Modelopgaven fysica voor toelatingsproef arts-tandarts

[Jan van de Velde]

(Herkomst: onbekend, op dit forum inhoudelijk gecorrigeerd)

15) 2 even grote bollen A en B zijn geleidend en ongeladen. Ze worden tegen elkaar gehouden. Een negatief geladen bol C komt in de buurt van bol B. Het contact tussen de bollen A en B wordt verbroken, en vervolgens wordt bol C weer weggehaald.

Wat is nu de lading van de bollen A en B ?

1. beide bollen zijn ongeladen
2. beide bollen zijn positief geladen
3. bol A is negatief geladen, bol B positief
4. bol A is positief geladen, bol B is negatief geladen.

Verborgen inhoud

Antwoord C.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: Toelatingsexamen juli 2000, hier geredigeerd)

16) Bij kunstmatige voeding gebruikt men een katheter (een kunststof slangetje), die langs de neus in de maag gebracht wordt. De druk aan het uiteinde van de katheter moet echter groter zijn dan de druk in de maag. Wanneer het niveau van de kunstvoeding, met een massadichtheid van 900 kg/m³ zich 70,0 cm boven het uiteinde van de katheter in de maag bevindt, wat is dan de gewichtsdruk aan het uiteinde van de katheter?

1. p= 6,18·10³ Pa
2. p= 1,29·10³ Pa
3. p= 6,30·10² Pa
4. Er ontbreken gegevens om deze vraag te kunnen beantwoorden

Verborgen inhoud

Antwoord A.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: toegangsproef 1997, op dit forum geredigeerd)

17) In een luchtledige ruimte bevinden zich een kathode K en een anode A. Het potentiaalverschil bedraagt 100kV. Potentiaal anode = 0V, Uit verhitte kathode ontsnappen met verwaarloosbare snelheid elektronen die door anode aangetrokken worden, waarbij potentiële energie van de elektronen geleidelijk aan wordt omgezet in kinetische energie.



Wat is de kinetische energie van één elektron wanneer het de anode bereikt?

1. 9,1·10^-26J
2. 5,7·10^-12J
3. 1,60·10^-14J
4. Niet te beantwoorden omdat de afstand tussen K en A niet bekend is.

Verborgen inhoud

Antwoord C.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: toegangsproef 1997, op dit forum geredigeerd)

18) In een open vat met een vloeistof wordt de druk op twee dieptes gemeten. Punt A bevindt zich op 0,200 m van het vloeistofoppervlak, daar is de druk 101 800 Pa. Punt B op bevindt zich 0,400 m van het wateroppervlak, daar wordt een druk van 103 600 Pa gemeten.



De dichtheid van de vloeistof in het vat is dan gelijk aan:

1. 90kg/m³
2. 180kg/m³
3. 900kg/m³
4. 1800kg/m³

Verborgen inhoud

Antwoord C.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: Toelatingsexamen juli 2000, op dit forum geredigeerd)

19) In een dun glazen buisje, dat aan één zijde gesloten is, bevindt zich een hoeveelheid kwik. De lengte van het gedeelte van het buisje dat gevuld is met kwik bedraagt 14,7cm. Het gedeelte waar lucht opgesloten zit heeft een lengte van 60cm wanneer het buisje horizontaal op tafel ligt. De atmosferische druk is gelijk aan 100000 Pa, de massadichtheid van kwik is gelijk aan 13600 kg/m³.

Hoe groot is de lengte l van het stuk waarin lucht opgesloten is wanneer het buisje rechtop geplaatst wordt?

1. 40 cm
2. 50 cm
3. 59 cm
4. 60 cm

Verborgen inhoud

Antwoord B.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: toegangsproef 1997)

20) De druk in een autoband is gelijk aan 2,00.10^5 Pa. de temperatuur van de lucht in de band is dan 27°C.

De auto rijdt gedurende een bepaalde tijd, waardoor de temperatuur van de lucht in de band stijgt tot 77°C. Ook neemt het inwendige volume van de band met 5% toe.

De lucht in de band mag beschouwd worden als een ideaal gas. De druk in de band is bij 77°C gelijk aan:

1. 2,12.10^5 Pa
2. 2,22.10^5 Pa
3. 2,33.10^5 Pa
4. niet te berekenen als het volume van de band niet gegeven is.

Verborgen inhoud

Antwoord B.

Stel een vraag over deze oefening.

