Er is al heel lang een discussie aan de gang in de statica over het gebruik van de tekens voor draairichtingen van koppels en momenten.
Mijn studieboeken (Nl en Eng.) geven tm 1995 geven aan dat de kloksgewijze draaiing als positief moment wordt aangeduid en de anti-clockwise - nu als engels weergegeven- negatief wordt aangeduid.
In dit forum verneem ik regelmatig berichten over verwarring hierover en dan wordt er een uitleg gegeven van het hoe en waarom;dat je ook een spiegelbeeld van een constructie kunt bekijken.
Veldmomenten worden in mijn boeken als positief aangegeven en steunpuntmomenten als negatief;
een doorbuigingsformule bijv. : f=Ml2 /48 UI geeft een positief aangeduide doorbuiging;ga ik een negatief moment invoeren,dan komt er een negatief resultaat voor de doorbuiging uit de bus rollen.
Nu kan en wordt er wel geredeneerd,dat je de getallen niet als + of - moet invoeren maar alleen getalsmatig,maar ik vraag me af in hoeverre je dat kunt volhouden.
Het is mijn gedachte,dat deze verwarring in de jaren 60 van de vorige eeuw is begonnen en men vanuit de politiek
links een positieve politiek vond en rechts een conservatieve (negatief).Dus rechts is fout en links is goed en dus positief en daar begon de verwarring nmm.
Bij de meteorologie is ook wrs. een ontwikkeling aan de gang met richtingen aangeven ,maar toch nog wel blijft het aangeven van een hogedrukgebied- met toenemende luchtdruk- gezien vanuit de ruimte aangegeven met rechtsdraaiende circulatie door de toenemende (positieve/opbouwende) luchtdruk en voor de lage drukgebieden een linksomdraaiende circulatie door de afnemende (negatieve/afbouwende) luchtdruk.
Ik vraag me af,hoe dat werd aangegeven in de tijd voor de eerste (Montpellier's?) luchtbalonnen.
Een nog niet zo lang in gebruik zijnde wijziging in windrichting -tekens wekt wel verwarring.
Bij kerken staan al sinds mensenheugenis de weerhanen met de kop in de wind en vangt de vlaggemast de eerste wind op.
Op de weerkaart staat de windpijlrichting in die waarheen de wind gaat,dus bij NO-wind staat de pijl in ZW-richting,dus de kerkbesturen zouden alle hanen met hun gat in de wind moeten zetten,dus het zwaartepunt van de haan moeten verplaatsen.