Nog even mijn eigen bevindingen tonen om de relativiteitstheorie te verduidelijken en simpel voor te stellen (hopende dat ik goed zit, zie mijn samenvatting eerder in het onderwerp "Object met snelheid groter dan lichtsnelheid ?") : (en zie tekening in bijlage)
A:
sinds de oerknal is dankzij de constante lichtsnelheid universele tijd en afstand vast te leggen, zonder dat gegeven zou dat onmogelijk zijn (stel voor dat er sinds de oerknal een continue lichtstraal de ruimte is ingegaan zodat het begin van de lichtstraal tijd 0 voorstelt, de buitenste grenzen van onze (sub)ruimte, in het punt van de oerknal is de huidige tijd aangegeven. Op deze manier kun je gevoel krijgen over het begrip tijd (gewoon een eenheid om momenten vast te leggen). De aarde en alle andere werelden hebben eenheden die hiermee in verhouding staan.
B:
neem 2 punten p1 en p2 in het heelal in de buurt van het punt van de oerknal en beschouw dat als het referentiestelsel in stilstand en stuur een lichtstraal van p1 naar p2 om het tijdsverschil te bepalen, pas als de lichtstraal in p2 aankomt kun je de meting voltooien (niet eerder), dus afstand of tijd
C:
neem een balk van dezelfde lengte en beschouw de uiteinden als de twee punten en stuur deze de ruimte in met een snelheid v (ons referentiestelsel in beweging). Stuur weer een lichtstraal evenwijdig aan de balk naar het punt p2, pas als deze aankomt is de meting te voltooien. Omdat punt p2 in beweging is komt deze naar de lichtstraal toe m.a.w. de
tijd en afstand zullen korter zijn dan in stilstand. Hier lijkt dus een vertraging van tijd te zijn, maar is te wijten aan de beweging. Nog even dit, of je nu met een meetlat de afstand opmeet of via de lichtsnelheid, moet hetzelfde resultaat opleveren.
D:
het tijdverschil dus vergeleken met in stilstand. Dankzij Einstein is dit tijdverschil te berekenen zodat de gegevens van het bewegende referentiestelsel omgerekend kunnen worden naar stilstand.
E:
zoals Einstein zegt, overal wordt dezelfde lichtsnelheid gemeten, of men nu in stilstand is of in beweging. Licht heeft geen massa en is dus niet onderhevig aan mechanische wetten (kan bijv. geen extra snelheid krijgen door een beginsnelheid mee te geven bijv. een lamp met snelheid v). Zoals te zien is, is de relativitietstheorie nu makkelijker voor te stellen, uit dit eenvoudig gegeven volgt nu met simpele berekeningen dankzij ook andere natuurkundigen dat de lichtsnelheid de hoogst mogelijke snelheid is en bijv. dat e=mc2 etc. De deeltesversneller heeft dit eigenlijk het best bewezen, als de deeltjes bijna de lichtsnelheid hebben en je stopt er bijv. 10x de energie bij, dan nog blijft de snelheid
onder de lichtsnelheid.