaliteitsbeginsel kennen we in Nederland tegenwoordig niet meer.

Als de OM (OvJ) besluit niet tot vervolging over te gaan, heet dat een sepot (seponeren).

Technisch sepot - als OM denkt dat ze niet genoeg bewijs heeft voor veroordeling

Beleids sepot - als bepaalde vormen van criminaliteit wordt gedoogd bijvoorbeeld, om beleidsmatige redenen wordt er niet vervolgd hoewel er genoeg bewijs is. Dit beleidssepot kunnen we onderverdelen in voorwaardelijk beleidssepot (mits aan een aantal voorwaarden voldaan) en onvoorwaardelijk (geen voorwaarden).

In de wet, art. 244 lid 3 Sv en art. 245 lid 3 Sv voor voorwaardelijk beleidssepot, en onvoorwaardelijk sepot: 167 lid 2 sv e 242 lid 2 sv. Corstens zegt dat ook 167 lid 2 als voorwaardelijk beleidssepot kan worden aangemerkt omdat het in de praktijk ook zo wordt behandeld, p 504.

Formeel sepot: aan de verdachte wordt bekend gemaakt dat er niet verder wordt vervolgd, kennisgeving wordt aan verdachte betekend. Art. 244 lid 3, 245 lid 3, 242 lid 2 Sv is formeel, 167 lid 2 is informeel, want niet aan enigerlei vorm gebonden.

Wat hier niet besproken wordt is de transactie, de strafbeschikking, zie art. 74 Sr en wet OM-afdoening strafbeschikking (zie artikel syllabus).

De verdachte kan een bezwaarschriftprocedure starten tegen de beslissing te vervolgen.

- Verklaring dat de zaak is geeindigd, art 36 sv, dit kan de verdachte altijd vragen

- bezwaarschrift tegen vervolging (art 250 - 252, 255 ook, 262 Sv), gaat vooraf aan de onderzoek ter terechtzitting. De verdachte kan zich verzetten tegen de kennisneming vna verdere vervolging of tegen de dagvaarding. De ratio is dat voorkomen moet worden dat de verdachte op ontoereikende gronden in het openbaar terechtstaat. Het komt in de praktijk niet vaak voor. Het heeft een summier karakter (inzet: voldoende rechtvaardiging om de verdachte in het openbaar terecht te laten staan). In het onderzoek ter terechtzitting moeten 348 en 350 worden beinvloed, en dit gaat daar dus nog aan vooraf. De rechter toetst erg marginaal. Het gaat eigenlijk om 4 vragen:

- of de ovj ontvankelijk is (heel summier beantwoorden tijdens bezwaarschriftprocedure)

- is het tll door de verdachte begaan? (summier!!!)

- is he feit strafbaar? (summier!)

- is de verdachte strafbaar? (summier!)

Deze vragen lopen vooruit op 350 sv. Tijdens de bezwaarschriftprocedure gaat de rechter anticiperen op wat de rechter tijdens het onderzoek ter terechtzitting daaorp zal antwoorden. Als het hoogt ontwaarschijnlijk is dat de rechter op 1 van deze vragen "ja" zou antwoorden, dus als het hoogst waarschijnlijk is dat 1 van die vragen "nee" is, dan volgt er een beschikking, art 138 sv. Die beschikking luidt in dit geval een buitenvervolgingstelling. Gevolg: einde zaak, tenzij nieuwe bezwaren art 255 lid 1 sv (sla ook lid 2 na).

Is het bezwaarschrift niet ontvankelijk, is de rechter onbevoegd of bezwaarschrift ongegrond --> naar zitting.

Er is een uitzondering op deze regel, en dat heeft te maken met de vraag of de OvJ wel of niet ontvankelijk is. Dit vind je niet terug in de wet, dit heeft de HR vastgesteld (niet in de verplichte jurisprudentie)

Als tijdens zo'n bezwaarschriftprocedure vast komt te staan dat er sprake is van een herstelbare niet-ontvankelijkheid van de OvJ, volgt geen buitenvervolgingstelling maar wordt geconstateerd dat OM niet-ontvankelijk is. Dit is van belang omdat hier de mogelijkheid geschapen wordt dat de niet-ontvankelijkheid hersteld kan worden, art 255 lid 4 Sv, dus de zaak eindigt dan niet, en dat doet hij met een buitenvervolgingsstelling wel. Dit omdat bij een normale niet-ontvankelijkheid van het OM ook geen ne bis in idem werking ontstaat.

Verder is er nog de beklagprocedure, art 12 tm 12L sv. Het moet gaan om rechtstreeks belanghebbende dat een schriftelijk beklag bij het hof indient tegen de niet-verdere-vervolging. Een rechtstreeks belanghebbende kan ook een rechtspersoon zijn.

Dat beklag zit vast aan termijn: binnen 3 maanden, 12L lid 2 sv. Na buitenvervolgstelling geen beklag mogelij, lid 1, tenzij nova. Na gegrond beklag kan bevel vervolging worden gegeven, 12i. Nova is nieuw bewijs, 255 lid 2 heeft het erover.

12k gaat over de transactie overigens.

Stel je voor dat dit beklag gegrond wordt verklaard, dan kan op basis van 12i het bevel worden gegeven om tot vervolging over te gaan, obv 12i staat ook dat er op gronden van het algemeen belang die vervolging niet gegeven hoeft te worden.

In dit verband kun je ook denken wat de reikwijdte hiervan is?

Uit Zeeuwse motorrijder arrest blijkt dat die bezwaarprocedure gaat over de vraag OF het OM tot vervolging overgaat, maar ook over de vraag of dit op basis van het juiste delict gebeurt (dus dood door schuld/doodslag) dus het bereik is groter dan gedacht.

Vraag 1A

Art 244 sv, termijn is 2 maanden na het GVO. Op 13 mei wordt het GVo gesloten, maar pas 1 september wordt de dagvaarding aan de verdachte betekend, meer dan twee maanden dus termijnoverschrijding.

B. Cees stelt voor dat hij buitenvervolging wordt gesteld. Maar volgens 255 lid 4 Sv kun je die termijn herstellen! De termijnsoverschrijding kan hersteld worden en er hoeft dus geen buitenvervolgingsstelling te volgen. Een voorbeeld van een niet-herstelbare fout is als de OM overgaat tot marteling. Ook als hij 2 jaar na het GVO nog niks gehoord heeft, zal dat een niet-herstelbare fout termijnoverschrijding zijn.

C. Kees zegt eigenlijk dat binnen het driehoeksoverleg afspraken zijn gemaakt, netjes eraan heb gehouden, en toch word vervolgd. Status driehoeksoverleg? Wettelijke basis? Art 14 Politiewet. Partijen? corpsbeheerder, burgemeester en OvJ. Moet het OM niet ontvankelijk worden verklaard? Allereerst van belang: zijn die afspraken binnen het driehoeksoverleg openbaar gemaakt? Want DAN kan immers de verdachte zich erop beroepen dat hij mocht vertrouwen dat als hij zich hield aan de regels, hij niet vervolgd zou kunnen worden. Bovendien mag de OvJ afwijken van beleidsregels, motiveren moet hij dan wel! En de rechter toetst die motivering steeds marginaal. samenvattend, wil de OvJ dit moeten motiveren:

- er moet worden vastgesteld dat er openbare! afspraken zijn gemaakt

- zijn deze afspraken algemeen bekend, dus ook voor de verdachte?

- heeft de verdachte zich aan de afspraken gehouden?

Als hiervan sprake is, moet de OvJ motiveren om te zorgen dat er geen niet-ontvankelijkheid volgt.

D. Een rechtstreeks belanghebbende: iemand die door het achterwege blijven van de vervolging wordt getroffen in een belang dat hem bepaaldelijk aangaat. Is hier sprake van een rechtstreeks belanghebbende?

Het bestuur van de gezelligheidsvereniging wordt naar voren geschoven. Die vereniging moet zorgen voor gezelligheid en activiteiten en hoe raken de soft- en harddrugs de activiteiten van die vereniging? Anderzijds, de sfeer in de wijk raakt de vereniging wel, en het overlast van de drugsdealers ook. Dus je kunt beredeneren dat er een rechtstreeks betrokkene is.

Ze eisen dus in de beklagprocedure dat het hof beveelt dat het OM overgaat tot een verdere vervolging van de harddrugs. Maar, uit het GVO blijkt dat er geen nadere aanwijzingen zijn over de harddrugs. Het ligt heel erg voor de hand dat het gerechtshof dit beklag ongegrond vindt, omdat er geen concrete aanwijzingen zijn over harddrus, waarom zou je dat dan gegrond verklaren?

Een ander verhaal is die softdrugs. Ze willen dat er wordt overgegaan tot de vervolging van softdrugs?

Als binnen het driehoeksoverleg afspraken zijn gemaakt inzake het softdrugsbeleid. Als de verdachte inderdaad die afspraken heeft nageleefd, en de OvJ daarom niet tot vervolging overgaat, dan zal het gerechtshof het beklag ongegrond verklaren omdat de vervolging in dat geval niet opportuun is, want deze gedraging valt gewoon binnen het gedoogbeleid van het driehoeksoverleg en OvJ. Stel nu we passen de casus een beetje aan en zeggen: de verdachte bleef niet binnen de afspraken van dat beleid, ook al zegt hij van wel. Dan is de kans wel groot dat het beklag gegrond wordt verklaard.

Vraag 2

Minister van justitie geeft dus ene brief waarin staat dat de wapens aan te merken zijn als blank wapen dat in aanmerking komt voor die vrijstelling. Bovendien blijkt uit de brief dat hij het OM erop wijst niet tot vervolging over te gaan, omdat men dan niet tot een veroordeling kan komen.

OM gaat ter vervolging over, politierechter zegt, feit is bewezen en strafbaar maar OVAR, want partij mocht vertrouwen op niet-vervolging.

1. Wettelijke basis: aanwijzingen die minister van justitie kan geven aan OM, instructie macht; wet RO, 127 en 128 RO.

2 Hij mag dit soort aanwijzingen geven. Hij heeft dus gewoon juist gehandeld. Hij mag deze brief gewoon sturen.

3 348; Is de dagvaarding geldig, is de rechtbank bevoegd, is de OvJ ontvankelijk en is er reden tot schorsing? Dit zijn de voorvragen. In 349 lid 1 staat hoe de rechter kan antwoorden op deze vragen. Als dit geen probleem, dan naar 350 sv. In 350 sv: 1. kan de tenlastelegging worden bewezen? Vrijspraak, art. 352 lid 1 sv. 2. Kan het bewezenverklaarde worden gekwalificeerd? Je kijkt naar de tll, legt delictsomschrijving ernaast en kijkt of alle bestanddelen in de delictsomschrijving of dat klopt, stel je voor het klopt niet, dan OVAR o.b.v. art 352 lid 2 Sv. 3. Is de verdachte strafbaar? Bij vraag 3 gaat het zowel om de rechtvaardigingsgronden als de schulduitsluitingsgronden. Stel je voor dat de verdachte niet strafbaar is, OVAR obv 352 lid 2 Sv. 4. Sanctieoplegging obv 351.

Wat de politierechter zegt:

348 geen probleem, tll bewezen, bewezenverklaarde gekwalificeerd, verdachte echter niet strafbaar, er is een ongeschreven verontschuldigingsgrond aanvaard, te weten AVAS, rechtsdwaling, dus ontslagen.

