In Wikipedia kun je lezen over het diagonaalbewijs van Cantor. Ik begrijp het niet; misschien kan en wil iemand het mij eens uitleggen?
Het heeft allemaal te maken met de kardinaliteit van oneindige verzamelingen. Een soort maat voor de oneindigheid, als ik het een beetje goed begrijp.
Bon. Je kunt laten zien dat de verzameling der natuurlijke getallen "even oneindig is" als, pak 'em beet, de verzameling der rationale getallen. In voornoemd Wikipedia-artikel doet men dat zo:
Vervolgens wordt met het diagonaalbewijs aangetoond dat N en R een verschillende karidnaliteit hebben:Gaan we naar op het eerste gezicht grotere verzamelingen, dan blijkt dat ook de rationale getallen dezelfde cardinaliteit hebben als de natuurlijke getallen. Het gaat hier om de volgende getallen:
1 / 1 1 / 2 1 / 3 ...
2 / 1 2 / 2 2 / 3 ...
3 / 1 3 / 2 3 / 3 ...
... ... ...
We kunnen ze niet aftellen door met de eerste kolom te beginnen, want dan komen we nooit aan de tweede kolom toe. Het kan echter wel door diagonaal te werken: eerst de breuken waarvan teller en noemer samen 2 zijn, daarna de breuken met som 3 enzovoort. Dit levert"
Natuurlijke getallen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 ...
Breuken 1 / 1 1 / 2 2 / 1 1 / 3 2 / 2 3 / 1 1 / 4 2 / 3 3 / 2 4 / 1 1 / 5 2 / 4 ...
Er zijn dus niet meer breuken van natuurlijke getallen dan natuurlijke getallen, en dus ook niet meer rationale getallen.
En hier is men mij kwijt.Hebben misschien alle oneindige verzamelingen hetzelfde formaat? Dit blijkt niet zo te zijn. En daar komt het diagonaalbewijs om de hoek: Er zijn meer reële getallen tussen 0 en 1 dan er natuurlijke getallen zijn. Dit bewijs gebruikt reductio ad absurdum. We nemen daarom aan dat er een bijectie, dit wil zeggen een 1-op-1 afbeelding van de natuurlijke getallen naar de reële getallen bestaat.
Zo'n afbeelding ziet er bijvoorbeeld zo uit:
1 - 0,23958239052222...
2 - 0,12345678901234...
3 - 0,00000000000120...
4 - 0,50000000000000...
5 - 0,14159265358979...
6 - 0,23562877077729...
enzovoort.
De lijst is in twee richtingen oneindig lang. Nu nemen we van het eerste getal het eerste cijfer achter de komma. Van het tweede getal nemen we het tweede cijfer achter de komma, enzovoort. Deze cijfers zetten we achter elkaar, zodat we een nieuwe getal krijgen, in het voorbeeld: 0,220098.... Elk cijfer in dit getal veranderen we in een willekeurig ander cijfer, bijvoorbeeld door er 1 bij op te tellen (9 wordt dan 0). Het nieuwe getal 0,331109.... dat we nu hebben gemaakt, kan nooit in de lijst staan; immers als je uit de lijst het getal n haalt dan komt het n-de cijfer van dat getal niet meer overeen met het n-de cijfer uit m. Omdat er altijd een nieuwe m gemaakt kan worden, zit er tussen 0 en 1 een overaftelbaar aantal reële getallen.
In de eerste plaats begrijp ik niet waarom bovenstaande diagonaalbewijs valide is.
Maar bovendien snap ik niet waarom niet gewoon dezelfde truuk als in het koppelen van N aan Q wordt gebruikt. Daar werd namelijk gezegd: weet je wat? We nemen gewoon eerst alle breuken waarvan de teller en noemer samen opgeteld 2 zijn, vervolgens die waar ze opgeteld 3 zijn, dan 4, enzovoort.
Waarom kun je, analoog daaraan, niet zeggen: ik neem eerst (van de getallen tussen 0 en 1, want daar gaat het hier even om) eerst alle getallen met 1 cijfer achter de komma (en de rest 0), dan die met 2 cijfers achter de komma (en de rest 0), enzovoort. Dus:
1 .. 0,1000000000000
2 .. 0,2000000000000, enz, tot
9 .. 0,9000000000000 en dan
10 .. 0,0100000000000
11 .. 0,0200000000000,
Probleem is dan wel dat je sommige getallen uit R meer keer tegenkomt, dus misschien maak ik daar een denkfout?
Groet,
René.