Ik doe een onderzoek in een microbiologisch laboratorium en ik volg een protocol van de fabrikant waarbij ik bacterie suspensies moet maken en verdunningen die ik moet uitplaten.
Het begint met 0,5 McFarland suspensie van de bacterie. Dit staat ongeveer gelijk aan 10^8 KVE/ml. Daar maak ik een verdunning van, die 10^6 wordt.
Van die oplossing van 0,5 McF moet ik 100 ul uithalen en suspenderen in 9,9 ml fysiologisch zout. Daaruit haal ik weer 100 ul en suspendeer dit weer in 9,9 ml fysiologisch zout. Hierdoor ontstaat een suspensie van 10^4 KVE/ml. Dan als laatste verdunning haal ik uit de vorige suspensie 250 ul en suspendeer dit in 9,75 ml fysiologisch zout. Dit zou resulteren in een suspensie van 250 KVE/ml.
Nu plaat ik telkens 100 ul van 2 suspensies uit. Buis 2 (10^4 KVE/ml) en buis 3 (250 KVE/ml). Deze suspensie verdeel ik over de plaat d.m.v. een verdeelspatel.
Na incubatie wil ik de kolonies tellen maar telkens heb ik op de plaat met de verdunning uit buis 2 wel veel kolonies (>1000) maar de plaat waar ik buis 3 heb uitgeplaat zitten of 1 of 2 kolonies of helemaal geen kolonies! Ik doe het zelfs in duplo, maar telkens hetzelfde resultaat.
Terwijl volgens het protocol er dus 25 kolonies te tellen moeten zijn omdat ik 100 ul heb opgebracht van 250 KVE/ml.
Het doel is bereikt als er concentraties te tellen zijn van 30-300 KVE/ml. Maar ik zit dus nog zelfs onder deze minimale grens!
Weet iemand hoe dit kan? Ik snap dat het een levendtelling is, dus misschien zijn de bacteriën dood gegaan?
Hoe zou ik het anders aan kunnen pakken?