Ja maar dat vind ik geen geheel correcte redenering. In dit voorbeeldje mag dat, maar in het algemene geval niet. Bekijk het volgende eens:
\(\frac{(x+2)(x-3)}{(x+2)^2}\)
Teller en noemer worden nul bij x=-2, maar dit wilt niet zeggen dat de limiet voor x->-2 bestaat. Het bestaan van een eindige limiet wanneer de noemer nul wordt, impliceert dat de teller nul moet zijn. De omgekeerde implicatie geldt niet! Het is niet zo omdat noemer en teller nul worden, je limiet bestaat.
Daarom dat je beter teller en noemer ontbindt in factoren zoals ik voorstelde in mijn post.
Je leest maar niet verder want je, je voelt het begin van wanhoop.