Deze manier van redeneren is niet juist. De messen vallen onder de vrijstelling en dit is een algemeen verlof. Deze richt zich tot een groep mensen. De delictsomschrijving richt zich niet tot de mensen met een vrijstelling, daarom is deze vrijstelling een kwalificatieuitsluitingsgrond. Het bewezenverklaarde levert dus geen strafbaar feit op, omdat de delictsomschrijving niet bruikbaar is voor de personen die vrijstelling hebben ontvangen. De uitspraak is nog steeds OVAR dus, maar in een eerdere fase, bij vraag 2 ipv 3.

De raadsman, die zegt dat OM niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Daarover kun je zeggen, de procedure 128 lid 6 wet RO want de procedure is niet juist doorlopen. De raadsman is dus niet juist en zal niet leiden tot niet-ontvankelijkheid.

Stle je nu voor, de minister van justitie geeft een aanwijzing die volgens de hele procedure is doorlopen, wat dan/ denk er eens over na?

Week 7

Dank aan Rahima



Hoorcollege 7 18/03/08



Bewijsrecht

Onderwerpen in dit college

• Bewijsstelsels

• Bewijsthema (wat je moet bewijzen)

• Bewijsmiddelen (hoe bewijs je?)

- wat?

- welke?

• Onrechtmatig verkregen bewijs (mag niet gebruikt worden ter motivering van de bewezenverklaring)

• Overtuigend bewijs

Doel strafvorderlijk onderzoek: betrouwbare kennis krijgen.





Bewijsstelsels

• Positief-wettelijk stelsel Kenmerk: een bewijsstelsel waarin de wet(Sv) een limitatieve opsomming geeft van de toegelaten bewijsmiddelen en dwingende aanwijzingen van de overtuigen kracht daarvan.

• Negatief-wettelijk stelsel limitatieve opsomming maar biedt geen dwingende aanwijzingen over de overtuigende kracht daarvan. art. 238 en 239: de overtuiging van de rechter. Dit stelsel is in NL van toepassing.

• Vrij bewijsstelsel wetboek van Sv geeft geen uitputtende opsomming van de bewijsmiddelen. Dus ook andere bronnen waar rechter kennis aan kan nemen, dan mag dit gebruikt worden. vrij bewijsstelsel in twee vormen

- ‘ Conviction intime’ bloot innerlijke overtuiging. Als de rechter zelf overtuigd was, dan was dat voldoende.

- ‘ Conviction raisonnée dat getekend dat de overtuiging van de beslissende instantie gemotiveerd moet worden. Dit komt vrij dicht in de buurt van negatief wettelijk stelsel te staan.



Bewijsthema bij negatief stelsel: de enige vraag is de eerste vraag van art. 350 Sv. Kan het bewezen worden dat verdachte het feit begaan heeft. alle andere vragen zijn niet onderworpen aan de bewijsmiddelen.



Feiten van algemene bekendheid

• “Als notoir (feit van algemeen bekendheid) is te beschouwen elk feit of elke toestand, die elk beschaafd, op de hoogte van zijn tijd staand man moet geacht worden te kennen of zonder noemenswaardig onderzoek uit algemeen toegankelijke bronnen te weten kan komen….”

(Anema/Verdam)



Feiten van algemeen bekendheid hoeven niet bewezen te worden in het strafproces. dingetjes waarover geen meningsverschil over kan bestaan. Dus bv alles wat je kunt googlen en in de wikipedia staan. Dingen die we zonder veel onderzoek kunnen achterhalen en allemaal zelfde antwoord op kunnen krijgen. Voorbeelden van feiten van algemeen bekendheid volgens HR: het slipgevaar op nat wegdek is groter dan op droog wegdek. Het is gevaarlijk om met je geschroeide voet tegen het hoofd van een baby te schoppen.



Bewijsrecht niet van toepassing

• Op:

- Feiten van algemene bekendheid (art. 339 lid 2)

- Vaststelling t.a.v. tussenvonnisen (vb. ‘het belang van het onderzoek’) Bewijsrecht is niet van toepassing als er gezegd wordt dat tussenvonnis nodig is omdat het in het belang van onderzoek is: het is een feitelijke bewering van een van de partijen.

- Vaststelling t.a.v. voorvragen (art. 348) als iemand verweer voert op de voorvragen, dan maken ze dit dmv feitelijke beweringen. Bv als verdachte zich beroept op het feit dat OvJ gezegd heeft hem niet te vervolgen. Het vertrouwensbeginsel is dan geschonden en volgt ontvankelijkheid van OM. Eerst moet nagegaan worden of OvJ inderdaad zulk toezegging gedaan heeft. Je vraagt het aan de OvJ. De rechter mag dan op zijn antwoord afgaan. Verklaringen van OvJ mogen niet gebruikt worden ter ondersteuning van bewezenverklaring, maar mag echter wel gebruikt worden om de ontvankelijkheid te toetsen. Als bewijsrecht van toepassing is, dan ben je gebonden aan de limitatieve opsomming. Zo niet dan ben je vrijer in je keuze.

- Vaststelling t.a.v. strafuitsluitingsgronden verdachte beroept zich op noodweer. Bv slachtoffer kwam met de mes op me af en daarom was ik genoodzaakt hem te doden. Er moet nagegaan worden of dit echt zo was maar dit hoeft niet met behulp van bewijsrecht te worden vastgesteld.

- Bestaan van rechtsregels (ius curia novit) de rechter kent het recht.

- Vaststellingen t.a.v. strafmaat rechter wil alles weten om tot oplossing te komen, bv spreekrecht van slachtoffer.

DE TLL moet bewezen worden dmv bewijsrecht. Dit doe je met bewijsmiddelen



Wat is een bewijsmiddel?

• Het onderzoeksresultaat dat in een strafzaak voorhanden is en – vanwege de informatie die het bevat of die er aan kan worden ontleend – bestemd is te worden gebruikt voor de totstandkoming en verantwoording (motivering) van de bewezenverklaring.



Wettige bewijsmiddelen (art. 339 Sv)

1e Eigen waarneming van de rechter, uitgewerkt in art. 340

2e Verklaringen van de verdachte, uitgewerkt in art. 341

3e Verklaringen van een getuige uitgewerkt in art. 342

4e Verklaringen van een deskundige, uitgewerkt in art. 343

5e Schriftelijke bescheiden, uitgewerkt in art. 344

Art. 340 tot 344 laat zien dat de normering van de bewijsmiddelen een gemeenschappelijk strekking/doel/aard hebben  dit is het bevorderen van de betrouwbaarheid. Dus iedereen die iets tegen de rechter zegt, en dit als bewijsmiddel gebruikt kan worden, dan moet dit naar inhoud, strekking en draagkracht worden overzien.  normering van bewijskracht. HR De auditu heeft systeem verstoort omdat inbreuk is gedaan de draagkracht van waarheidsvinding. de auditu is ‘ van horen zeggen’. De inhoud van de overgebrachte gegevens kan je niet naar inhoud, strekking en draagkracht overzien. De auditu jurisprudentie heeft dit segment van waarheidsvinding in de toch gezet. Dit heeft ertoe geleid dat er een tegenbeweging is om de verdachte hiertegen te beschermen. Arrest kostovski: een veroordeling uitsluitend op basis van anonieme verklaringen is ontoelaatbaar. Andere arrest is Saudi 1993: bewijs alleen afkomstig van informanten waarmee verdachte nooit mee is geconfronteerd, mogen niet als bewijsmiddel gebruikt worden. derde arrest Videoband: hierin ging het om het verhoren van een jeugdige getuige, zedendelict, in het voor onderzoek. Verklaring van 5 jarige was opgenomen op videoband. HR: compenserende maatregel: videoband moet ter terechtzitting getoond worden zodat gespecialiseerde hierover kan oordelen.



normvervagende vorm van de auditu  eerste vorm: Art. 341 lid 3: als verdachte iets verklaart dan geldt dat alleen ten zijne aanzien. Dus als delict gepleegd is door twee daders. De zaak wordt dan behandeld in gescheiden zaken. Ze mogen dan niet als medeverdachte gezien. De een mag niet belastend bewijs leveren worden over de ander. De een kan de ander dus niet schuld geven.

Tweede vorm van normvervagende vorm van de auditu: art. 342 lid 2: bewijsminimum: unus testis nullus testis: een getuige, geen getuige. MAAR dit is een foute formulering van art. 342 lid 2. Een getuigenverklaring is ogv uitspraak van de HR wel voldoende bewijs. In het NL stelsel (HR coca cola) gaat de verklaring van een getuige wel op als bewijsmiddel. Belastende bewijs: verklaring van het meisje, slachtoffer. Dit is langs twee wegen bij de rechter terecht gekomen. Via de moeder, deze heeft het aan de politie gemeld. Vervolgens heeft meisje verhaal gedaan aan de politie en deze heeft een verklaring opgezet. Materieel hebben we een verklaring van het slachtoffer. De man/dader ontkent ontucht, echter hij geeft wel toe dat het meisje toen en daar in Amsterdam een eindje met hem mee is gereden. De HR vond dit voldoende bewijs om hem te kunnen veroordelen. Verklaring van het meisje is aangevuld met een enkel onafhankelijk steunbewijs. Voldoende steunbewijs als uit onafhankelijke bron dit bevestigd. Dit is van bijzonder belang op een op een situaties. In NL kunnen we ver komen ogv een getuigenverklaring als er maar sprake is van steunbewijs.

Bij schriftelijk bescheiden: dit kan gezien worden als een proces verbaal. Als opsporingsambtenaar verklaring opstelt, dan is dit voldoende, zelfs als hij zelf het slachtoffer is. dit geldt echter wel alleen als proces verbaal origineel is. Als opsporingsambtenaar zelf aanwezig is geweest en het waargenomen heeft, dan kan al alleen op grond van dit enige procesverbaal veroordeeld worden. Het is voldoende bewijsmiddel.



Toereikend bewijs

1. wettig bewijs

& 2. rechtmatig verkregen lange tijd dat onrechtmatig verkregen bewijs gewoon gebruikt kan worden. echter in HR bloedprik is bepaald dat als bewijs onrechtmatig is verkregen, dan mag dit niet gebruikt worden. dit is het bewijsuitsluitingsregel :onderzoeksresultaten die onrechtmatig verkregen is mag je niet gebruiken. Dit betekent niet dat als rechter bewijs uitsluit dat er dan gelijk vrijspraak volgt. Er zijn ook andere wegen te bewandelen. HR Sleutelbos: hier werd leerstuk van bewijsuitsluiting uitgebreid dat ook de gevolgen van het onrechtmatig verkregen middelen niet gebruikt mag worden. Huissleutels moest ingeleverd worden, vervolgens is huis onderzocht en wapen in beslag genomen. Hier werd niet alleen inbeslagneming als onrechtmatig beschouwd maar ook de bekentenis. Want bekentenis is rechtstreekse gevolg van onrechtmatig optreden en kan zodoende niet als bewijs middel gebruikt worden. bewijsuitsluiting als reactie op onrechtmatig verkrijging van bewijsmiddelen is uitgesloten van bewijs.

& 3. overtuigend



als je voldoende wettig bewijs hebt, dan gaat het om de vraag wie geloofwaardig overkomt. (dit bv bij twee mensen die zwart en wit zeggen)



Rechtmatig verkregen bewijs

• Bloedproef II (HR NJ 1962, 470)

• Sleutelbos II (Hof Amsterdam NJ 1980, 48)

• Afvoerpijp (HR NJ 2004, 376) dit wordt een college arrest genoemd omdat HR een algemene opvatting weergeeft.

De HR zegt in de eerste plaats: art. 359a spreekt over de vorm verzuim gepleegd tijdens vooronderzoek tegen ander verdachte, of zelfde verdachte maar ander beschuldiging dan……….

Ook zegt de HR als tweede dat 359a ook niet van toepassing op bewijsmiddelen die aan de RC voorgelegd kan worden. Dus je kunt het niet aan de rechter voorzetten omdat je dat verzuim in het voorbereidend onderzoek al naar voren had kunnen brengen.

