- horizon-wetenschapsforum 1226 keer bekeken
Goed, we moeten dus twee waarnemers vergelijken: één op de grond, en één op een hoogte
\(h\)
van de grond. Waarnemer 1 ziet de zon ondergaan als de zon op plaats 1 staat (zie figuur). Dat komt overeen met een zenitsafstand
\(z_1 = 90^\circ\)
. Waarnemer 2 ziet de zon pas ondergaan als de zon op plaats 2 staat (ik ben even een geocentrist
). Dat gebeurt als de zon een zenitsafstand
\(z_2\)
heeft, waarvoor geldt:
\(
\sin z_2 = \dfrac{d}{d+h}
\)
met
\(d\)
de straal van de aarde. Of nog:
\(
\cos z_2 = -\sqrt{1 - \dfrac{d^2}{(d+h)^2}}
\)
Het minteken is nodig omdat
\(z_2 > 90^\circ\)
. Nu komt het eropaan om het tijdstip van zonsondergang te bepalen voor beide waarnemers. Algemeen geldt deze formule:
\(\cos z = \sin\varphi\sin\delta + \cos\varphi\cos\delta\cos H\)
Hierbij is
\(\varphi\)
de breedtegraad van de plaats,
\(\delta\)
de declinatie van de zon, en
\(H\)
de
uurhoek van de zon. Om dit te snappen heb je wat kennis van hemelmechanica nodig, en jammer genoeg is daar niet veel info over te vinden op het net. Je zult me moeten vertrouwen
Voor de waarnemers volgt dus bij zonsondergang:
\(\cos H_1 = -\tan\varphi\tan\delta\)
\(\cos H_2 = -\tan\varphi\tan\delta - \dfrac{1}{\cos\varphi\cos\delta}\sqrt{1 - \dfrac{d^2}{(d+h)^2}}\)
En hieruit bepaal je de twee uurhoeken, die je moet uitdrukken in uren, minuten en seconden (360° komt overeen met 24 uur). Het tijdsverschil is dan uiteindelijk
\(\Delta t = H_2 - H_1\)
Een concreet voorbeeld:
\(d = 6370\;\text{km}\)
,
\(h = 1\;\text{m}\)
,
\(\varphi = 50^\circ 50'\)
.
Bij de lente- en herstequinox is
\(\delta = 0^\circ\)
. Met deze gegevens vind ik een tijdsverschil van 38 seconden.
Bij de zomerzonnewende is
\(\delta = 23^\circ 26' 21''\)
. Dan wordt het tijdsverschil 49 seconden.
Bij de winterzonnewende is
\(\delta = -23^\circ 26' 21''\)
. Ook dan is het tijdsverschil 49 seconden. Mijn vorige post klopte dus niet helemaal: de hoek die de dagboog van de zon maakt met de horizon is het kleinst in de zomer en de winter, en het grootst in de lente en herfst.
Maar goed, zoals ik daarvoor al opmerkte, al deze berekeningen zijn geïdealiseerd. In de praktijk heb je te maken met de factoren die ik in mijn vorige post heb vermeld.