Kijken in het verleden
- Het is onlogisch te veronderstellen dat een waarnemer zijn eigen verleden kan waarnemen. Waarnemen gebeurt in het heden. De waarnemer kan dus zijn eigen verleden niet zien, of het verleden zou sneller moeten zijn dan het heden, en het heden is instantaan, en de waarneming van het eigen verleden gaat met de lichtsnelheid, onze geschiedenis is dus niet rechtstreeks waarneembaar, en niets gaat sneller vanuit het oogpunt van de waarnemer dan het heden.
- Door de begrenzing van de lichtsnelheid kan de waarnemer echter wel het verleden van andere voorwerpen zien. Hoe verder een waarnemer in de ruimte kijkt, hoe langer de fotonen die de waargenomen voorwerpen (bv. sterren) uitzenden op reis zijn geweest. Bv. een ster die op 1 lichtjaar waargenomen wordt, wordt waargenomen in een toestand en positie, zoals deze een lichtjaar geleden was. De waarneming echter gebeurt in het heden van de waarnemer, als de fotonen de waarnemer bereiken.
- Nu komt het probleem. U kent ze wel, de foto’s van de lichten van auto’s, die ’s nachts gefotografeerd worden met een lange belichtingstijd. Ze vormen een lichtstreep. Hoe langer de belichtingstijd, hoe langer de lichtstreep. We zien dan doorheen een tijdsopname een foto van de ruimte èn de tijdsevolutie op die foto. In het dagelijkse leven zien we deze lichtstreep niet bij een wagen, omdat ons oog (of een fotoapparaat met korte belichting) enkel in het heden waarneemt, dus moment per moment, onze waarneming is (ongeveer) in het heden (ttz. Ong. 25 beelden per seconde).
- Als het echter zo is, dat we in de tijd kunnen kijken, tot miljarden jaren in het verleden, en de evolutie van het heelal kunnen zien, zoals de kosmologie stelt, dan zouden we ook een dergelijke evolutiestreep van licht in ruimte en tijd van de ster moeten kunnen waarnemen. Bv. De ster op een lichtjaar, zouden we als we onze telescoop iets verder in afstand en dus in tijd richtten (bv. een lichtdag in afstand), dan zouden we diezefde ster ook moeten kunnen zien, op een lichtdag en een lichtjaar afstand. Aangezien de kosmologie de afstand en tijd gelijkstelt, als het de observatie betreft, zouden we de evolutie in positie van die ster moeten kunnen volgen in een lange lichtstreep tot aan haar ontstaan. Dit is niet het geval. Hoe komt dat?
Vele groeten,
Cock