Derde eis: als het niet de verdachte is die door niet naleving van voorschrift is getroffen, in het belang dat overtreden norm zou beschermen, dan zal aan verzuim geen rechtsgevolg hoeven te worden verbonden. Als een derde is getroffen, dan kan verdachte daar geen beroep op doen mbt bewijsuitsluiting.

Vierde punt: bewijsuitsluiting kan wel aan de orde komen als het bewijsmateriaal uitsluitend door verzuim is verkregen en indien door de onrechtmatigheid een belangrijk strafrechtelijke belang is geschonden. Belangrijk rechtsregel die in aanzienlijke mate is geschonden, dan is bewijsuitsluiting aan de orde.

Ten slotte mag volgens de HR van de verdediging worden verwacht dat duidelijk en gemotiveerd wordt weergegeven waarom bewijsuitsluiting een passende sanctie is.

Onrechtmatig verkregen bewijs leidt tot bewijsuitsluiting. Dit is in de rechtspraak gerelativeerd.

(Eisen art. 359 lid 2 Sv.)



Overtuigend bewijs

• Hoofdregel van de HR in cassatie: De selectie en waardering van het bewijs wordt overgelaten aan de rechter in feitelijke aanleg. Als veel verschillende middelen naar verschillende uithoeken wijzen, dan mag de rechter vrij selecteren welk bewijsmiddel hij wil kiezen. Hij kiest de middel die het meest betrouwbaar lijkt. In het arrest vloerkleed: hierin is bevestigd dat ook na invoering van art. 359 lid 2 de selectie en waardering wordt alsnog overgelaten aan de rechter in feitelijke aanleg. De rechter hoeft dan niet aan te geven waarom hij de ene getuige wel gelooft en de andere niet. De rechter heeft dat geen kompas bij het nemen van bewijsbeslissing.

• Voorbeelden:

1. Verslaafde met kind verslaafde is met zijn dochter naar dealer gegaan. Laat zijn dochter achter en deze wordt dan verkracht. Hij wordt schuldig gevonden van het opzettelijk mogelijkheid scheppen voor ontucht. Er waren hier ernstige bezwaren. Want het bleek klaar duidelijk dat hij het opzettelijk had gedaan. De man echter ontkende het als de dood. Hij vond dat het niet mogelijk was dat iemand zo kon denken. Ook hij is een man. de man werd uiteindelijk vrijgesproken. Art. 338: overtuigend bewijs: als het te betwijfelen is dat iemand het gedaan heeft, is het voldoende.

2. Flipperen en vingerafdruk verslaafde staat terecht met lang strafblad. Door strafbaarheid van opiaat is het zo dat we veel verslaafden hebben die terecht staan. Verslaafde heeft video gestolen. Bewijsmateriaal: in de woonkamer zit een stopcontact waarop zijn vingerafdrukken van hem gevonden is. de dader ontkent dat hij het gedaan heeft. op de vraag hoe die vinger afdrukken daar komen antwoord hij het volgende: er staan veel huizen leeg. Hij is daar naar binnen geweest met een klein lampje die hij in het stopcontact heeft gestopt en zijn shot heeft genomen. Hij zegt niks te hebben gestolen. Rechter moet onderscheid maken tussen smoesjes en waarheid. Omdat hij ontkende is hij langer tijd van zijn vrijheid beroofd voor onderzoek. Er was nog een punt: hij leefde van verwervingscriminaliteit. Hij werd vaak opgepakt maar had vaste werkwijze. Hij brak altijd het ruitje voor braakschade voor verzekering. Deze keer had hij het niet gedaan omdat ruitje niet stuk was.

3. Moord op arrestatieteam moord op een lid van arrestatieteam: betrokkene is veroordeeld tot levenslang. De vraag was of het moord of doodslag opleverde. Precies 10 seconden tussen het inslaan van de deur en het moment dat verdachte opstond, pistool pakte en naar de trap liep om te schieten. Bij moord is levenslang mogelijk bij doodslag 20 jaar. 5 handelingen en 10 sec is dit voorbedachte rade? Rb vond dat dit voorbedachte raad was omdat die man tijdens het afleggen van die vijf meter heeft kunnen nadenken over de vraag of hij wel of niet zou schieten. Rb: veel lawaai, opvallende kleding van politieagent. Dader moest weten, en daarom was er sprake van voorbedachte rade. Hof: onmogelijk dat je zou motiveren dat er sprake is van kalm beraad tijdens die 10 sec. Er was sprake van voorbereiding. Hij heeft de avond van te voren voorbereid dat als iemand hem iets aan zou willen aandoen, dan zou hij schieten  dit is voorbedachte rade en daarom werd door het hof hem levenslang opgelegd.

4. Alibi van tweelingbroer man was bij verstek veroordeel voor vier jaar. Hij gaat hoger beroep omdat hij van mening was dat hij het niet gedaan had maar zijn tweeling broer. De rechter/ voorzitter geloofde dit echter niet en wilde de broer erbij halen. Echter de broer overleden en kon niet bij gehaald worden. de raadsleden die de zaak hoorden waren gepikeerd. De man hoeft het niet te bewijzen maar moet wel aantonen dat zijn broer overleden is. Hij kwam met de overlijdensakte en een foto van zijn broer die in lijkkist lag. Een van de raadsleden zag dat op de foto de man een tatoeage had op zijn arm. De verdachte had geen tatoeage. Hof had verbalisant als getuige opgeroepen. Voorzitter vroeg of verdachte bijzondere, lichamelijke kenmerken had. Verbalisant zei: hij had een tatoeage op zijn rechter arm. Nu werd verdachte vrij gesproken.





Bewijs moet niet alleen rechtmatig verkregen zijn maar het moet ook de rechter overtuigen. Het is uitzonderlijk dat een verdachte bekend en het uiteindelijk niet gedaan heeft.





Werkcollege 7 Dank aan Rahima 19/03/08

Eisen bewijsmateriaal:

1)wettig ex art. 339 tom 344a Sv

2)redengevend uit bewijsmiddelen moeten we een argument kunnen vinden zodat we tot bewezenverklaring kunnen komen. We moeten uit bewijsmiddel een argument kunnen halen om ten laste gelegde feit te bewijzen. Ook een verklaring van een geheel ontkennende verdachte kan redengevend zijn. Het moet wel kennelijk leugenachtig zijn.



*Kennelijke leugenachtigheid:

-mag tot bewijs meewerken

1.oordeel rechter niet op zwijgen verdachte gebaseerd

2.oordeel rechter niet op andere verklaring van verdachte gestoeld. Als bv verklaringen tegenstrijdig zijn.

3.niet op andere getuigenverklaring mogen steunen als naast die verklaring geen ander bewijsmateriaal door rechter is gebruikt. HR vakantiereis. hier werd aangenomen dat kennelijke leugenachtigheid tegen hem kan dienen.



*Ook als verdachte zwijgt op onderdelen, dan dit hem worden aangerekend. Bv man en vrouw zijn getrouwd en op gegeven moment te zijn vermoord. Met vaas was op haar hoofd geslagen. Op de vaas was DNA materiaal gevonden. Al jaren hadden vrouw en man onenigheden. Dit bevestigde de man maar zei dat hij niet zijn vrouw had vermoord omdat hij ergens anders was. Hij wilde niks zeggen over waar hij wel was. Onder omstandigheden kan zwijgen over bepaalde onderdelen kan hem worden aangerekend. De rechter kan dan concluderen dat het tot betrokkenheid leidt en daarom kan het hem worden aangerekend.



*Als verdachte zwijgt terwijl hem ontzettend veel materiaal tegen hem is. als hij zwijgt dan kan dat hem tegen worden geworpen. Dit zwijgen duidt dan op betrokkenheid.



3)rechtmatig  Het bewijsmateriaal dient ook rechtmatig te zijn. onrechtmatig verkregen bewijs kunnen we niet gebruiken. Als rechter van mening is dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs dan:

Onrechtmatig verkregen bewijs:

• art. 359a Sv

• begaan in een onderzoek desbetreffende stafzaak

• herstel fout staat voorop

• is fout onherstelbaar kan zittingsrechter op 4 manieren reageren (in HR afvoerpijp volgende vier punten vastgesteld)

*vaststelling vormverzuim

*strafvermindering zie afvoerpijp

*bewijsuitsluiting

*niet-ontvankelijkheid OM  dit is wel de ultieme sanctie en kan alleen worden opgelegd als opsporingsambtenaren bewust beginselen van behoorlijk proces heeft geschonden.





HR Afvoerpijp(hoef je niet uit je hoofd te kennen)

1. verdachte heeft daadwerkelijk nadeel geleden

2. nadeel veroorzaakt door verzuim

3. nadeel wel compenseerbaar door strafvermindering

4. strafvermindering gerechtvaardigd in het licht van belang geschonden voorschrift en ernst van het verzuim. Blz 675 corstens.



Je moet weten dat rechter op 4 verschillende manieren kan reageren. Dit staat in 359a Sv.



Bewijsuitsluiting is een mogelijkheid als hij geen sanctie op wil leggen. Bewijsuitsluiting kan worden toegepast bij een belangrijk strafvorderlijk voorschrift.



Bewijsuitsluiting:

Toepasbaar wanneer door de onrechtmatigheid een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift is geschonden.



Niet-ontvankelijk OM

ernstige inbreuken door de met opsporing en vervolging belaste ambtenaren op beginselen van een behoorlijke procesorde. (OM moet behoorlijk zijn boek te buiten zijn gegaan)



4)betrouwbaar. Art. 338 Sv. Het bewijsmiddel moet ook nog betrouwbaar zijn. In de betrouwbaarheid kunnen we ook de overtuiging terug vinden. Als rechter overtuigd is, dan vindt hij het bewijs ook betrouwbaar.



Mbt bewijs weten: er zijn 4 voorwaarden die voor bewijs gelden, willen ze kunnen worden gebruikt om tot bewezenverklaring te zijn. wettig, redengevend, rechtmatig en betrouwbaar.



Bewijsminima:

Bij een getuigenverklaring moet iets extra’s komen dat het een onderdeel van de tll moet dekken. Onder welke omstandigheden de rechter juridisch technisch tot een bewezenverklaring komen.

HR Videoband: slachtoffer van een ontucht zaak. Slachtoffer is minderjarig. Het kan schadelijk voor hem zijn als hij geconfronteerd wordt met een rechtstreekse ondervraging door een raadsman. een vidoeband tonen waarop hij de verklaring af heeft gelegd, is voldoende want dan confronteer je het slachtoffer niet nog een keer met het gebeurde. Dit is niet in strijd met art. 6 EVRM. Het moet dus wel gecompenseerd worden door bv deskundige bij te halen.



Casus 1:

Vraag a:Joris wordt veroordeeld ogv 5 bewijsmiddelen.

eerst kijken of het bewijsmiddel wettig is.

bewijsmiddel 1: art. 339 lid 1 sub c jo art. 342 Sv. Het gaat hier om getuigenbewijs.

Bewijsmiddel 2: art. 339 lid 1 sub 5 jo. Art. 344 lid 1 sub 2 Sv. Schriftelijk bescheid.

Bewijsmiddel 3: art. 339 lid 1 sub 2 jo art. 341 Sv.

Bewijsmiddel 4: schriftelijk bescheid art. 339 lid 1 sub 5 jo art. 344 lid 1 sub 2 Sb

Bewijsmiddel 5: verklaring van de medeverdachte. Dat is geen wettelijk bewijs in theorie. art. 341 lid 3 zegt dat verklaring van medebewijs niet tot wettig bewijsmiddel behoort. Echter in praktijk is gesteld dat art. 341 lid 3 geldt alleen voor gevoegde zaken. Dus als het geen gevoegde zaak betreft, dan geldt art. 341 lid 3 gewoon. Verklaring van een medeverdachte kan dan wel gebruikt worden als wettig bewijsmiddel. Blz 644 Corstens.



