En dus ( het forum werd ongeduldig en mijn verhaal kwam er niet meer bij):
Ik zal je de theorie-klein blaadje- over het begrip I mailen in dit forum!Leerboek Romijn/Horselink ; het vervolg is meer een diepzinnig verhaal op hogere wisk.nivo;dat bespaar ik je.
Je ziet dus hoe men komt aan de waarde mm
4,door het deeltjesopp. (mm
2) te vermenigvuldigen met het kwadraat van de afstand ( mm
2 )tot een as X of Y of willekeurig-afh.berekening-
De W wordt dus een derdemachtswaarde omdat je de I deel door een enkjelvoudige waarde (mm
1);
de waardes van I en W zijn onafhankelijk van de materiaalsoort,maar van de doorsnede -opp- van een profiel en komen pas tot hun recht inb de formules door de materiaalsterktes (
\(\sigma\)
)en bij doorbuigingen de elasticiteitsmodulus E erinm te verwerken.
Die E is een materiaalconstante ( uit de wet van meneer Hooke) en is afgeleid uit E=
\(\sigma :\ epsilon\)
en is in feite de spanning die zou ontstaan als het materiaal tot zijn dubbele lengte zou worden uitgerekt;je krijgt bij een trekproef bij staal bij het loslaten van de twee delen een kort ogenblik een hele geringe doorsnede te zien.
De vloeigrens is dan al verre overschreden -ik poogde dat eens tijdens mijn studie aan te voeren,werd niet aanvaard om een tax. van die dsn te berekenen om aan de E-waarde te komen.
Voor hout en beton heeft men E-waardes aangenomen die liggen in de buurt van 1/20 en 1/10-1/15 deel van E
st.
Je kunt het prentje het beste effe printen;blijkt in ruststand te liggen,is ook een boek uit 1951!
Op vergelijkbare -dezelfde- methode zijn er formules gemaakt voor geschillende profieldoorsnedes als :
rechthoeken en rechth.buis;
cirkel en buis
etc.
Het weerstandmoment wordt berekend met afgeleide formules uit de I en wel door de I te delen door de uiterste vezelafstand van het profiel,hetzij om X-as als om Y-as.
De I wordt gebruikt voor doorbuigingsformules; de W zie je in materiaalspanningsformules (
\(\sigma = M/W\)
)