Als een vleugelboot start ligt een deel van zijn romp nog onder water; dit noemen we fase (a). Bij het bereiken van een geschikte snelheid wordt dit deel van de romp uit het water getild; dit noemen we fase (b).
In fase (a) is de waterweerstand gegeven door 3mkv, waarbij m de massa is van de boot, v zijn snelheid en k een constante. Verder ondervindt de boot in fase (a) een constante kracht F1 waarmee een maximale eindsnelheid V kan worden bereikt.
In fase (b) is de waterweerstand mkv en zorgt een andere comstante kracht F2 er voor dat de boot zijn maximale eindsnelheid van 2V kan bereiken.
Gevraagd is de geschikte snelheid waarbij de romp uit het water komt maar zo dat er een minimale tijd nodig is om een snelheid V1 te bereiken met 2V > V1 >= V.
Laat bovendien zien dat de minimale tijd om de snelheid V te bereiken gelijk is aan
(1/3k)ln(27/4)
Aanpak:
De DVGL vor fase (a) is: mdv/dt = F1 -3mkv.
Uiteindelijk vinden we voor fase (a): va(t) = V(1-exp(-3kt)).
Analoog voor fase (b) vind ik: vb(t) = 2V(1-exp(-kt)).
Maar dan? Aan de eis voor V1: 2V > V1 >= V, kan ik niet voldoen.
Wie helpt??