Nu is vastgesteld dat er wettig bewijs is. Volgende stap: alle bewijsmiddelen die je gebruikt moeten redengevend zijn.

Bewijsmiddel 1 en 3 zijn niet redengevend. Want rechter beschouwd ze niet als kennelijke leugenachtigheid. Zo kan er ogv van deze bewijsmiddelen succesvol een cassatie worden ingesteld.



B) hof gebruikt bewijsmiddel 2 en 4.

Ook eerdere verklaringen mogen door het Hof gebruikt worden.

Hoofdregel: HR Vloerkleed: rechter is vrij in selectie en waardering van bewijsmateriaal. In het verlengde hiervan moet art. 359 lid 2 gelezen worden. Bij een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, moet de rechter motiveren waarom hij dat standpunt verwerpt.

Vraag: mbt uitdrukkelijk onderbouwd standpunt: is er in dit geval een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van Ali Ben zine.

Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ogv jurisprudentie: in maastricht overval gepleegd en een getuige heeft verdachte gezien dat hij de overval pleegde. Echter verdachte zegt dat hij om half 2, tijdstip van overval, in Amsterdam was.

HR: als je zo een verweer voert, dan is dit een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Als dit standpunt niet aangenomen wordt door de rechter, dan moet dit gemotiveerd worden.

In casu is er geen sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt en de rechter kan tot een bewezenverklaring van bewijsmiddelen 2 en 4 komen zonder het te motiveren omdat het geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt betreft. Dus niet met succes cassatieberoep in te stellen.

Ratio 359 lid 2: rechter moet meer redenen geven voor zijn uitspraak.



Casus 2:



a)Verklaring van Annie omvat de gehele Tll. Van Tijmen echter niet.

Heeft de raadsman gelijk? Nee, want HR coca cola. Geen schending van regel 1 getuige geen getuige omdat een onderdeel van de verklaring van het slachtoffer wordt bevestigd door de verklaring van de verdachte.

De bewezenverklaring wordt geheel gedekt door verklaring van slachtoffer. En de regel 1 getuige, geen getuige, stelt dat er iets bij moet omdat er sprake is van bewijsminima. Er moet iets bij dat steun geeft aan de verklaring van de verdachten.

De verklaring van slachtoffer dekt de gehele Tll. We hebben een verklaring van de verdachte, dat dekt een deel van de Tll. Dit is voldoende.





B) de verdachte ontkent geheel.

De verdachte ontkent geheel, de vrouw van verdachte geeft aan dat hij bij haar was. We hebben verklaringen van de slachtoffers. Moet de rechter verklaren waarom hij tot bewezenverklaring is gekomen?

Uitgangspunt: HR Vloerkleed: de rechter is vrij in zijn selectie en waardering van zijn bewijsmateriaal. Hij mag dus zelf bepalen welk bewijsmateriaal hij gebruikt om het Tll te bewijzen. Dit doet de rechter ook. Hij gebruikt niet de verklaring van de verdachte en van diens vrouw. De vraag is of de rechter dient te motiveren waarom hij de verklaring van deze twee meisje wel gebruikt en van de verdachte en diens vrouw niet. Wanneer dienst rechter te motiveren? Als er sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.

Zoals hier staat wat de vrouw zegt, is niet uitdrukkelijk onderbouwd want er is verder geen tijdstip en dergelijke vermeld.

Als er sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, dan moet de rechter aantonen waarom hij dit niet gelooft.



c) verdachte ontkent geheel dat hij ontucht heeft gepleegd.

-Materieel gezien is de verklaring van ‘horen zeggen’ twee keer dezelfde bron. De Auditu. Eigenlijk heb je dan een getuigenverklaring. Verklaring van grootmoeder en Annie is zelfde bron er is dus te weinig bewijs.

-er is geen compensatie geboden. In HR Videoband werd gezegd dat het mogelijk is dat je als verdachte het slachtoffer niet rechtstreeks kan doen ondervragen. Dit hoeft niet perse in strijd te zijn met art. 6 EVRM. Er moet een compensatie worden geboden. Dit is in casu niet gedaan en daarom is het in strijd met art. 6 EVRM.

Geheel ontkennende verklaring van de verdachte is niet redengevend.

Dus stelling is onjuist.



d) als de rechter de getuige van Annie gebruikt en de eerste bekentenis van Tymen gebruikt, dan is voldoende om tot bewezenverklaring te komen.

Juridisch technisch kan rechter tot veroordeling komen!

Het feit dat verdachte symptomen vertoont  objectief gezien is het dan redengevend tav tll dat iemand zweet en bloost om tll te bewijzen. Dit laat de mogelijkheid open dat iemand die onschuldig is, ook zo kan reageren.

Je mag ondervraagd worden zolang het rechtmatig is.

Over het feit dat iemand al dagen lang is verhoord, kan verschillende gedaanten aannemen. het hoeft niet onrechtmatig te zijn. wel als hij 48 uur achter elkaar wordt verhoord, want dan heeft hij niet kunnen slapen.

Als psycholoogverklaring de betrouwbaarheid betwist.



e) uitgangspunt is HR vloerkleed. Rechter is vrij in zijn keuze van bewijsmiddelen. Hij dient motiveren als er een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt naar voren is gekomen.

In casu is er geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt en dus dient rechter zijn keuze niet te motiveren.

Antwoordindicatie blackboard

Vraag 2

a. Nee, geen sprake van schending ‘unus testis, nullus testis’ regel. HR Coca Cola. In casu wordt een onderdeel van de verklaring van de het slachtoffer bevestigd door de verklaring van de verdachte. De bewezenverklaring wordt geheel gedekt door de verklaring van het slachtoffer. Door de unus regel moet er iets bij, het liefst uit een tweede bron, dat steun geeft aan de verklaring van het slachtoffer. In casu is dat de verklaring van de verdachte.

b. De rechter dient te motiveren indien een uitdrukkelijk en onderbouwd standpunt is ingenomen (art. 359 lid 2 Sv). In casu is op het eerste gezicht geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen en behoeft de rechter ook niet te motiveren waarom de verklaringen van de verdachte en de vrouw van de verdachte worden verworpen. Het antwoord kan afhankelijk van nadere toevoeging van feiten anders luiden.

c. Het vonnis kan niet door de beugel wat betreft de onmogelijkheid van compensatie betreffende het niet kunnen ondervragen van het slachtoffer (HR Videoband). Dit is dus strijdig met art. 6 EVRM. Voorts is er te weinig bewijs (ontkenning van de verdachte en 2 verklaringen waarbij sprake is van dezelfde bron. Je kunt niet 2 keer dezelfde verklaring gebruiken. Zo zou je iedereeen op grond van een verklaring kunnen veroordelen door deze nogmaals door een ander te laten vertellen) (Vgl. HR Coca Cola).

d. Er is voldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen: de verklaring van Annie en de bekentenis van de Tymen. De rechter behoeft niet te motiveren waarom hij geen gebruik maakt de ingetrokken betekenis van Tymen (immers geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt).

Het zweten en blozen van Tymen kan niet als bewijsmiddel (eigen waarneming rechter art. 340 Sv) worden beschouwd, omdat het niet redengevend is. Voorts ziet de opmerking van van psycholoog alleen op de betrouwbaarheid en kan dus niet als bewijsmiddel dienen (art. 343 Sv).

e. Uitgangspunt: HR Vloerkleed. De rechter is vrij in waardering en selectie bewijsmateriaal. In casu geen uitdrukkelijk onderbouwd verweer, dus rechter behoeft zijn keuze voor het bewijsmateriaal niet te verantwoorden.

Vraag 3

a. Van belang zijn de artt. 136c (definitie bedreigde getuige) en 136d (definitie afgeschermde getuige), 226a t/m f (procedure bij de R-C), 226m t/m s Sv. In casu sprake van een zeer concrete dreiging. Het horen als bedreigde getuige kan dan mogelijk zijn. Bij een minder concrete bedreiging is art. 187d Sv de aangewezen weg.

b. Nee, art. 210 lid 2 Sv is een voorlopige voorziening. Daarna moet de OvJ de vordering van 226 a Sv instellen: de OvJ zal bij de R-C moeten vorderen dat Koos alsnog de status van bedreigde getuige krijgt. Als die status niet wordt verleend dan kan de verdachte /Rb de getuige oproepen/dagvaarden en eindigt de zaak in een niet-ontvankelijkheid van het OM (art. 349 lid 3 Sv) bij weigering van de OvJ de getuige op te roepen.

c. Stel Koos was liever afgeschermde getuige: Het lijkt er niet op dat de staatsveiligheid in het geding is, dus die status zal Koos waarschijnlijk niet krijgen. Koos K. dient hiervoor aan te kloppen bij de OvJ of de R-C (art. 226m Sv)

d. Het OM is dan niet ontvankelijk. NJ 2002, 518. Als de Rb het noodzakelijk acht de getuige te horen en de ovj weigert dan zal het OM niet ontvankelijk worden verklaard.

Als de ovj niet weigert dan dient Koos K. te verschijnen (anders pleegt hij een strafbaar feit: art. 192 lid 1 Sr).

Vraag 4

a. Ad 1: machtiging tot binnentreden ter aanhouding. De machtiging is nodig omdat het een woning betreft. De agenten zijn bevoegd om de woning te betreden. Na herhaald bellen wordt niet open gedaan dus een ruit mag worden geforceerd (proportioneel).

Wat houdt de machtiging in? Het is een machtiging op grond van art. 55 lid 2 Sv van de hulp ovj of van een hogere instantie, dan mag de woning worden betreden, desnoods met geweld (art. 55a Sv niet van toepassing, want geen sprake van ontdekking op heterdaad of verdenking art. 67 lid 1 Sv). Eenmaal binnen mag zoekend worden rondgekeken. Het kijken in de slaapkamer en het doorzoeken van het gehele huis is onrechtmatig voor zover in kastjes wordt gekeken, omdat daar geen mens in past.

Ad 2: de cautie was niet verplicht omdat de persoon geen verdachte van oplichting was op dat moment.

b. Bewijsuitsluiting is in casu niet uitgesloten omdat het een belangrijk strafvorderlijk voorschrift betreft. Als deze fout tot strafvermindering aanleiding zou geven, dan zouden de regels omtrent inbeslagneming en doorzoeking weinig bescherming meer bieden. Het hangt ook af van de feitelijke situatie: is er bewust gehandeld of niet. Zie HR Afvoerpijp voor de criteria.



Week 8

-------------- WC 8 -----------------------------------

Grondslagleer plus telastelegging

De tll is een onderdeel van de dagvaarding. De dagvaarding is geregeld in art. 285 Sv. Vier functies:

- aanduiding persoon verdachte, oproeping v/d verdachte, beschuldiging verdachte van een bepaald feit, toegespitst op een d.o, informerern verdachte toekomende rechten.

Een tll is een beschuldiging verdachte van een bep. feit, toegesp. op een bepaald strafbaar feit/delict. Regels betreffende telastelegging: 261 Sv. Tll moet bijv. duidelijk zijn, niet innerlijk tegenstrijdig, voldoende feitlijk, tijd plegen delict (tempus delicti), plaats waar feit is begaan (locus delicti), vermelden omstandigheden waaronder feit zou zijn begaan, vermelden wettelijke voorschriften waarbij het fei strafbaar is gesteld.

