Bartjes schreef:Goed! Volgende vraag: Je hebt twee opstellingen, één waarbij de gravitationele meting wordt gedaan en één waarbij dat niet gebeurt, verder zijn ze gelijk. Vind je dan ook verschillende kansverdelingen van de uitkomsten voor de gebruikelijke metingen bij die twee opstellingen?
Indien ja, dan zie ik een probleem in die zin dat de gravitationele interactie van deeltjes met de omgeving in huis-tuin-en-keuken-situaties steeds verwaarloosd wordt zonder dat dat kennelijk tot merkbare fouten leidt...
Bartjes schreef:Goed! Volgende vraag: Je hebt twee opstellingen, één waarbij de gravitationele meting wordt gedaan en één waarbij dat niet gebeurt, verder zijn ze gelijk. Vind je dan ook verschillende kansverdelingen van de uitkomsten voor de gebruikelijke metingen bij die twee opstellingen?
Indien ja, dan zie ik een probleem in die zin dat de gravitationele interactie van deeltjes met de omgeving in huis-tuin-en-keuken-situaties steeds verwaarloosd wordt zonder dat dat kennelijk tot merkbare fouten leidt...
Het probleem is dat het
principieel onmogelijk is om met een gravitationele meting nauwkeurig de locatie van een subatomair deeltje te bepalen. Volgens Einstein is gravitatie geen kracht maar geometrie. Een object (met massa) veroorzaakt een kromming van de 4-dimensionale tijdruimte. Deze tijdruimtelijke kromming heeft tot resultaat dat de banen van objecten zich naar elkaar toe bewegen, alsóf er sprake is van een kracht.
Gravitatie is dus geen kracht die je kan meten. Je kan wél de kromming van de tijdruimte meten.
Nu is het zo dat de tijdruimte zich niet meer continu gedraagt als het om héél kleine tijdsintvervallen gaat en om héél kleine afstanden. Dus op subatomair niveau is de tijdruimte
brokkelig (of zo je wilt schuimachtig). Een gravitatieveld van een subatomair deeltje is om die reden dus ook op onvoorspelbare wijze
brokkelig. Je zal dus prinicipieel nooit de exacte locatie van een subatomair deeltje kunnen bepalen door meting van de tijdruimtelijke kromming die dat deeltje genereert (hoe nauwkeurig de apparatuur ook is die je voor die meting gebruikt).
Kennelijk is het sowieso onmogelijk om met wélke meetmethode dan ook
de exacte locatie van een subatomair deeltje
op een exact tijdstip te bepalen. Verschillende meetmethoden hebben namelijk met hun individuele quantumonzekerheden te maken. Dus als ik een meting via methode A heb gedaan, dan kan ik al weten dat als ik die meting op exact hetzelfde moment volgens methode B of C zou hebben gedaan, dat ik dan tot íets andere resultaten zou zijn gekomen. Die verschillende mogelijke resultaten zullen echter allemaal vallen binnen de statistische waarschijnlijkheidsgrenzen die zijn gedefinieerd in de standaard quantumtheorie.
Kennelijk bestaat er helemaal niet zoiets als een subatomair deeltje dat
een exacte locatie krijgt als er een meting aan wordt verricht. Wat wij een subatomair deeltje noemen is feitelijke een
"iets" dat wij niet kunnen vergelijken met iets in onze macrowereld. Dat "iets" vertoont in sommige experimenten het gedrag van een deeltje, in andere experimenten vertoont het het gedrag van een golf.
In werkelijkheid is het geen beiden! Het is een onderliggende werkelijkheid die deeltjes- en golfgedrag kan vertonen. Zo bestaat er óók een onderliggende werkelijkheid die zich kan manifesteren als massa of als energie.
Als er in werkelijkheid dus helemaal geen subatomaire deeltjes (te vergelijken met heel kleine kogeltjes) bestaan, dan wordt het dus ook volkomen zinloos om te discusieren over de exacte locaties van die niet bestaande kogeltjes op exacte tijdstippen.
De quantummechanica valt buiten het voorstellingsvermogen van het mensenlijke bewustzijn dat aangepast is aan de de macrowereld. Maar wij slagen er niettemin tóch in om de resultaten van de experimenten die met deeltjesversnellers worden gedaan in een wiskundig kader te plaatsen waarmee wij dan vervolgens succesvol voorspellingen kunnen doen m.b.t. de uitkomsten van toekomstige experimenten. Dat wij die voorspellingen kunnen doen betekent echter volstrekt niet dat we ook maar íets écht begrijpen van die quantummechanica! Op basis van die wiskundige kaders slagen we er echter weer wél in om nieuwe technologieën te ontwikkelen, bijvoorbeeld op comtergebied.