Dat komt omdat er ook een tegenwerkende kracht is: de luchtwrijvingskracht. Aangezien een veertje veel meer wrijving heeft dan een baksteen (per gewichtseenheid), valt een veertje dus langzamer. In vacuum, waar geen wrijving is, vallen beiden precies even snel.
F
res = m * a
a = F
res / m
In dit geval:
F
res = F
z - F
w
F
z = m * g en voor F
w is een ingewikkeldere formule.
g is de zwaartekrachtsversnelling, 9,81 m/s
2, welke dus voor ieder voorwerp gelijk is. Als er geen wrijvingskracht is kan je de massa wegdelen:
a = F
res / m
F
z = m * g
a = m * g / m = g
en is dus de versnelling voor elk voorwerp hetzelfde, namelijk gelijk aan g. Dit is dus het principe van traagheid en de zwaartekracht wat hierboven uitgelegd word, de kracht is 15x zo groot maar de weerstand tegen de kracht (traagheid) is ook 15x zo groot en hierdoor blijft de versnelling gelijk.
Is er wel wrijvingskracht dan is er nog de invloed van de wrijvingskracht op de resulterende kracht. Een baksteen heeft een andere wrijving dan een veertje. Doordat de wrijvingskracht anders is, is ook de resulterende kracht op het voorwerp anders en dit zorgt ervoor dat de uiteindelijke versnelling ook anders is.