De voldoende feitelijkheid, daar gaan we vandaag op in. De tll begint met een soort inleiding, gebaseerd op de delictsomschrijving, maar, een tll dient ook altijd voldoende feitelijkte zijn. Er dientin de tll te staan hoe deze verdachte in de praktijk de delictsomschrijving heeft vervuld.

Grondslagleer: de rechter dient beslissing te baseren op grond vna tll. De rechter is strikt gebonden aan de weergave vd feiten in de tll en de daaraan gegeven juridische kwalificatie.Tll heeft dus een soort beginnend juridisch kader dat uitgewerkt moet worden. In de praktijk wordt hier onder omstandigheden vanaf geweken en dat isonder omstandigheden ook toegestaan. Bijv. kennelijke schrijffout, wijziging en aanvulling tll art 312-314a Sv hoef je niet alles van te weten, mogelijkheid verkorte dagvaarding art 375 lid 3 sv, herstellen van kennelijke schrijffouten, door een specifieke uitleg tll redden (HR Medeplchtigheid aan afpersing) of inlezen (hr vuurwerk). Dit is een relativering van de grondslagleer maar niet in strijd met de grondslagleer! Het is onder omstandigheden wel mogelijk de grondslagleer echt te verlaten. Dan moet je denken aan het uitstrepen, wegstrijken. Er staat een bepaalde feitencomplex in de tll en die kan men niet bewijzen. De rechter zal bepaalde onderdelen in de tll wegstrepen, bepaalde onderdelen worden verwijderd uit het feitencomplex teneinde tot een bewezenverklaring te komen. Er gelden eisen, dit kan niet altijd.

De rechter mag niet te bewijzen onderdelen verwijderen, zo lang het overblijvende deel van de feitsomschrijving binnen de oorspronkelijke grenzen van de tll blijft vallen. Is dit niet het geval, dna kan het desbetreffende onderdeel niet worden uitgestreept (dit onderdeel is "essentieel" of "onmiskenbaar"). Bestanddelen mag je nooit wegstrepen, dit is juridisch criterium 1. Bestanddelen zijn onderdelen van de delictsomschrijving. Als wederrechtelijkheid bijv. in de delictsomschrijving staat is het een bestanddeel, staat het er niet in, dan is het een element.

Juridisch criterium 1:

bestanddelen zijn in het algemeen esentieel

juridisch criterium II:

elementen in de tll moeten worden bewezen (bijv. iemand vervolgd wegens doodslag, in de delictsomschrijving gesproken van opzettelijk, niet gesproken van wederrechtelijk, die wordt voorondersteld aanwezig te zijn. Je hoeft wederrechtelijkheid dus niet te bewijzen. Legt de OvJ toch om 1 of ander reden ook de wederrechtelijkheid ten laste, en kan deze niet worden bewezen, dan mag je het niet wegstrepen.

feitelijk criterium I

tijd en plaats zijn onmisbaar, tenzij HR Kwekerij: de naam van de straat werd daar niet relevant geacht, omdat uiteindelijk was bewezen dat het in gemeente X was gepleegd, maar het is alleen niet-essentieel zolang het geen strafrechtelijk relevante betekenis heeft, en, het voor de verdachte duidelijk blijft waar hij van beschuldigd werd en om welke plaatshet gaat.

feitelijk criterium II, restcategorie

onderdeel is onmiskenbaar wanneer bij wegstreping de rest van de tll in de lucht komt te hangen of andere betekenis krijgt.

Ander onderwerp: wetsuitleg van de tll in de zin van zuiver kwalificatief en niet-zuiver kwalificatief. Op blackboard is daar een tekst over geplaatst.

Er is net verteld dat de tll bestaat uit 2 onderdelen. Voorbeeld:

"dat hij opzettelijk J Jansen op 2 feb 2008 van het leven heeft beroofd te breda (1) door deze J Jansen op 2 febrari 2008 te breda opzettelijk met een hamer (herhaaldelijk) op het hoofd te slaan waardoor deze is komen te overlijden (2).

1. inleiding met wetstermen/kwalificatie-aanduiding/zuiver kwalificatief

2: feitsopgave, bevat alleen feiten.

ten eerste kun je wetstermen interpreteren in een zuiver kwalificatieve betekenis, dan hebben zij geen mede-feitelijke betekenis. ten tweede kun je wetstermen interpreteren als hadden zij wel mede-feitlijke betekenis.

Stel nu, in het feitencomplex hierboven ontbreekt het woordje "opzettelijk". Dan kom je tot bewezenverklaring, krijg je echter OVAR want je kunt niet kwalificeren als je op basis van een zuiver kwalificatieve betekenis beslist. Dat kun je ondervangen door het opzet in deel 1 zowel juridisch als feitelijk te interpreteren, dan kun je dat inlezen. Het is aan de rechter om voor het 1 of ander te kiezen. Groenhuijzen heeft verteld tijdens HC dat meestal de rechter voor niet-zuiverkwalificatief zal kiezen om toch tot een bewezenverklaring te komen. De HR toetst marginaal bij uitleg wetsterm in de zin van kwalificatieve uitleg. als er sprake is van een niet-kwalificatieve (feitelijke) uitleg dan kan de rechter dit op 2 manieren interpreteren; 1. conform de wetsterm, dan toetst HR volledig 2. conform spraakgebruik, dan toetst HR marginaal.

casus 1

verdachte heeft iemand gedood en toen geld meegenomen. De verdachte zegt, idd ik heb slachtoffer gedood en geld meegenomen maar ze weigerde geld terug te geven welke zij had geleend. Het hof vindt het, in tegenstelling tot verdachte, wel wederrechtelijk. Bewezenverklaring is gebaseerd op 288. Wederrechtelijkheid wordt uitgelegd in de zin van wat de wetgever van 288 voor ogen heeft gehad.

- wederrechtelijkheid, uitgelegd volgens bedoeling vna wetgeving,conform 288. Die zit na "door", dus in het feitelijke deel. De HR toetst dit soort gevallen niet marginaal, maar juist volledig. Er is sprake van wederrechtelijkheid in feitsopgave, dwz dat die betekenis dus mede feitelijk betekenis heeft, en als zoals onder a staat dat als zo'n uitleg wordt geinterpreteerd conform wat wetgever voor ogen heeft, toetst de HR volledig. AG heeft niet juist geoordeeld. Zou het hof het conform spraakgebruik hebben geinterpreteerd, dan wel marginaal.

b: obv zuiver kwalificatieve uitleg

casus 2

Uit de feiten blijkt dat het slachtoffer wellicht op basis van 1 van die manieren om het leven is gekomen. De bewezenverklaring komt echter niet overeen met de tll. Voorbedachte rade komt niet terug in de bewezenverklaring, dat is niet problematisch omdat de rechter mag en kan op basis van een tll die gebaseerd is op moord tot doodslagveroordeling komen als alleen de voorbedachte rade niet kan worden bewezen, dit is dus als de OvJ niet primair/subsidiair moord/doodslag heeft tll.

Als je kijkt naar het feitencomplex en je kijkt naar de bewezenverklaring, dan lijkt wat anders bewezen te zijn verklaard dan was ten laste gelegd.

Als je terugslaat naar p. 10 syllabus, daar wordt antwoord gegeven op deze vraag. Daar wordt uitgelegd dat je op basis van zo'n bewezenverklaring op 2 manieren kunt redeneren. Enerzijds kan dat worden opgevat als opsomming die de wijzen concretiseert. Als je dat aanneemt, mag je niet alles wegstrepen, omdat dan "van het leven beroofd" in de lucht komt te hangen. Anderzijds kan die beschrijving ook worden opgevat als een niet-limitatieve opsomming van de wijzen die tot verstikking hebben geleid, dan kan het wel. De ene of andere lezing is van groot belang. De HR laat de mogelijkheid open om op basis van ene andere feit tot een veroordeling te komen als een alternatief denkbaar is bij een niet-limitatieve omschrijving. Dus antwoord op de vraag, ja dat kan.

de ruime tijdsbepaling is ook problematisch maar zou in dit specifieke geval wel mogen

Overigens, moord --> doodslag mag je niet doortrekken naar doodslag --> dood door schuld. Opzet is wat anders dan schuld.

casus 3

Je dient die vraag systematisch te beantwoorden.

1 of tll en bewezenverklaring verschillen

2 wordt de grondslag verlaten?

3 als daar sprake van is, met welk criterium is dit in strijd?

bw.1

- heel ander jaartal: verlating, tenzij kennelijke schrijffout (mits uit alle andere bewijsmiddelen blijkt van 2002 en voor verdachte duidelijk is van kennelijke schrijffout en evident is wat er had moeten komen te staan), criterium c, feitelijk criterium I

- andere datum: op of omstreeks is ook 17 november.

- mauritsstraat vs paulusstraat: kwekerij-arrest, hoeft geen grondslagverlating op te leveren, maar dan mag er geen onduidelijkheid over verwijt en plaatsbestaan.

- voorhanden hebben/krijgen: krijgen is 416 sr, hebben is 420bis sr, dat is grondslagverlating, juridisch criterium 1

- aantal goudstaven geen probleem

bw.2

- heel ander jaartal: zie boven

- andere datum: ook omstreeks

- weten vs moest weten: opzet vs schuld, HR gaat uit van aliustheorie, grondslagverlating, strijd juridisch criterium 1

- te Nederland, is veel ruimer, strijd met feitelijk 1

- vijf goudstaven vs goudstaven, kan bewezen worden verklaard zonder probleem.

vraag 4

1 van belang is dat er over dezelfde televisies gaat, aantal is geen probleem.

2 ook dat is toegestaan, denk aan het feit dat wat je bij vraag 2 al zag, enorm feitencomplex welk wordt gecomprimeerd.

stel in tll staat dat er sprake is van 1000 euro en je verklaart bewezen 50 euro, 10 klappen uitgedeeld bewezen 5 klappen, dat mag, maar andersom mag dus niet. Door te zeggen, drie televisies bewezen televisies, dat is wel vreemd maar mag.

bij vraag 4, wat er ook nog in zit is dat je moet zien dat er geen plaats is opgenomen en dat leidt tot nietigheid vd dagvaarding, dat moet je ook zien.

vraag 5:

opzettelijk is weggelaten

niet in strijd met juridisch criterium 1, want strafrechtelijk verwijt wordt minder. Je mag terugvallen op minder zwaar equivalent bijv. 312 niet, terug op 310, etc. Hier ook het geval.

Antwoordindicatie blackboard

Casus 4

Televisies, toegestaan vzv het duidelijk is dat het gaat om dezelfde t.v.’s als in de tll. Verder geen probleem.

Plaats niet opgenomen in tll en bewezenverklaring. Dagvaarding had nietig verklaard moeten worden, tenzij als kennelijke schrijffout te zien. Dan moet dat voor een ieder duidelijk zijn en uit het dossier moet de juiste plaats blijken).

3 armbanden is toegestaan, zie Ademhaling belemmeren (de omschrijving is te zien als een niet limitatieve opsomming, andere sieraden daarvoor in de plaats zetten, je zou ook alleen juwelen kunnen bewijzen)

Casus 5

Neen Niet in strijd met Juridisch criterium I, immers van art. 10 lid 2 (misdrijf) mag naar art. 10 lid 1 (overtreding). Het strafrechtelijk verwijt wordt minder.Als het bewezenverklaarde feit een andersoortig feit of zwaarder feit zou opleveren, of niet langer strafbaar zou zijn dan zou er in strijd met juridisch criterium I gehandeld worden



Week 9

wc 9

(eerste 10 mins missen)

Vonnis: art 357 sv, 358 sv, 359 sv.

Namen rechters, datum vonnis, naam verdachte etc moet er allemaal in.

