Momenteel zit ik met het probleem dat ik gewoon echt niet kan terugvinden wnr ik welke tijd moet gebruiken bij welke zin.
Ik moet zeggen: ik vind het een beetje vreemd dat je nergens (in je handboek ofzo) een schema hebt met het gebruik van de tijden. Maar goed.
Maak ik het mezelf gewoon moeilijk of is het daadwerkelijk ook niet makkelijk?
Een beetje van de twee, waarschijnlijk: de tijden zijn ongetwijfeld bij het moeilijkste van de Engelse grammatica, maar eenmaal je het beet hebt, zal je je er weinig vragen meer bij stellen.
digital schreef:De tijden die we moeten kennen:
Simple future I will attend
Going to I am going to attend
Present continuous I am attending
Simple present I attend
Future continuous I will be attending
Future perfect I will have attended
Future perfect continuous I will have been attending
Be to I am to attend
Ik zie echt niet in een zin welke tijd ik moet gebruiken...
Begin bij het begin: je hebt twee "present tenses". De
present continuous is het eenvoudigste. Je drukt ermee uit dat het om een actie gaat die
NU bezig is, terwijl je het zegt:
I'm thinking, you're moping, he's studying, ... In het Nederlands komt m.i. een constructie met "aan het <infinitief> zijn" het dichtste bij:
Ik ben aan het denken, je bent aan 't pruilen, hij is aan het studeren, ...
Je kan de present continuous gebruiken als een toekomende tijd, maar praktisch alleen in informele communicatie: "Wednesday? I can't: I'm doing my laundry then."
De
simple present is dan eigenlijk voor al de rest:
- Feiten: John is bigger than Paul.
(Dat is niet iets waar John op dit moment toevallig mee bezig is, het is gewoon zo.)
- Iets dat regelmatig gebeurt: Every day, when I wake up, I have a cup of coffee.
- Iets dat nooit gebeurt: He never thinks before he acts.
- Zaken die na mekaar plaatsvinden: After I get myself a cup of coffee, I go online to read the news, and then I take a shower.
Dat is de basis. Daar bouw je nu op voort:
De
future continuous drukt een actie uit die op een bepaald moment in de toekomst bezig zal zijn:
"I will be attending a conference next month." De
simple future gebruik je om iets te voorspellen over de toekomst ("He will get drunk at the party"), of als je beslist om iets te doen in de toekomst ("I'll do it."). De
future perfect drukt een actie uit die gedaan is op een gegeven moment in de toekomst: "When you get home tomorrow evening, I will have made us a lovely meal already."
De
future perfect continuous is eigenlijk meer iets voor tijdreizigers: het drukt een actie uit die
bezig geweest is op een bepaald moment
in de toekomst. Ik kan er niet meteen een realistisch voorbeeld bij bedenken.
De andere twee zijn uitzonderingen:
- going to + inf. zijn beslissingen of verwachtingen voor de (nabije) toekomst:
"I'm going to kill you!" "It's going to be fun." (Meestal samengetrokken tot "gonna", maar doe dat niet op je examen.)
.
- To be to + inf. drukt een verplichting uit.
"I am to attend a hearing on the Fortis-case."
"Ik moet een hoorzitting over de Fortis-zaak bijwonen" (of, vrijer vertaald: "Ik word verwacht op...")
"Mister president, are we to believe that there are weapons of mass destruction in Iraq?"
Mijnheer de president, moeten wij geloven dat... / wil u ons doen geloven dat... (Je kan niet anders dan dat vrij vertalen.)
Ik denk dat je daarmee het voornaamste hebt, en ik hoop dat ik zelf geen fouten gemaakt heb (met een beetje geluk komt iemand dat nog even bevestigen). Het belangrijkste is dat je er wat structuur in aanbrengt. Ze door mekaar studeren gaat niet lukken. Als er nog vragen zijn, horen we het wel.