Wat er in de artikels van New Scientist en het kopieerdersgilde vermeld wordt vind ik minder relevant, daar zitten immers journalisten tussen die wat sappigs moeten schrijven. Het paper van Bradley Schaefer (bijlage) rept met geen woord over kunstmatige structuren.
Echt overtuigend vind ik zijn paper (dat op een pre-publicatiesite is gezet en nog niet peer-reviewed is) niet.
De gedigitaliseerde (DASCH) platen van Harvard waren al eerder onderzocht door het team van Boyajian, en daar werd niets bijzonders bij gevonden.
Schaefer neemt de oorspronkelijke 1581 beeldplaten van het gebied, verwerpt er een paar honderd vanwege mij niet geheel duidelijke kwaliteitseisen, en houdt er 1232 over. Vervolgens gaat hij op bezoek bij Harvard en bestudeert met het oog (een getraind oog volgens eigen verklaring) een selectie van 131 platen. Hij stelt dat het oog 1 tot 3 keer nauwkeuriger is in het beoordelen van de magnitude van een ster dan de DASCH digitalisering.
De eenvoudige plot van die 1232 DASCH helderheidsmetingen toont te veel variatie om bruikbaar te zijn, en dus groepeert hij de waarnemingen in bundels van 5 jaar en berekent een gemiddelde helderheid van de WTF ster over die blokken. Daarnaast meet hij volgens dezelfde methode de helderheid van twee referentiesterren op. De resultaten plaatst hij in onderstaande grafiek:
- Dasch WTF 1141 keer bekeken
Helderheidsplot KIC8462852 (blauw) en twee referentiesterren (grijs) volgens Schaefer.
Inderdaad lijkt hier sprake van een helderheidsafname van KIC8462852 met pakweg 0,19 magnitude (dat is ongeveer 18%) in 100 jaar, maar ook de referentiester die weergegeven is met de driehoekjes varieert op deze oude platen met 0,12 magnitude (volgens Schaeffer is de gemiddelde variatie per fotografische plaat ook 0,12 magnitude). Opvallend is, dat ook deze referentiester op de laatste vier metingen na een min of meer vergelijkbaar patroon geeft (hoog-laag-hoger-geleidelijk dalend).
Verder stelt hij dat zijn eigen metingen aan de 131 platen een daling van de helderheid met 0.3 magnitude aan het licht brengen, maar geeft de data niet. De gehanteerde 1σ onzekerheid is naar mijn idee wat ondermaats, en de tabel in het paper geeft voor een deel andere waarden aan dan in de grafiek weergegeven zijn.
Hij stelt dat hij 5 referentiesterren heeft gemeten volgens dezelfde methode, maar publiceert om niet geheel duidelijke redenen de data van slechts twee sterren. Verder is het mij niet duidelijk of hij de helderheidsmetingen van KIC8462852 en die 5 referentiesterren van exact dezelfde platen heeft betrokken. Dat is jammer, want met de data van meer referentiesterren waren er wellicht conclusies te trekken over de betrouwbaarheid van de metingen en de variatie tussen de platen over een kleine honderd jaar. Jammer dat hij de oorspronkelijke ruwe data niet verder analyseert, er hadden ook hier mogelijk trends uit kunnen komen die een beeld gaven van de variatie en kwaliteit van de opnamen en platen door de jaren heen.
Vervolgens trekt hij (Ockhams Razor) de conclusie dat zowel de plotselinge helderheidsvariatie die in de Kepler data gevonden zijn, en de door hem gevonden traag dalende trend een en dezelfde oorzaak moeten hebben. Daar is mogelijk wel wat op af te dingen. Bijvoorbeeld zou een (ongelijkmatige) veroudering van de platen een dergelijke trend kunnen opleveren.
Hierna slaat hij aan het schatten en komt op een onmogelijke hoeveelheid kometen die als een en hetzelfde event verantwoordelijk zou moeten zijn voor zowel de door hem gevonden trage afname van de helderheid van de ster als de 'Kepler events'.
Uit bijgesloten paper:
KIC8462852 displays two types of unique dimming episodes (the dips from Kepler and the fading from Harvard) and these must be causally related and coming from the same mechanism. That is, Ockhams Razor tells us that it is very unlikely that one star will suffer two different mechanisms that are unique to that star and that both are only manifest in dimming the starlight by up to 20%. The timescales differ greatly, from a day for the Kepler dips up to a century for the Harvard light curve fading. However, dimming events with intermediate time scales are also seen (e.g.,the1900-1909 decade and the last hundred days of the Kepler lightcurve), so apparently there is a continuum of time scales available for the one dimming mechanism. So if the day-long dips are caused by circumstellar dust occultations, then the century-long fading must also be caused by circumstellar dust occultations.
Als de glasplaten, de opnamen en de metingen perfect zouden zijn, zouden de twee referentiesterren een horizontale lijn moeten laten zien. Hier een grafiekje dat ik op basis van de tabel in het paper gemaakt heb. Het toont de helderheidsvariaties van beide referentiesterren vergeleken met die van de WTF ster.
- WTF-ref 1140 keer bekeken
Bron: m.u., data Schaefer.
Hoewel ook hier de wtf ster natuurlijk een ruwweg toenemende magnitude laat zien, is de helderheidsvariatie van beide referentiesterren fors, en die variatie moet aan onvolkomen metingen worden toegeschreven. Als we de grafiek bekijken zonder de laatste 4 metingen, dan is er geen duidelijke sprake van een trendverschil tussen de helderheid van de wtf ster en de referentiesterren, beide lijken oplopend. De forse variatie in de helderheid van de referentiesterren geeft mij de indruk dat de gemelde variatie van de wtf ster met een korrel zout genomen mag worden.
De oorzaken van de helderheidsvariatie zijn meervoudig; lokale atmosferische verschillen tijdens de opnamen, ongelijkmatigheden in de gevoeligheid van de fotografische emulsie op de platen, verschil in geregistreerde golflengten, meetonnauwkeurigheid en kalibratieafwijkingen bij het bepalen van de magnitude, veroudering van de platen en inderdaad een mogelijke toename van de magnitude van de wtf ster. Maar dit laatste zie ik dus niet overtuigend terug.
Hoe dan ook, een gigantische wolk kometen werd al onwaarschijnlijk gevonden, en die hypothese is er met deze meting in ieder geval niet sterker op geworden. Maar ook de meest geventileerde speculatie (van anderen dan Schaefer) dat er een geavanceerde beschaving aan het werk is wordt er, in weerwil van het gekwaak op internet, met deze meting geen spat waarschijnlijker op.
Paper van Schaefer: