Wel niet vergeten dat de expansie om een globale beweging gaat.
Lokaal kan het anders gaan: naar het schijnt nadert het melkweggetje Andromeda het onze (of omgekeerd) en zullen ze fusionneren (maar t'is nie voor morgen!)
Dus zoiets maakt het nog moeilijker een referentieplaats te bepalen of als standard te gebruiken.
Wie het over snelheid heeft moet twee zaken kunnen meten: afstand en tijd. Dit geldt in de Newtoniaanse wetten met een vast referentieplaats.
Hier zitten we weer met een probleem: de tijd zelf verandert!
Er bestaat geen absolute tijdsmeting: zelfs een atomische klok gaat langzamer lopen als ie sneller vliegt, als ik me paradoxaal mag uitdrukken
!
Wat we als absoluut kunnen beschouwen is de lichtsnelheid (de muur van Planck...tot een nieuwe theorie de oude in een vergeetput delft)
Laten we dit als aanvaard beschouwen moeten we nog de afstanden meten.
Hoe gebeurt dit? Parallaxis enerzijds en de studie van variabele sterren zoals de Cepheïden anderzijds. De periode van hun pulsatie is afhankelijk van hun grootte. Hun grootte (en spectrum) bepaalt hun "ware" schijn. Wij zien een apparente schijn en daarmee kunnen afstanden geschat worden. Hedendaags zijn de schattingen nauwkeurig op zo'n 3-4%.
In elk geval, snel of niet rond het heelal, ik sta dikwijls op m'n tram te wachten!
Patte.