De standaardformule voor centrifugaalkracht is:
\(F_m = \frac{mv^2}{r}\)
De naar buiten gerichte kracht F
m (in newton) is dus afhankelijk van de massa m (in kg) van de as, de baansnelheid v (in m/s) in het kwadraat en de afstand van het zwaartepunt tot het rotatiemiddelpunt r (in meters). Voor de baansnelheid moet je de omtreksnelheid van het excentrische zwaartepunt van de as nemen.
Voorbeeldje:
Bij 3000 rpm en 2 mm excentriciteit is de baansnelheid van het zwaartepunt 2pi * 0,002 * 3000/60 = 0,63 m/s. Als de as 10 kg weegt (en overal even excentrisch is) is de kracht F
m dus :
10 kg * 0,39 m
2/s
2 / 0,002 m = 195 kgm/sec
2 = 195 N
Deze kracht wordt bij gelijke excentriciteit gelijkmatig over de hele as verdeeld, en zal dus mogelijk voor een merkbare buiging van de as zorgen. Is dat zo, dan wordt het ingewikkeld want door die buiging nemen v
2en r toe, en daarmee de kracht F, en daarmee v
2en r, et cetera. Of er sprake is van signifikante buiging hangt af van het materiaal, de dikte en de niet ondersteunde lengte van de as.
Hier kan je dat uitrekenen indien nodig. Ik kwam bij een stalen as van 2 cm diameter en 1 meter niet ondersteunde lengte en F=195 N op 1,5 mm doorbuiging, dat is dan niet te verwaarlozen.
Verder kan je ook met resonantie te maken krijgen, dan wordt het echt ingewikkeld.
Het is dus een zeer eenvoudige benadering, die er van uit gaat dat buiging van de as en resonantie niet van belang zijn. Kijk ook even
hier .