We zijn nu zo ver gevorderd dat we een formule kunnen opstellen waarmee de halve hoek
\( \alpha \)
(en daarmee ook de hoek
\( \beta = 2 . \alpha \)
) voor gegeven hoogte h van de sprong en breedtegraad φ
B van het beginpunt kunnen worden uitgerekend. (Zie voor de definitie van die hoeken de berichten #129 en #121.)
In bericht #139 vonden we:
\( b = \frac{R + h}{ \sqrt{\frac{2 . (R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1}} } \)
.
Zodat:
\( \left ( \frac{1}{b} \right )^2 = \left ( \frac{ \sqrt{\frac{2 . (R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1} }{R + h} \right )^2 \)
,
\( \left ( \frac{1}{b} \right )^2 = \frac{ \frac{2 . (R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1}{(R + h)^2} \)
,
\( (R + h)^2 . \left ( \frac{1}{b} \right )^2 = \frac{2 . (R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1 \)
,
\( (R + h)^2 . \left ( \frac{1}{b} \right )^2 \, - \, 1 \, = \, \frac{2 . (R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 2 \)
,
\( (R + h)^2 . \left ( \frac{1}{b} \right )^2 \, - \, 1 \, = \, 2 . \left ( \frac{(R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1 \right ) \)
,
\( \frac{1}{(R + h)^2 . \left ( \frac{1}{b} \right )^2 \, - \, 1} \, = \frac{1}{\, 2 . \left ( \frac{(R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1 \right )} \)
,
\( \frac{2 h}{R} \, . \frac{1}{(R + h)^2 . \left ( \frac{1}{b} \right )^2 \, - \, 1} \, = \frac{2 h}{R} \, . \frac{1}{\, 2 . \left ( \frac{(R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1 \right )} \)
,
\( \frac{2 h}{R} \, . \frac{1}{(R + h)^2 . \left ( \frac{1}{b} \right )^2 \, - \, 1} \, = \, \frac{\frac{h}{R}}{ \frac{(R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1 } \)
,
\( 1 \, - \, \frac{2 h}{R} \, . \frac{1}{(R + h)^2 . \left ( \frac{1}{b} \right )^2 \, - \, 1} \, = 1 \, - \, \frac{\frac{h}{R}}{ \frac{(R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1 } \)
.
Volgens lemma II van bericht #130 geldt:
\( \alpha= \arccos \left (1 - \frac{2 h}{R} \, . \frac{1}{ (R + h)^2 . \left (\frac{1}{ b } \right )^2 \, - \, 1 } \right ) \)
.
Zodat we vinden:
\( \alpha= \arccos \left ( 1 \, - \, \frac{\frac{h}{R}}{ \frac{(R + h) \, \gamma M }{ R^4 \, \Omega^2 \cos^2 \varphi_B } \, - \, 1 } \right ) \)
.
(Deze afleiding zou spaak lopen wanneer b = R + h. Dan wordt er immers bij het nemen van de omgekeerden door nul gedeeld. Het geval b = R + h correspondeert echter niet met een sprong, maar met een cirkelbaan op een hoogte h boven het aardoppervlak. Dit kunnen we als volgt inzien. Wanneer b = R + h zijn er minstens drie verschillende punten van de ellips waarvoor de poolstraal R + h is. Namelijk het hoogste punt van de sprong (dat op de lange as ligt) en de twee aan weerszijde liggende uiterste punten met de korte as. Maar R + h is tevens de
grootste lengte van de voerstraal. Dit kan alleen maar als de ellips een cirkel is. Bij de berekening van sprongen met een beginpunt
op aarde, een hoogste punt
boven de aarde en een eindpunt
op aarde zal dit geval zich nooit voordoen.)