In 358 lid 1 staat dat in zo'n vonnis ook moet worden opgenomen een uitspraak/beslissing in de zin van 349 sv. Als de rechter concludeert dat de dagvaarding nietig is, dan dient hij dat in zijn vonnis te motiveren. De rechter moet ook een eindoordeel in de zin van 350 erin opnemen.

358 lid 3 is meer de motivering van het vonnis. Als bijvoorbeeld de raadsman een rechtvaardigingsgrond of een schulduitsluitingsgrond aanvoert mbt derde materiele vraag, dient de rechter het gemotiveerd te verwerpen. Dus dit is niet zozeer inhoud vonnis.

Lid 4 gaat over als de rechter komt tot oplegging straf of maatregel.

Vandaag: motivering van het vonnis

Als je het hebt over motivering van het vonnis is vooral art. 359 sv van belang. Als de rechter een beslisisng neemt in de zin van 349 lid 1, 358 lid 2 en 3 SV. Nietigheid dagvaarding moet dus in het vonnis opgenomen en gemotiveerd waarom dat zo is.

Bij art 358 lid 3 gaat het om de volgende situatie gaat het om de situatie dat de raadsman verweer voert tegen of 1 of meerdere van de formele voorvragen (in de zin van art 349 lid 1, speciefiek uit 348) als de verdachte zo'n verweer voert, dient de rechter dat gemotiveerd te verwerpen. Als de verdachte zo'n verweer voert, dan moet de rechter dat verweer gemotiveerd verwerpen. Als de verdachte een verweer voert bij de derde materiele vraag, nl strafuitsluitingsgrond, wil de rechter dat verwerpen moet dat gemotiveerd. Datis art. 358 lid 3.

Als de verdachte of de officier van justitie een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt neemt, dient de rechter dat gemotiveerd te verwerpen. MBT uitdrukkelijk gemotiveerd standpunt moet je even hr kweekerij erop naslaan. Dat is meer dan een kanttekening erbij plaatsen, moet ook een ondubbelzinnige conclusie te zijn. MBT verdachte alleen bij eerde of derde materiele vraag gemotiveerd verwerpen, bij OVJ bij alle materiele en formele vragen.

De bewezenverklaring moet steun vinden in de bewijsmiddelen die in het vonnis staan.

Art 359 lid 5, 6 en 7 gaat over de motivering van oplegging vna een straf of maatregel. Dat mbt 359 sv. Er zijn een viertal bijzondere motiveringseisen, kijk in 360 sv. Onder bepaalde omstanigheden moet de rechter, als hij gebruik maakt van ene bepaald soort bewijs, moet hij dat extra motiveren.

In de eerste plaats getuigen in 360 Sv, maar het gaat dus om getuigen die niet beedigd kunnen worden. Stel je voor het gaat om de getuigenis van een persoon die niet goed bij z'n hoofd is, dan moet je dat extra motiveren. Hetzelfde bij een bedreigde, afgeschermde of kroongetuige.

De rechter moet ook reageren op verweren die de verdachte voert in het kader van de bewezenverklaring. Als de bewezenverklaring ter discussie wordt gesteld, dient onder omstandigheden zo'n verweer gemotiveerd te verwerpen:

- Meer en vaart

- Dakdekkers

- betrouwbaarheidsverweer

- onrechtmatig verkregen bewijsvereweer

Ook met uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.

Meer en vaart: gat in de bewezenverklaring, in die zin dat het verweer WEL strijdig is met de bewezenverklaring maar niet strijdig met de bewijsmiddelen. Naast die bewezenverklaring is er een reele mogelijkheid dat uit de bewijsmiddelen ook het verweer van de verdachte waar is. Dit is niet vaak het geval. In Corstens moet je kijken op p 688 daar geeft hij een voorbeeld van zo'n meer en vaart situatie. Persoon is tll diefstal van auto, bewezenverklaard, bewijsmiddelen; verklaring eigenaar A dat de bij verdachte aangetroffen auto van hem is en sinds een bepaalde dag mist, verklaring verbalisant en verklaring dat verdachte is gezien in de buurt die nacht dat de auto verdween. Hiermee kun je diefstal bewijzen, maar niet als de verdachte betoogt dat hij rondliep in de buurt omdat hij achter z'n hond aanliep, en de auto heeft gekocht van een ander. Als de verdachte zo'n verweer voert, en de rechter gelooft dat verhaal niet, dient de rechter dat gemotiveerd te verwerpen. Meer en vaart is nu gecodificeerd in 359 lid2 sv.

Dakdekkersverweer: verkapt kwalificatieverweer. Het verweer is niet puur feitelijk, maar heeft een juridisch component. Waar het in hoofdzaak om gaat is dat het een verweer is terzake van een term in de ten laste legging die rechtstreeks aan de wet is ontleend. Bv. kappen van bomen zonder vergunning. APV: verboden zonder vergunning bomen te kappen. Verdachte zegt, ik heb geen bomen gekapt, want feitelijk gezien, heb ik een struik gekapt. OvJ die komt met de tll; dat de verdachte op tijdstip X zonder vergunning een boom heeft gekapt. APV en tll komen dus overeen, en het is een bewijsverweer dus wat die verdachte voert, en dan in het bijzonder een dakdekkersverweer. Stle je voor dat de rechter van oordeel is dat een struik ook een boom is, moet de rechtre het gemotiveerd verwerpen.

Hiervan moet je iets anders onderscheiden, namelijk de volgende situatie. Stel je voor dat in de tll de OvJ in bovenstaande situatie "struik" ipv "boom" heeft tll. Het gaat niet om dat die term struik ter discussie staat, maar bij de kwalificatie gaat dit problemen opleveren, of het bewezenverklaarde gekwalificeerd kan worden. En ook een kwalificatieverweer dient de rechter gemotiveerd te verwerpen, 358 lid 3.

Twee uitbreidingen van het dakdekkersverweer:

WR of culpa in tll: beroep op rug resp sug is bewijsverkeer: De tll wordt betwist als wederrechtelijkheid of schuld in de tll staan, dan is het bewijsverweer, dus ook gemotiveerd verwerpen

Beroep op wettelijke term niet in tll, wel relevantie voor bewezenverklaring: corstens 690 is een voorbeeld, uiteindelijk wordt daar ook een term in de tll betwist.

Tenslotte nog eventjes het onrechtmatig verkregen bewijsverweer en betrouwbaarheidsverweer.

Onrechtmatig verkregen bewijs: stel je voor de verdachte zegt dat het bewijs onrechtmatig is verkregen en je maakt gebruik van de criteria uit HR afvoerpijp als verdachte, dan dient de rechter gemotiveerd te verwerpen. Rechter gebruikt dit bewijs, dan moet hij dit gemotiveerd verwerpen.

Betrouwbaarheidsverweren: uitgangspunt bij die betrouwbaarheidsverweren en dat vind je onderaan het schema, datmbt betrouwbaarheid bewijs de rechter vrij is in waardering en selectie, hr vloerkleed. DWZ dat als de verdachte zegt, dit is niet betrouwbaar, dat de hoofdregel is dat de rechter niet hoeft te motiveren. Dat moet de rechter echter wel, als 1 van die drie verweren van toepassing is:

- kroongetuigeverweer (betrouwbaarheid kroongetuige betwist)

- bijzondere onderzoeksmethoden (poppenspelmethode, deskundige schoenmaker, onbetrouwbare psycholoog)

- twijfelachtige vertalingen, moet je denken bijv. dat de verklaring van de verdachte fout is vertaald en de rechter gebruikt het als bewijsmateriaal en dat wordt aangevoerd.

- pauze -

Casus: Mevrouw Zeeman wordt diefstal tll van een aantal beelden uit de tuin van buurman heeft gejat.

Einduitspraak: OVAR opv kwalificatievraag, in het schema zitten we dan op punt 6.

Los van de casus: waar dient de rechter op te reageren?

- als er verweren zijn gevoerd bij punt 1 tm 5. Stel je voor dat de verdachte verweer voert terzake van nietigheid dagvaarding, of onbevoegdheid rechter, OM etc, kortom punt 1 tm 4 - in dat geval dient de rechter dat gemotiveerd te verwerpen op 358 lid 3. Als je tot OVAR komt, is het tll feit bewezen. Stel je nu voor dat de verdachte een bewijsverweer had gevoerd, gemotiveerd verwerpen als 1. uitdrukkelijk onderbouwd standpunt 2. sprake van voorbeeld uit de jurisprudentie - meer en vaart, dakdekker, onrechtmatig bewijs en betrouwbaarheid.

Verweer 1: bewijsverweer, niet gemotiveerd verwerpen omdat HR vloerkleed geldt, want geen uitdrukkelijk standpunt (geen bewijzen om aan te tonen dat ze in zeeland was), en geen geval uit de jurisprudentie. Geen meer en vaart omdat getuigenissen en bewijsmiddelen versus de versie verdachte met elkaar botsen

verweer 2: bewijsverweer nl onrechtmatig verkregen bewijs, dient de rechter gemotiveerd te verwerpen voor zover hij het bewijs gebruikt. Mits het voordoet aan HR Afvoerpijp en als de rechter dat bewijs gebruikt, dan gemotiveerd verwerpen. De rechter gebruikt het bewijs niet.

Verweer 3: bewijsverweer nl dakdekkersverweer? Nee. Het gaat om diefstal, nl 310. Gaat om wetsterm: goed. Het woord goed staat niet in de tll. Verdachte zegt: het gaat niet om een goed. Dit is een kwalificatieverweer. Als de rechter dit niet accepteert, gemotiveerd verwerpen op 358 lid 3 Sv. In de casus wordt het verweer geaccepteerd (want OVAR), dus niet gemotiveerd verwerpen.

Verweer 4: Betrouwbaarheidsverweer? De rechter hoeft het niet gemotiveerd te verwerpen, HR vloerkleed, want geen jurisprudentiegeval. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt: 359 lid 2 motiveren. Maar je kunt ook nog zeggen, dit verweer zegt alleen dat ze de spierkracht missen om de beelden te verplaatsen, maar je kunt bijv. zeggen als rechter, maak eens aannemelijk dat ze de spierkracht missen? Dan is het niet uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.

Casus 2:

"al dan niet opzettelijk" mag zo niet, het is wel opzettelijk of niet, anders krijg je kwaliicatieproblemen. De rechter zal tot een veroordelin zijn gekomen, want geen ovar en wel een bewezenverklaring, dus een veroordeling ex punt 8 schema. als de raadsman verweer voert is dit punt 1 tm 7. Punt 1 tm 4 als daar verweer wordt gevoerd, 358 lid 3, als de bewezenverklaring wordt bediscusseerd, dan bij uitdrukkelijk standpunt of jurisprudentie, 358 lid 3 is weer van toepassing bij kwalificatieverweer, bij vraag 7 gaat het om strafuitsluitingsgronden.

De verdachte zegt, idd ik heb een belastbaar inkomen van 7 000 euro en zo heb ik het ingevuld, de aankopen komen uit een lening. Dus zijn standpunt is, ik heb geen onjuiste aangifte gedaan. Meer en vaart situatie. Niet in strijd met bewijsmiddelen maar wel met de bewijsmiddelen. Gemotiveerd verwerpen.

Verweer 2: tll is dat er aangifte is gedaan, hij zegt: aangifte zonder handtekening is geen aangifte in de zin van de wet. Ergens in de algemene wet rijksbelastingen zal een definitie van aangifte zijn gegeven. Dakdekkersverweer. Gemotiveerd verwerpen als hij het er niet mee eens is. In casu verworpen want tot veroordeling gekomen

Verweer 3: Psychische overmacht. Als de rechter van mening is dat er geen sprake van is, gemotiveerd verwerpen, 358 lid 3, derde materiele vraag. Gezien de laatste zin van de casus, voor de vraag, heeft de rechter in een aparte overweging besloten dat hij/zij het niet aannemelijk vindt dat er sprake is van een strafuitsluitingsgrond. En dat is voldoende gemotiveerd weerlegd.

