Een soort herleiding, ook voor niet-wiskundigen (zoals ik), van een al vaker genoemde (en juiste) uitwerking (alle m.m.- en j.m.- gezinnen blijven over):
Aan een straat staan drie huizen: m.m., m.j. en m.j..
](*,) :eusa_whistle:
Je belt bij een willekeurig huis aan en een meisje doet open.
Hoe groot is de kans dat je bij het m.m. - huis hebt aangebeld? Twee keer zo groot dan bij één van de m.j. - huizen, maar hier zijn er twee keer zoveel van.
1/1 tegen 2 x 1/2, dus 1/2. ( In het m.m. - huis doet altijd een meisje open (ouders doen er hier niet toe); in de beide m.j. - huizen in de helft van de gevallen.)
Wat het ook zo verwarrend maakt, is dat al vast ligt welke kinderen in welk huis wonen, maar jíj weet het niet; er staat één van de twee meisjes 'van het ene huis' voor je neus, of één van de twee andere meisjes.
Als je de vraag interpreteert als 'Twee 'willekeurige' kinderen wonen in een huis' (wezen, sprookjesbos, etc., dus niet noodzakelijk broer en zus), kom je zó op 1/2. Gek hè? of niet...