317070 schreef:Neen.
Dit is nu precies de basis van de relativiteitstheorie. Je meet ALTIJD een lichtsnelheid van 299792 km/s, daarentegen klopt je formule 299792 + 200 km/s niet.
We hebben hier nog een minicursusje over liggen:
http://sciencetalk.nl/forum/index.php?showtopic=10831
Dank voor je antwoord. Heb de cursus bestudeerd. Alleen blijft bij mij steeds een open vraag:
Het dopplereffect.
Het dopplereffect is met geluid in lucht goed verklaarbaar.
Geluidssnelheid is afhankelijk van het medium lucht en het dopplereffect wordt veroorzaakt door de snelheid van bron en ontvanger t.o.v. elkaar.
Gaan we het nu met licht in de ruimte proberen, dan zien we, dat volgens de relativiteitstheorie het licht de ster A verlaat met 299792 km/s t.o.v. die ster ongeacht eigen snelheid van de ster.
Het licht met frequentie X zal de waarnemer (wij dus) naderen met precies dezelfde relatieve snelheid (299792 km/s) ongeacht onze snelheid t.o.v. de ster.
Dit betekent dan wel, dat de frequentie eveneens X zal moeten zijn.
Dus geen rood- of blauwverschuiving.
Hoe kan dit? Immers, Einstein schrijft voor, dat in 2 stelsels de lichtsnelheid in vacuüm exact 299792 km/s bedraagt ongeacht de onderlinge snelheid van de stelsels. Dit houdt wel in, dat het uitgezonden licht door het ene stelsel in exact dezelfde golflengte wordt opgevangen door het andere stelsel. Immers het dopplereffect is gebaseerd op het comprimeren dan wel uitrekken van de golfbewegingen door de relatieve snelheid van zender t.o.v. ontvanger.
En juist dat comprimeren of uitrekken is volgens de R.theorie niet mogelijk, want de ontvanger krijgt per seconde exact hetzelfde aantal lichtgolven als door de ster per seconde is uitgezonden.
Qua tijd bekeken wordt het ook interessant, want als we het toch zichtbare dopplereffect baseren op verschillende tijdsbeleving in ster A en bij ons, kunnen we 2 kanten op: 1 sec duurt bij ster A 1,0012 sec in onze tijd gerekend omdat de ster zich snel van ons af beweegt. Per een van onze seconden zal de ster dus minder lichtgolven uitzenden en zal er een roodverschuiving waargenomen worden. Maar helaas, omdat het allemaal relatief is, kunnen we net zo goed stellen, dat niet de ster zich van ons af beweegt, maar wij ons van de ster af bewegen en dientengevolge de tijd bij ons langzamer gaat. Nu zien we een blauwverschuiving... Tsja, relatief... hoever willen we daarin gaan? Of is dat ook weer een relatief begrip?