Bartjes schreef:De idee van een absolute ruimte en tijd waarin de natuurwetten geformuleerd moeten worden, is inderdaad zo klaar als een klontje. Als je vreemd bewegende referentiestelsels gaat bedenken, krijg je daarin schijnbare bewegingen die dan weer door schijnkrachten moeten worden verklaard, etc. Dan wordt het kortom al snel een rommeltje. In de klassieke visie werd dan ook uitgegaan van een absolute ruimte en tijd. En alleen daarvoor zouden de natuurwetten gelden.
Helaas viel deze visie niet vol te houden. ...
Natuurlijk kun je geen absolute ruimte en tijd aannemen. Je kunt enkel het stelstel als referentie nemen waarbij het deeltje beïnvloed werd.
Over de SRT waarin de tijd en afmetingen van een lichaam veranderen bij het naderen van de lichtsnelheid. En waarbij C + C = C wil ik het nu even niet hebben.
kotje kwam eigenlijk met een goed voorbeeld:
Stel je hebt twee geleiders parrallel op een bepaalde afstand van elkaar.
Door elke geleider vloeien gelijke stromen in dezelfde zin.
Door de opgewekte tegengestelde magnetische velden ( ten gevolge van de bewegende elektronen ) tussen de geleiders, trekken deze geleiders elkaar aan met een bepaalde kracht.
Het stelsel waarbij deze elektronen beïnvloed worden bevindt zich ook in mijn stelsel waarbij ik alles waarneem.
Hier kan ik dus uit mijn waarnemingen de natuurkundige wetten toepassen op hetgeen ik waarneem.
Het is in mijn stelsel immers normaal dat een bewegende elektron magnetisme induceert.
Nu bekijk ik het vanuit het standpunt van de bewegende elektronen. ( dus een stelsel die meebeweegt met deze elektronen)
Het lijkt nu voor de elektronen dat ze stilstaan t.o.v. elkaar en dat enkel de atomen in de geleiders bewegen.
Indien twee elektronen naast elkaar stilstaan kunnen ze geen tegengesteld magnetisch veld opbouwen en elkaar aantrekken. ( volgens de wetten van de relativiteit ).
Maar toch trekken ze elkaar aan in het ander stelsel van de waarnemer.
Het lijken dus twee tegenstrijdigheden afhankelijk van hoe je het bekijkt in welk stelsel.
De fout is hier dus dat je iets in een ander frame tracht te berekenen volgens vaststaande wetten, maar dit is niet het frame waar de elektronen beïnvloedt worden door een elektrisch veld.
In analogie met de voetballer en de reiziger in de trein.
In de trein zul je eigenaardige dingen zien die niet kunnen, deze zijn dan enkel een illusie.
Enkel in het stelsel waar de bal beïnvloedt wordt mag je berekeningen maken en conclusies trekken.
Doe eerst wat je kunt. Doe dan wat mogelijk is. Opeens zul je dan het onmogelijke doen.(Thadëus Judas).