Verweer 1 en 2 had gemotiveerd verworpen dienen te worden, verweer 3 dient en is gemotiveerd verworpen.

Causs 3

In casu is sprake van een zgn standaardmotivering art 358 lid 2 en 4 plus 359 lid 2 en 5 sv

Is er aan alle wettelijke vereisten voldaan? In de tweede alinea is de voorwaardelijke gevangenisstraf erg gemotiveerd, maar dat hoeft niet, want er is geen sprake van 359 lid 6, want geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

uitdrukkelijk onderbouwd standpunt heeft rechter niet geotiveerd te verwerpen, en dat had wel gemoeten, 359 lid 2 sv.

Antwoordindicatie blackboard

Vraag 3

In casu is sprake van een standaardmotivering (art. 358 lid 2 en 4 + art. 359 lid 2 +5 Sv). In casu had geen aandacht moeten worden geschonken aan lid 6, want er is geen sprake van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Er had wel aandacht moeten worden geschonken aan art. 359 lid 2 Sv (nieuw), er wordt immers afgeweken van eis OvJ en voorstel verdachte. Het betreft uitdrukkelijk onderbouwde standpunten.

Vraag 4

a.

Bewezenverklaring: art. 358 lid 2 Sv de beslissing van het vonnis en o.g.v. de leden 2 en 3 van art. 359 Sv de motivering ervan.

b + c

Verweer 1

Ontkenning t.l.l. (bewijsverweer). Hond i.p.v. Agnes uit kuil gejaagd.

Verweer 2

Snackbar-eigenaar kon niets zien. Betrouwbaarheidsverweer + vragen stellen aan getuige

Reactie op verweer 1: feiten zijn niet aannemelijk geworden. Rb gelooft de hond-versie niet en mag deze dus buiten beschouwing laten. Reactie dus niet verplicht. De extra overweging had achterwege kunnen blijven.

Reactie op verweer 2: feiten zijn niet aannemelijk geworden. Was de rechtbank daartoe verplicht? Nee, omdat de man zelf zegt dat hij alles goed kon zien (het was geen nacht en hij was niet blind). Is dus een betrouwbaarheidsverweer, dat geen reactie behoeft. Het verweer valt immers niet onder de uitzonderingsgroepen van de HR en lijkt ook geen verweer dat o.g.v. art. 359 lid 2 Sv extra weerlegging behoeft, omdat het al wordt weerlegd door de rechter zelf. Uit de bewijsmiddelen zelf blijkt de getuige goed te kunnen zien.

d.

Vrijspraak: art. 358 lid 2 jo 359 lid 2 Sv.

Week 10



HC 10: Bestrijding van transnationale misdaad, met name zware, georganiseerde criminaliteit en verdragsrechtelijke kaders.

De bende van de witte veer is een bende die in de 17de en 18de eeuw in het Ravense bos zich schuilhield. Bij afgelegen boerderijen dwongen ze boeren geld te betalen, of ze staken de boel in brand. Dit deden ze met name buiten een andere jurisdictie, met name door de trekschuit en goede infrastructuur. Die bende maakte er handig gebruik van. Dit soort zaken gebeurt nog steeds, je kunt parallellen trekken. Dat bos lag precies tussen Brabant en Holland, maar ook precies op de grens tussen Meierij en Baronie jurisdicties. De jurisdicties moesten zelf de bendebestrijding financieren, en als die bende daar verbleef maar in die jurisdictie geen strafbare feiten pleegde, dan deed zo'n jurisdictie er niks aan. In nabijgelegen jurisdicties klaagden ze dan, maar de samenwerking was niet zo goed. Het waren zo'n 300 mensen, inclusief vrouwen en kinderen, die er zaten. De locale bevolking kon erop rekenen goederen goedkoop te kunnen kopen, daardoor waarschuwde de locale bevolking als er iemand aan kwam. Ook de schout hadden ze omgekocht. Gestructureerde aanpak was er niet. In 1724 ondernam de drost van Loon op Zand actie en schakelde het leger in, meer dan 60 mensen inclusief de bendeleider werden aangehouden.

De ontwikkelingen in de transnationale criminaliteit, dat is iets van alle tijden. Zaken als vrouwenhandel, mensensmokkel, handel in wapens, valsemunterij, narcotica en internationaal opererernde inbrekers kende je in de 17de eeuw en aan het begin van de 20ste eeuw ook al. Vanaf de jaren 60/70 zie je de types internationale misdaad steeds breder worden, het begon met smokkel van hasj. Amfetamine kon je in NEderland gewoon produceren tot 1975, dus het werd gesmokkeld naar het buitenland, en daarna illegaal geproduceerd toen het verboden werd. In de jaren 80 komt er cocaine bij. In de jaren 70 en 80 was transnationale misdaad met name gerelateerd aan de verbodende middelen. Diversiteit van illegale producten nam toe, toename van de omvang van alle verdovende middelen en professionalisering ervan etc, daarom ging de Nederlandse overheid zich steeds meer zorgen maken over de transnationale misdaad en de effecten voor de integriteit van de Nederlandse maatschappij, denk zaak Holleder met investeringen in het vastgoed in Amsterdam. Dat ging om geld wat in de Hasjhandel werd verdiend, dat is voor een deel in de bovenwereld verstopt, dat leidt tot een probleem voor de integriteit.

Een belangrijk scharnierpunt voor internationale criminaliteit is de val van het ijzeren gordijn. Hier ging het om zaken waarin vraag en aanbod was. Denk aan vrouwenhandel, een antal oorlogen op de balkan waar wapens aan overbleven en in het westen men behoefte aan had in het criminele milieu, andersom werden luxe auto's gejat en doorvervoerd, en ander mobiel bandietisme, dadergroepen uit zuidoost- en oosteuropa kwamen benden hierheen, jatten dingen of braken in, in georganiseerd verband en seriematig op grote schaal, en vervolgens terug naar het land van herkomst met de buit. Mensensmokkel nam weer grotesque vormen aan, ook vanuit China, vrm. Joegoslavie, etc. Dat leidde tot kalamiteiten, beruchte DOver-zaak bijvoorbeeld waar bijna 60 Chinezen omkwamen.

In Nederland kwam in de jaren 90 de productie van verdovende middelen op, wij zijn nog steeds de belangrijkste leverancier van XTC voor EUropa en Australie. Hennepteelt is ook op grote schaal effectief georganiseerd.

In het algemeen kun je stellen dat transnationale criminaliteit alsmaar breder wordt, steeds meer groepperingen uit steeds meer landen zich ermee bezighouden en steeds meer traditionele criminaliteit een transnationale bestemming krijgt. Afrika wordt een grote bestemming voor bouwvoertuigen, fraude via internet, bekende Nigeriaanse emails, ladingdiefstallen. Als je een vrachtauto kunt stelen waar 3000 laptops in zitten, is dat net zo iets als 3000 woninginbraken. Voor ladingdiefstallen geldt dat met name zuid-Nederland daar een grote rol speelt.

Samenvattend heb je steeds verdergaande internationalisering en globalisering van economie en sociale contacten, met name in Europese grensregio's, veelvoorkomende criminaliteit krijgt in toenemende mate ook internationale kenmerken, diversiteit van de dadergroepen neemt toe, ook vanuit de Derde Wereld wordt er nu internationaal geopereerd, informatie en communicatietechnologieen bieden transnationale misdaad nieuwe mogelijkheden zoals gokcasino's en fraude. De noodzaak voor internationale politiele en justitiele samenwerking wordt steeds groter. ER zijn een aantal kaders voor gecreerd.

De discussie binnen de eu die hieromheen hangt laten we maar even buiten behandeling. De smanewerking van internationale strafrechtelijke samenwerking was er vroeger ook, maar ad-hoc, pas als het niet anders meer kon, dat je echt wederzijds een belang erbij had. Dat neemt niet weg dat ook vroeg al afspraken werden gemaakt voor structurele samenwerking. Terrorisme is daar op diverse tijdstippen belangrijk bij geweest. De eerste politie-conferentie, 1898 in ROME had te maken met een aantal anarchistische groepperingen die bommen legden en mensen vermoordden, de parallellen met nu zijn duidelijk. Toen in de jaren 70 door de palestijnen en de Rote Armeefraktion opkwam, had dat ook meteen gevolgen voor internationale samenwerking, en idem voor het islamitische terrorisme. Vrij snel erna werden belangrijke beslissingen genomen in Europa, o.a. EUropees Arrestatiebevel waar jarenlang over gediscusseerd werd en dat dit als catalysator heeft gefunctioneerd. Verder was er in Parijs in 1904 een tractaat gesloten in verband met de handel in vrouwen en meisjes.

VOoroorlogse ontwikkelingen:

Interpol is opgericht in 1923, dat is eigenlijk de Internationale Politie COmmissie, en na een wat besmet oorlogsverleden werd het overgenomen door de nazi's en die hebben van de bestanden ervan gebruik kunnen maken bij het oppakken van joden en zigeuners die al in de bestanden voorkwamen, zo kan de informatie bij dit soort instanties misbruikt worden dus. Met name de economie van groot-brittanie probeerden de duitsers trouwens te verstoren door ponden na te maken, die vervalsingen moesten gemaakt worden door mensen met ervaring, dat waren valsemunters, en die zaten in de bestanden van Interpol. Je kunt je voorstellen dat dit eventjes een behoorlijke smet gaf op wat interpol deed, pas in 1955 is dat opnieuw opgericht, met veel meer waarborgen etc.

Bij interpol zijn momenteel 186 landen aangesloten. Niet alle landen zijn even democratisch en betrouwbaar wat betreft politie en overheid. Ook dat is een punt waarover discussie is. Kun je bijvoorbeeld wel politieinformatie uitwisselen met bijvoorbeeld de oostbloklanden vroeger of met irak onder saddam hoessein? Anderzijds heb je wel een infrastructuur nodig om die informatie uit te kunnen wisselen, en interpol biedt die structuur.

Interpol doet zelf geen onderzoek! Het is puur een systeem van informatieuitwisseling, het is niet gekoppeld aan een land of internationale organisatie, er ligt geen verdrag aan ten grondslag, het is eigenlijk een private partij. De uitwisseling van informatie werkt via nationale bureau's. Stel dat je vandaag info wilt over iemand in China, kun je nu een verzoek indienen bij dat bureau (DINPOL), dat gaat naar het bureau in China, vandaaruit naar de Chinese politie en terug via dezelfde weg naar jouw met de informatie.

Vanaf de jaren 50 gaat behoefte ontstaan in mogelijkheden voor strafrechtelijke samenwerking en daar worden kaders voor gecreerd. Een belangrijk verdrag in 1959 in Straatsburg gesloten is het EUropees Rechtshulp verdrag en het interessante erin is dat er een regeling in zit waar je commissies kunt maken, dus rechtshulp verzoeken zeg maar. Je kunt vragen om het overmaken van bewijsmateriaal, inbeslagnames en doorzoekingen, verhoren, of zelfs politiemensen van jouw land aanwezig mogen zijn als in het buitenland opsporingshandelingen plaatsvinden.

