dennisvc schreef:Ik heb moeilijkheden om te achterhalen wanneer precies ik een minteken moet toepassen op de uitkomst en wanneer niet.
Hieronder enkele voorbeelden:
Sin (π-α) = sin α
Sin (π/2 + α) = cos α
Cos (-α) = cos α
Tan (π - α) = - tan α
Men zegt dat je steeds de goniometrische cirkel moet tekenen om het te zien, maar ik zie het niet. Is er een gouden regel of definitie die ik kan toepassen waarbij het dan steeds zal kloppen?
Is er een gouden regel of definitie die ik kan toepassen waarbij het dan steeds zal kloppen?
De gouden regel:
dat je steeds de goniometrische cirkel moet tekenen om het te zien
Als je het niet ziet, moet je voor alfa een getal kiezen ...
Verder moet je de grafieken goed kennen dan kan je het ook 'zien'.
Bv sin(pi-a)=sin(a), kies a=pi/6, dan is pi-a=... , zijn de functiewaarden gelijk?
Regelmatig oefenen op deze wijze en je wordt vanzelf een ...
Nog een tip: geen (niet wiskundige) regeltjes leren.