Het standaard model in cosmologie is een ruimtetijd met metriek
\(ds^2=-dt^2+a(t)^2d\sigma^2\)
.
Ruimte dijt uit als
\(\dot{a}>0\)
. Dit moet als volgt worden geïnterpreteerd: indien de lengte tussen 2 punten met dezelfde ruimtelijke coördinaten wordt gemeten op 'tijdstip'
\(t_1\)
en
\(t_2\)
, dan verhoud deze zich als
\(\frac{l_1}{l_2}=\frac{a(t_1)}{a(t_2)}\)
. Met andere woorden, deze afstand neemt toe als
\(\dot{a}>0\)
. Merk op dat a dimensieloos is, dus dat een 'snelheid van expansie' nooit via lichtsnelheid kan gaan (de snelheid van expansie heeft eenheid 1/s). Deze modellen zijn dus wel degelijk een gekromde ruimtetijd, geen gekromde statische ruimte. Sterker nog, het is de
\(g_{00}\)
component (dus de 'tijdscomponent') van de metrische tensor die 'het belangrijkst is', in die zin dat de Newtoniaanse limiet enkel hiermee wordt beschreven.
Nu, in welke zin zou je dit zien als 'verklaring voor tijd'? Tijd zoals gemeten door een punt met vaste ruimtelijke coördinaten (dit kan gedefinieerd worden los van de coördinaten) is de parameter 't' die in deze modellen optreedt. Wat wel gebeurt, is dat de schaalfactor als klok wordt gebruikt (dus dat je door a te meten weet welk tijdstip het is). Het lijkt me dat dit laatste hetgene is waarnaar je intuïtie neigt, maar dat 'verklaart' op zich het bestaan van een geprefereerde tijdsrichting in de ruimtetijd niet.