Op basis van het verdrag was al een hele hoop mogelijk wat toen noodzakelijk was, het ging wel nog om klassieke dwangmiddelen. In principe ging het allemaal nog via de nationale instanties, op ministerieel niveau. Je hebt in TIlburg een onderzoek lopen, in TUrnhout moest iemand wordt verhoord, dan moest je dat bij het ministerie van justitie in Den Haag indienen, dat ging naar minjus in Belgie, en die maakten dat over aan TUrnhout. Dat werkte uitstekend in tijden dat er niet zo veel noodzaak was tot internationale politiesamenwerking, de criminele groepperingen deden nog niet op grote schaal met elkaar zaken. Voor de Benelux gold al snel een aparte situatie, namelijk de Benelux douane-unie. Dat noodzaakte tot het nemen van extra dwangmiddelen, want het wegvallen van grenzen betekende dat criminelen ook de grens over konden als ze bijv. achtervolgd werden, en in toenmalige tijden van soevereiniteit op eigen grondgebied kon de achtervolging niet worden doorgezet. TOen is het beneluxverdrag inzake uitlevering en samenwerking gesloten, daar zijn dat soort dingen toen geregeld.

De rechtstreekse toezending van rogatore commissies werd ook geregeld in het verdrag van wederzijdse rechtshulp benelux van 1962. Het rechtshulpverzoek kon van het parket breda direct naar het parket turnhout, en niet meer via de ministeries. Dat was een behoorlijke versnelling.

Vervolgens gebeurde een aantal jaren lang weinig meer. Dat verandert pas in 1990 toen de Shengen tenuitvoer werd gebracht, in 1985 het accoord van Schengen gesloten waar toen het vrije verkeer van personen, goedere kapitaal en diensten werd gesloten voor benelux, frankrijk en duitsland. Wetsovertreders konden er hun voordeel mee doen dus daar moest je wat aan doen. Die schengen uitvoeringsovereenkomst heeft belangrijke artikelen, 39 en 46 over informatieverstrekking, in tegenstelling tot europees rechtshulpverdrag hoefde het allemaal niet meer via internationale contactpunten en interpol, maar via internationale rechtshulpcentra, rechtstreeks tussen politiediensten in grensgebieden. Dat was een belangrijke versnelling. Artikel 40 bevat een regeling voor grensoverschrijdende observatie. Grensoverschrijdende achtervolging, art 41 hadden we in de benelux, maar dit werd uitgebreid naar de schengen, grensoverschrijdende gecontroleerde aflevering van verdovende middelen werd geregeld in art 73, d.w.z. dat je weet dat iemand drugs in de auto heeft en gaat kijken waar hij het aflevert, en die mensen dan arresteert. Verder politiele liaisons werden mogelijk gemaakt, art 47, uitwisseling van politiemensen. Nederland heeft overal in Europa politiemensen zitten die als tussenschakel helpen dienen. Laatst is een aantal van die zaken onderzocht, bijv. een ontvoering in Frankrijk, waar in Zuid-Limburg een deal werd gesloten tussen Franse afnemers en Nederlandse leveranciers, die jongens kwamen niet meer terug met die 150 000 euro, en die hebben een broertje van een van die leveranciers ontvoerd en naar Lyon meegenomen. Dat leidde ertoe dat de familieleden contact opnamen met de politie, je wist dus direct dat die jongen in Frankrijk werd vastgehouden. Wie gaat er over dit soort ontvoeringen, bij welke autoriteit moet je dan zijn? Dat is een belangrijk probleem, in Belgie weten de NEderlandse diensten het nog meestal wel, maar Frankrijk is heel anders, je hebt er sowieso 2 politiekorpsen. Daar zijn dus regelingen voor getroffen, en 1 ervan zijn dus die liaisons. Op de ambassade in Parijs zitten NEderlandse politie-liaisons die vloeiend Frans spreken en precies de organisatie van de politie kennen, die legden het contact met de dienst in Lyon, en toen gingen 2 nederlandse politiemensen daarheen om dat onderzoek te vergemakkelijken. De Franse politie identificeerde 5 mogelijke woningen, daar zijn ze naar binnen gestormd en hebben ze de jongen bevrijd.

Een belangrijk punt is dat die Schengen uitvoeringsovereenkomst in 1999 middels het Schengen Acquis voor alle EU-lidstaten van kracht, al hebben GB en een aantal andere landen voorbehouden gemaakt.

Het Europees rechtshulpverdrag, het oerverdrag voor de rechtshulp, dan zie je dat de criminaliteit harder ging dan dat verdrag kon bijbenen. Daarom werden er een aantal andere verdragen gecreerd om de mogelijkheden uit te breiden. Er is lang over gepraat in het kader van de Raad van Europa (dat is niet de EU, er maken veel meer landen deel uit van etc) en het was moeilijk om tot een overeenkomst te komen. Die ontwikkeling van de kaders is steeds meer richting de EU zelf geschoven daardoor. De schengen is daar een van, de ander is:

overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de EU, mei 2000.

Er waren gemeenschappelijke onderzoeksteams ingelast, dat zijn joint investigation teams vanuit meerdere landen, waarbij je binnen zo'n team vrijelijk informatie kunt uitwisselen zonder verzoeken ertoe etc. Verder de grensoverschrijdende infiltratie, daar was in de Schengen nog geen mogelijkheid toe.

BElangrijke ontwikkeling in de hele opsporing is het aftappen van telecommunicatie: internet, email, telefoons etc, daar was in de schengen geen regeling voor getroffen, al gebeurde het natuurlijk wel. Het kan varieren van een verzoek van lidstaat A naar lidstaat B en de transcripten toegestuurd worden nu, tot direct dat verkeer doorschakelen aan het land wat de vraag stelt.

Nog een ander nieuwtje is het verhoren van getuigen en deskundigen via videoconferentie. Stel dat je op vakantie in Italie getuige bent geweest van een misdrijf, dan krijg je dat zo'n getuige niet voor de rechtbank dat nog een keer wil komen doen. Videoconferentie versimpelt dat, versnelt alles.

Een aantal zaken werden in dat verdrag verder uitgebreid, informatieuitwisseling verd nog meer toegestaan, voor de gecontroleerde aflevering werden ook meer mogelijkheden voor, niet alleen voor verdovende middelen.

Er zijn een aantal organisatorische kaders gecreerd om de samenwerking te verbeteren.

1. Creeren van Europol, 1999. Europol was eigenlijk ooit - vooral de Duitsers waren er voorstanders van - bedoeld als het begin van FBI, een federaal agentschap. Dat plan, daar is niks van terechtgekomen vooralsnog, de andere lidstaten hadden in dusdanig uitgebreide bevoegdheden niet zo happig. Maar er was wel behoefte aan een ander systeem voor informatieuitwisseling tussen de lidstaten, bovenop wat interpol kon bieden. Interpol is immers gewoon een samenwerkingsverband waar geen van de aangesloten landen de controle op heeft. Een tweede factor is dat interpol, gezien het besmette verleden, zich niet kan bezighouden met politiek getinte criminaliteit kan bezighouden, terwijl in de lidstaten behoefte is aan uitwisseling over terroristische misdaden. Er moesten beperkingen in de bevoegdheden worden aangebracht, en Europol mag alleen info uitwisselen, de medewerkers mogen niet zelf onderzoek verrichten of zo. Er zijn nationale contactpunten van Europol en zo kan info worden uitgewisseld. Verder houden ze informatiesystemen bij, EIS en ze maken analysis workfiles, fenomenen die zich in meerdere landen voordoen worden geanalyseerd als 1 van de lidstaten ernaar vraagt. Eigenlijk is het een soort interpol.

2. Europees justitieel netwerk, 1998. Dat is een soort netwerk voor officieren van justitie. Als ze vragen hebben over samenwerking kunnen ze er beroep op doen. Stel je wilt samenwerkne met een OvJ in polen, hoe moet je dat doen? Politieliaisons zijn al genoemd, en dit is ook zo iets. Op de website bieden ze ook sjablonen aan, voor een europees arrestatiebevel, hoe moet je dat versturen, welke termijnen etc, daar hebben ze info over.

3. Eurojust, enigzins vergelijkbaar met europees justitieel netwerk, dus geen europese OM. Het is een instantie die als smeerolie moet dienen waar je opsporingsonderzoeken hebt waar meerdere lidstaten bij betrokken zijn. Het zit in den haag, stel dat je onderzoek hebt met bulgarije, duitsland, belgie en nederland, kun je bij eurojust vergaderingen beleggen, ze hebben tolken, ze kunnen alles faciliteren en er wordt regelmatig gebruik van gemaakt, in 2005 wel 77 keer.

Een parallel met die schets van ontwikkelingen in de zware georganiseerde criminaliteit. De behoefte aan nog meer, nog intensievere strafrechtelijke samenwerking is steeds sneller gegroeid, en dat manifesteert zich in dichtbevolkte grensgebieden, denk Aken, Luik, Genk etc. Het criminele netwerk daar - alle mensen die in staat en bereid zijn deel te nemen aan criminele activiteiten - integreert steeds beter. In de krant stond een tijdje geleden een artikel over Barrie Mieremet, de zon van Sjonnie Mieremet, die inmiddels in Belgie is gaan wonen en aldaar terecht staat. Zo integreert het grensgebied niet alleen sociaal en economisch, maar ook op crimineel gebied. Daar loop je dus regelmatig aan tegen dat je uitgebreid moet samenwerken, en in Tilburg zitten we dan ook goed om dat te bestuderen, wat we ook doen. Het vraagt om nieuwe kaders, nieuwe verdragen. Niet alles ervan is voor heel de EU relevant, wat je hier ziet is bilateraal gesloten grotendeels of in beneluxverband.

- Beneluxverdrag inzake politiesamenwerking, 2004, en verdrag van Enschede, 2005

Verdrag van Pruem, 2005 waar ook Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk behalve de benelux bij betrokken zijn.

Wat staat er in deze verdragen?

Je hebt ook andere samenwerkingsgebieden nodig dan zware misdaad, maar bijv. ook op openbare orde en veiligheid. Optreden op elkaars grondgebied wordt belangrijker als ze bijv. steeds auto's omkatten in het hele grensgebied. Versnelde info-uitwisseling, ruimere mogelijkheden grensoverschrijdende observaties en achtervolgingen, gemeenschappelijke controles en patrouiillees, gemeenschappelijke politiebureau's (staat bijv. 1 in Heerlen, waar politiemensen uit 3 landen bij elkaar zitten en heel makkelijk info kunnen uitwisselen.

Samengevat:

1. Strafrechtelijke samenwerking volgt ontwikkelingen in de grensoverschrijdende criminaliteit, maar de noodzaak wordt alleen maar groter. Ook vanuit juridische invalshoek bekeken is het een enorm interessant terrein om onderzoek te doen.

2. De kaders voor strafrechtelijke samenwerking kwamen maar zeer moeizaam tot stand. Het gaat de laatste jaren echter steeds sneller, de ontwikkelingen vanuit Brussel gaan steeds sneller, het ene kaderbesluit is nog niet van kracht of de volgende komt er al aan, het verdrag van Pruem is tussen 7 landen afgesloten en een jaar later, in 2006, begon de discussie of dat niet voor de hele EU van kracht moet worden en de essentiele onderdelen ervan is men net over eens geworden dat die voor de hele EU gaan gelden

3. Het hervormingsverdrag, de uitgeklede versie van de europese grondwet, zal hier belangrijk voor zijn. De onderdelen die betrekking hebben op politiele en justitiele samenwerking zijn grotendeels intact gehouden. Wat nu op basis van unanimiteit nog moet, en vertragingen oplevert, wordt straks mogelijk op basis van gekwalificeerde meerderheid. De randvoorwaarden voor de intensivering van de samenwerking zullen dus nog worden uitgebreid.

WC 10 niet gevolgd, maar syllabusmateriaal komt overeen met vorig jaar, dus zie aantekeningen van vorig jaar.

Terug naar “Studiekeuze”