[Klintersaas]

(Herkomst: toelatingsexamen juli 1997)

21) Een herdershond moet een kudde schapen, die over haar totale lengte steeds 50 m lang blijft, naar een 800 meter verderop gelegen schuur brengen. Door steeds van de kop van de kudde naar het einde ervan (en omgekeerd) te hollen met een snelheid waarvan de grootte 5 m/s is, slaagt het trouwe dier erin de kudde te verplaatsen met een gemiddelde snelheid van 1 m/s. Indien hij aan de kop van de kudde vertrekt en samen met de eerste dieren in de schuur aankomt, dan is de afstand die de herdershond afgelegd heeft, gelijk aan:

1. 1600 m
2. 3200 m
3. 4000 m
4. 8000 m

Verborgen inhoud

Antwoord C.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: Ingangsexamen Geneeskunde Juli 2009)

22) Tussen twee muren hangt een massa van 10 kg aan twee touwen volgens onderstaande figuur:



Wat is de spankracht in het linker touw?

1. 115 N
2. 86 N
3. 200 N
4. 50 N

Verborgen inhoud

Antwoord A.

Stel een vraag over deze oefening.

[Kravitz]

(Herkomst: toelatingsexamen arts/tandarts augustus 2010)

23) Twee even grote en tegengestelde ladingen +Q en -Q bevinden zich oorspronkelijk op een bepaalde afstand van elkaar, en oefenen op elkaar een kracht uit van 90·10^-6 N.

Wanneer men de afstand tussen de twee vergroot met 60mm, dan verkleint de coulombkracht 9 maal.

Hoe ver stonden de ladingen oorspronkelijk van elkaar ?

1. 15 mm
2. 20 mm
3. 30 mm
4. 40 mm

Verborgen inhoud

Antwoord C.

Stel een vraag over deze oefening.

[Drieske]

(Herkomst: toelatingsexamen juli 2000)

24) Onderstaande figuur stelt de baan voor van een kogel die op het ogenblik t = 0s afgeschoten wordt vanuit de oorsprong. De aangeduide punten geven om de 100 ms de plaats van de kogel aan.



De horizontale snelheidscomponent van de kogel is gelijk aan:

1. 1 ms^-1
2. 10 ms^-1
3. 20 ms^-1
4. 100 ms^-1

Verborgen inhoud

Antwoord B.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: toelatingsexamen juli 2000)

25) Bij het hamerslingeren brengt de atleet de hamer op snelheid door het uitvoeren van een rotatie. Op het ogenblik dat de atleet de staaldraad met hamer lost is de straal van de cirkelbeweging van de hamer gelijk aan 1,30 m. De massa van de kogel bedraagt 7,00 kg.



De snelheid van de kogel op het moment van loslaten is 20,0 m/s. Hoe groot was de kracht van de atleet op de hamer juist voor het loslaten?

1. 1080 N
2. 1654 N
3. 2154 N
4. 2800 N

Verborgen inhoud

Antwoord C.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: toelatingsexamen 2009)

26) Als je een voorwerp laat vallen van 10 m hoogte is de snelheid waarmee het de grond raakt gelijk aan v. Van welke hoogte moet je het laten vallen opdat de eindsnelheid gelijk aan 2v zou zijn?

1. 14,1 m
2. 15 m
3. 20 m
4. 40 m

Verborgen inhoud

Antwoord D.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: toelatingsexamen 2009)

27) Bij een echoscopie worden geluidspulsen de buik ingestuurd en geregistreerd als ze na terugkaatsing weer terugkomen. Wat is de maximale diepte als de tijd tussen twee pulsen maximaal 200µs mag bedragen en de geluidssnelheid in de buikholte gemiddeld 2500 m/s bedraagt?

1. 25 cm
2. 12,5 cm
3. 50 cm
4. 8 cm

Verborgen inhoud

Antwoord A.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: toelatingsexamen 2009)

28) Een grot is door een ondergrondse gang verbonden met een meer, maar niet helemaal volgelopen.

Het waterniveau in de grot is 20,0 m lager dan in het meer. De luchtdruk buiten de grot is normaal. Wat is de luchtdruk in de grot?

1. Niet te berekenen zonder temperatuur en volume van de grot te kennen.
2. 1,20·10⁵ Pa
3. 1,96·10⁵ Pa
4. 2,96·10⁵ Pa

Verborgen inhoud

Antwoord D.

Stel een vraag over deze oefening.

[Jan van de Velde]

(Herkomst: toelatingsexamen 2009)

29) Een babybadje bevat 20 L water met een temperatuur van 45°C. Dit is te warm voor de baby, en dus moeten de zorgzame ouders het op 38°C brengen. Hoeveel liter water van 20°C moet hiertoe worden toegevoegd ? De warmtecapaciteit van het badje mag worden verwaarloosd.

1. 2,25 L
2. 5 L
3. 7,8 L
4. Niet te berekenen omdat de specifieke warmtecapaciteit niet gegeven is.

Verborgen inhoud

Antwoord C.

Stel een vraag over deze oefening.